In dit artikel analyseert Gareth H. Jenkins voor The Turkey Analyst wat er allemaal in de grondwetswijzigingen staat die Turks president Erdoğan met de hulp van de extreemrechtse Partij van de Nationalistische Beweging (MHP) ondertussen door het parlement heeft weten jagen. Het artikel dateert van begin december, een maand voor de goedkeuring door het Turkse parlement, maar het is een absolute aanrader voor wie wil weten wat er in Turkije precies op het spel staat. De voorgestelde grondwetswijzigingen zullen normaliter op 16 april in een referendum aan de bevolking van Turkije voorgelegd worden…

Het pakket voorgestelde amendementen op de Turkse grondwet, die aangekondigd werden op 10 december 2016, voorzien in de stapsgewijze concentratie van steeds meer macht in de handen van president Recep Tayyip Erdoğan, met de invoering van een volledig presidentieel systeem in november 2019 als einddoel. Recente gebeurtenissen tonen echter aan dat hoe meer macht Erdoğan heeft, hoe slechter de situatie in Turkije wordt.

ACHTERGROND

Op 10 december 2016 kondigden de regerende Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling (AKP) en de oppositiepartij Partij van de Nationalistische Beweging (MHP) een pakket aan van 21 voorstellen voor amendementen op de Turkse grondwet. De mededeling volgde na twee maanden van geheime onderhandelingen tussen het leiderschap van de beide partijen en de adviseurs van Erdoğan. Toen premier Binali Yıldırım (AKP) en MHP-voorzitter Devlet Bahçeli op 1 december een gezamenlijke persconferentie hielden om hun overeenkomst bekend te maken, verklaarde Yıldırım tot tweemaal toe ­­- zonder verder in detail te willen treden – dat de belangrijkste grondwetswijziging eruit zou bestaan dat het huidige verbod wordt opgeheven voor de president om lid te zijn van een politieke partij. Toen de details bekend raakten, bleek echter dat Yıldırım allerminst oprecht was geweest. De voorgestelde grondwetswijzigingen gaan immers veel verder dan de toelating voor een Turkse president om lid te zijn van een politieke partij, ze voorzien in de volledige vervanging van het Turkse parlementaire systeem door een systeem waarin alle macht officieel in de handen van Erdoğan geconcentreerd wordt – hoewel de transitie naar een systeem dat in de praktijk neerkomt op een de jure autocratie pas voltooid zou worden in november 2019. Op die datum voorziet het pakket in gelijktijdige presidents- en parlementsverkiezingen, waarna Erdoğan in principe nog twee opeenvolgende termijnen van vijf jaar aan de macht zou kunnen blijven (tot 2029).

De voorgestelde grondwetswijzigingen houden in dat de post van premier wordt afgeschaft en dat de president officieel het hoofd wordt van de uitvoerende macht. De president zal de ministers aanduiden van de regering en hij kan ook zelf één of meerdere vicepresidenten aanstellen. De ministers en de vicepresidenten mogen zowel van binnen als van buiten het parlement afkomstig zijn. Als ze gekozen worden uit de parlementsleden, dan moeten ze hun zetel in het parlement opgeven. De vrijgekomen zetels zullen dan geschonken worden aan kandidaten uit dezelfde partij en hetzelfde kiesdistrict als de gekozen minister of vicepresident. Daarom moeten politieke partijen tijdens parlementsverkiezingen meer kandidaten naar voren schuiven, in volgorde van voorkeur, dan dat er zetels voorhanden zijn voor de kiesdistricten in kwestie. De hoogstgeplaatste niet verkozen kandidaten uit een partij dienen dan op te treden als “plaatsvervangend parlementslid” wanneer parlementsleden uit hun partij aangeduid worden als ministers of vicepresidenten.

Daarnaast stelt het hervormingspakket voor om het aantal parlementsleden te verhogen van 550 naar 600 en om de leeftijd te verlagen waarop kandidaten parlementslid kunnen worden van 25 naar 18 jaar.

Het parlement dient nog steeds beschouwd te worden als de wetgevende macht. Parlementsleden zullen nog steeds nieuwe wetten kunnen voorstellen, bediscussiëren en stemmen, die vervolgens doorgestuurd zullen worden naar de president om finaal goedgekeurd te worden. Maar, als de president dat wil kan hij of zij het parlement volledig omzeilen door eigenhandig decreten uit te vaardigen die kracht van wet hebben. En dat is precies de manier waarop Erdoğan het land aan het besturen is sinds het uitroepen van de noodtoestand op 21 juli 2016.

Daarbij komt nog dat de geplande grondwetswijzigingen de president de volledige controle zullen geven over het veiligheidsbeleid en de beslissingsmacht over het inzetten van het leger, hoewel het recht om de oorlog te verklaren een bevoegdheid blijft van het parlement. De president zal ook verantwoordelijk worden voor het opstellen van het jaarlijkse staatsbudget en dit ter goedkeuring voorleggen aan het parlement.

Andere geplande grondwetswijzigingen zijn het afschaffen van het systeem van militaire rechtbanken (behalve dan voor disciplinaire overtredingen), een verlaging van het aantal leden van het Grondwettelijk Hof van 17 naar 15 én de herstructurering van de Hoge Raad van Rechters en Openbare Aanklagers (HSYK) die alle benoemingen en promoties binnen het gerechtelijke systeem superviseert. De geherstructureerde HSYK zal bestaan uit 12 leden in plaats van de huidige 22 leden. De helft van de leden zullen gekozen worden door de president en de andere helft door het parlement. De president zal zelf persoonlijk verantwoordelijk worden voor het aanstellen en ontslaan van personeel voor alle andere topposities in het staatsapparaat. In tegenstelling tot de meer geleidelijke overdracht van de uitvoerende macht, zullen de hervormingen van het juridische systeem onmiddellijk in voege treden zodra de grondwetswijzigingen worden goedgekeurd.

Het pakket voorziet in een ingewikkelde procedure om de president te kunnen afzetten, een moeizaam proces in drie fasen dat uiteindelijk de steun vereist van 400 van de 600 parlementsleden (uit het uitgebreide parlement).

Het grondwettelijk comité van het Turkse parlement zal waarschijnlijk later deze maand (december 2016, nvdr.) het debat over de voorgestelde amendementen beginnen, een proces dat normaal twee weken in beslag neemt. Er circuleren echter speculaties dat de regering mogelijks de voorstelling van het pakket grondwetswijziging aan het voltallige parlement zal proberen uitstellen tot na het einde van de noodtoestand, die momenteel voorzien is om te af te lopen op 19 januari 2017 –  omdat het doorvoeren van een dergelijke ingrijpende verandering van het politieke systeem in een periode waarin rechten en vrijheden officieel ingeperkt zijn haar democratische legitimiteit zou schaden. Op 1 december 2016 verzekerde premier Yıldırım tijdens een bijeenkomst van zakenmensen publiekelijk dat de noodtoestand niet opnieuw verlengd zou worden. Yıldırıms verklaring diezelfde dag over de inhoud van het grondwetspakket deed echter vragen rijzen over zijn betrouwbaarheid. (De noodtoestand werd begin januari opnieuw voor drie maanden verlengd tot 19 april 2017, ndr.) Het is eveneens nog zeer de vraag of Erdoğan bereid zal zijn de draconische machten die hem toegekend zijn onder de noodtoestand terug opnieuw op te geven.

Volgens de Turkse wet hebben grondwetswijzigingen de steun nodig van 367 van de 550 parlementsleden alvorens ze automatisch goedgekeurd kunnen worden. Wanneer 330 of meer parlementsleden voor stemmen, dan kan de president beslissen om de grondwetswijzigingen 60 dagen later in een referendum voor te leggen aan de bevolking, wat in dit geval maart of april 2017 zou worden.

IMPLICATIES

De AKP beschikt momenteel over 316 stemgerechtigde parlementsleden. De MHP heeft er 39. Er wordt verwacht dat de MHP verdeeld zal reageren. Van verschillende AKP-parlementsleden is bekend dat ze in stilte tegen een presidentieel systeem zijn. Maar of ze al dan niet tegen het pakket zullen stemmen hangt af van of de stemming geheim zal zijn of niet. (Er is tijdens de stemming een rel ontstaan in het parlement omdat AKP-parlementsleden hun ja-stem publiekelijk kenbaar maakten, wat extra druk zette op de andere AKP-parlementsleden om voor het pakket te stemmen, nvdr.) Alhoewel algemeen verwacht wordt dat Erdoğan de benodigde 330 stemmen zal binnenhalen, kan het resultaat nog nipt zijn. (Het Turkse parlement keurde de grondwetswijzigingen in januari goed. Het referendum staat gepland voor 16 april, drie dagen voor het voorziene einde van de noodtoestand, die echter in principe nog vele malen verlengd kan worden, nvdr.)

Opiniepeilingen suggereren dat, hoewel de steun toegenomen is sinds de mislukte staatsgreep van 15 juli, de bevolking ongeveer gelijk verdeeld is tussen voor- en tegenstanders van een presidentieel system. Als in een referendum beslist zou worden over het pakket grondwetswijzigingen, dan kan Erdoğan het zich niet permitteren te verliezen. Bijgevolg valt het te verwachten dat hij alle macht waarover hij beschikt zal inzetten – inclusief zijn controle over de Turkse media – om zowel de regimewijziging erdoor te drukken als om campagnes van politieke tegenstanders te verhinderen. Er bestaat ook ongerustheid over mogelijke verkiezingsfraude tijdens het tellen van de stemmen, vergelijkbaar met wat in sommige districten gebeurd lijkt te zijn tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 30 maart 2014.

Voorstanders van de grondwetswijzigingen stellen dat het voorgestelde presidentiële systeem niet minder democratisch is dan de presidentiële systemen in landen zoals Frankrijk en de VS. Dat klopt niet. Met uitzondering van de theoretische mogelijkheid om de president af te zetten, voorziet het pakket geen enkel systeem van ‘checks and balances’ (het democratische principe van de scheiding der machten, waarbij uitvoerende, wettelijke en rechtelijke macht – al dan niet aangevuld met de pers als vierde macht – elkaar controleren en zo in evenwicht houden, nvdr.). Hoewel moeilijk gesteld kan worden dat deze ooit volledig bestaan hebben in Turkije, zijn alle laatste overblijfsels van een onafhankelijke rechtelijke macht en de vrijheid van meningsuiting de afgelopen maanden van de kaart geveegd. Turkse critici van Erdoğan die nog niet opgesloten zijn in de gevangenis, worden voortdurend bedreigd met arrestatie; buitenlanders riskeren het land uitgezet te worden. Censuur en zelfcensuur betekenen dat Erdoğan en de AKP ondertussen bijna de volledige controle hebben over de stroom van informatie naar het brede publiek – en het is die informatie waarop kiezers zich baseren wanneer ze hun keuze maken tijdens verkiezingen en referenda. In een dergelijke context zijn vragen zoals of het nu een president is of een premier die aan het hoofd staat van de uitvoerende macht, nagenoeg irrelevant voor de vraag of Turkije beschouwd mag worden als een functionerende democratie.

Daarbij komt nog de vraag of het voorgestelde nieuwe regime haar beloftes wel zou kunnen  waarmaken. Eén bedenking is de continuïteit. Verbazingwekkend genoeg slagen de aanhangers van Erdoğan, die nochtans graag zijn uniekheid bezingen, er maar niet in uit te leggen wat er later zal gebeuren met een systeem dat speciaal voor hem persoonlijk gemaakt is. Zijn voortdurende gezondheid is verre van verzekerd en er is geen haalbare opvolger voorhanden. Hoewel zowel Erdoğans zoon Bilal als zijn schoonzoon Berat Albayrak vaak geprezen zijn als zijn potentiële erfgenamen, beschikt geen van beiden over de benodigde kwaliteiten – niet in het minste, al zijn andere tekortkomingen daar gelaten, Erdoğans ongeziene vermogen om een gevoelige snaar te raken bij de Turkse massa’s.

Er blijft ook nog de vraag of Erdoğan het kan waarmaken, of het nu onder het huidige politieke systeem is – dat in theorie een parlementaire democratie is, maar dat in de praktijk nu al neerkomt op een presidentieel systeem – of onder het nieuw presidentieel systeem als dat in november 2019 formeel ingevoerd zou worden. Eén van de bezorgdheden is competentie. De afgelopen jaren werd het Turkse beleid steeds vaker gesmeed naar de persoonlijke wensen en grillen van Erdoğan. Vooral sinds de Gezi Park-protesten Turkije in de zomer van 2013 op haar grondvesten deden daveren, vertoont Erdoğan de neiging om alle  tegenslagen, mislukkingen en misrekeningen toe te schrijven aan westerse samenzweringen die de bedoeling hebben de anders onstuitbare regionale en mondiale superioriteit van Turkije onder zijn heerschappij tegen te werken. En hij vertoont de neiging om te claimen dat de moslims van de wereld, vooral in het Midden-Oosten, naar Turkije kijken voor leiderschap. Niets daarvan is waar. Maar dat weerhoudt Erdoğan er niet van hierin te geloven. Sterker nog, hoe meer bewijzen er opduiken die aantonen dat hij ongelijk heeft, des te meer hij ervan overtuigd lijkt te zijn dat hij gelijk heeft. Meer zelfs, hoe langer Erdoğan aan de macht blijft, hoe groter zijn neiging om persoonlijke loyaliteit te verkiezen boven capaciteit, met als gevolg dat de topfunctionarissen en adviseurs waarmee hij zich omringt niet meer doen dan zijn visie napraten, eerder dan bij te dragen door hun expertise of een genuanceerd begrip van de wereld. Momenteel zijn er weinig redenen om te hopen dat dit zal veranderen als Turkije overgaat naar een presidentieel systeem in 2019. Het lijkt er eerder op dat de zaken erger zullen worden.

CONCLUSIES

Toen de Gezi Park-protesten uitbraken in 2013, heerste er een gevoel dat Turkije getuige was van het einde van het Erdoğan-tijdperk – en dat er een langdurige uiterst turbulente periode aankwam. Noch de recente gebeurtenissen, noch de aankondiging van de voorgestelde grondwetswijzigingen hebben dat gevoel veranderd. Hoe meer macht er geconcentreerd werd in de handen van Erdoğan, hoe meer de situatie in Turkije verslechterde, zowel op sociaal, politiek en economisch vlak, als op het vlak van de veiligheid. Het meest gevaarlijke nog is dat de samenzweringstheorieën van Erdoğan steeds vaker binnenlandse politieke opposanten en critici van zijn beleid afschilderen als huurlingen van buitenlandse machten die er wanhopig op uit zijn om hem te ondermijnen. Deze complottheorieën dienen een doel voor zover ze de aanhangers van Erdoğan afleiden van de echte oorzaken voor de toenemende problemen in het land – maar ze werken polariserend en rijten de Turkse samenleving in stukken. Toch kan men zich moeilijk inbeelden dat Erdoğan dergelijke theorieën zou laten varen. Het valt zelfs perfect te argumenteren dat zijn politieke overleving afhangt van het inbedden van een gevoel van permanente bedreiging onder zijn aanhangers. De angst bestaat eruit dat de kosten  – sociaal, politiek, economisch en in bloedvergieten – de volgende maanden en jaren alleen maar zullen stijgen. In deze context is er dan ook een veel dringendere vraag dan of Turkije in 2019 van politiek regime zal wisselen, namelijk wat er Turkije in de nabije toekomst nog allemaal te wachten staat.

Gareth H. Jenkins werkt vanuit Istanbul als politiek analist voor The Central Asia-Caucasus Institute & Silk Road Studies Program Joint Center. Dit artikel verscheen op 14 december 2016 in The Turkey Analyst. Vertaling door Kristel Cuvelier, stafmedewerker Koerdisch Instituut vzw.

F
E
E
D

B
A
C
K