Het links-libertaire experiment van Rojava door oorlog op de proef gesteld

Door Mireille Court en Chris Den Hond

Als speerpunten in de strijd om Raqqa tegen IS proberen de Koerden uit het noorden van Syrië een origineel politiek project op te bouwen in het Midden-Oosten. Maar hun “democratisch confederalisme” is gebouwd op een terrein vol ruïnes, in een context van etnisch-religieuze schermutselingen en bondgenootschappen met grote mogendheden die hun toekomst hypothekeren.

Twee kunstenaars verven de ster die het plafond zal vormen van het parlement voor de New World Summit in Derik in de Democratische Federatie van Noord-Syrië (Rojava). Foto: Jonas Staal – newworldsummit.org, 2015

Hoewel het nacht is, ligt de hitte nog als een verstikkende deken over de stad Qamishlo. We vertrekken snel uit de kleine luchthaven die nog onder controle staat van enkele tientallen politieagenten en soldaten van Bashar al-Assad, en betreden onmiddellijk het grondgebied van de Democratische Federatie van Noord-Syrië, dat vaak Rojava (‘westen’ in het Koerdisch) genoemd wordt. Langs de Turkse grens, tussen de Eufraat en Irak, wonen minstens twee miljoen mensen (waarvan 60% Koerden) in een gebied dat gewapenderhand heroverd werd op de jihadisten van IS. Sinds 2014 nemen deze Syriërs deel aan een politiek experiment dat geïnspireerd werd door Abdullah Öcalan, de leider van de Arbeiderspartij van Koerdistan (PKK) die sinds 1999 in Turkije opgesloten zit. De PKK heeft haar vroegere marxistisch-leninistische koers afgezworen en met haar Syrische bondgenoot de Democratische Unie Partij (PYD) beroept ze zich sinds 2000 op het libertarisch communalisme van de Amerikaanse ecoloog Murray Bookchin (1921-2006)[i]. Hun belangrijkste tekst, het Sociaal Contract van de Democratische Federatie van Noord-Syrië[ii], werd in 2014 goedgekeurd.  De tekst verwerpt het nationalisme en pleit voor een egalitaire en gelijkwaardige samenleving die de rechten van minderheden respecteert.

Rojava is de facto autonoom. Met uitzondering van een kleine enclave in al-Hasakah en de luchthaven van Qamishlo, die nog onder het gezag van Damascus staan, wordt de regio gecontroleerd door de Syrische Democratische Strijdkrachten (SDF). Daarin zijn zowel de Koerdische strijders (m/v) van de Volksbeschermingseenheden (YPG in het Koerdisch) en de Vrouwelijke Beschermingseenheden (YPJ) opgenomen, als contingenten soennitische Arabieren, Yezidis en christenen.

Reusachtige vlaggen van de YPG wapperen boven de talrijke wegversperringen in Qamishlo, waar de politie van de autonome regering minutieus de voertuigen inspecteert. Mogelijke zelfmoordaanslagen van jihadisten vormen een constante bedreiging. Iedereen herinnert zich de aanslag nog van 27 juli 2016 waarbij 44 doden en 140 gewonden vielen. Lichtjes zijn hier amper te bespeuren en de duisternis in de straten staat in schril contrast met de verlichting van Nusaybin en Mardin, twee steden aan de andere kant van de Turkse grens. In een regio die barst van de natuurlijke hulpbronnen toont de kwestie van de energiebevoorrading de uitdagingen aan voor de nieuwe machthebbers. Op de weg naar Irak, meer bepaald in Rumeilan, op zo’n 100 kilometer van Qamishlo, vormen zich lange wachtrijen voor de benzinestations. Vóór het begin van de oorlog in 2011, produceerde deze regio 380 000 vaten ruwe olie per dag, een derde van de volledige productie van Syrië. Door de gevechten is de productie met 70% gedaald en is er een nijpend tekort aan benzine. Het gebrek aan raffinaderijen verplicht de autonome regering om een groot deel van de ruwe olie aan de Syrische regering te verkopen. Benzine legt dan de omgekeerde weg af, maar wordt wel tegen een hoge prijs geleverd: 80 eurocent per liter.

 

De macht herverdelen tussen de regio’s

Veel kleine, lokale en artisanale raffinaderijen verkopen wel benzine voor 20 eurocent per liter, maar hun impact op het milieu begint zorgwekkend te worden. De dampen verduisteren het landschap; huidziekten en ademhalingsproblemen komen meer en meer voor. ‘We zien momenteel geen andere oplossing’, geeft mevrouw Samer Hussein toe, assistent-directeur van de Energiecommissie die gevestigd is in Rumeilan. ‘Zodra we kunnen, bouwen we moderne raffinaderijen en maken we de regio terug schoon. En we zullen natuurlijk al die arbeiders in de nieuwe raffinaderijen tewerkstellen. 

In andere delen van Rojava, zoals in Manbij, heeft het verbod op artisanale raffinaderijen kwaad bloed gezet bij de bevolking. Hun elektriciteitstoevoer werd ook al gerantsoeneerd, al produceren de drie grootste stuwdammen op de Eufraat opnieuw energie. Volgens de internationale akkoorden moet Turkije, dat de rivier stroomopwaarts controleert, 600 kubieke meter water per seconde laten doorstromen. ‘Toen de stuwdammen onder controle van IS waren, liet Turkije meer water door, verklaart Ziad Rustem, ingenieur en assistent-directeur van de Energiecommissie van het kanton Cizîrê (Jezira). ‘Maar toen de Syrische Democratische Strijdkrachten de dammen heroverden, begonnen ze het watervolume te verminderen. Vandaag ligt het debiet lager dan 200 kubieke meter per seconde. 

Sherwan Youssef, journalist voor de Koerdische zender Ronahi TV in Qamishlo, getuigt over het heersende ongenoegen: ‘Een paar honderd personen hebben betoogd in Qamishlo. Ze veroordelen de autonome regering wel, maar Turkije niet. Toch vind ik de betoging gerechtvaardigd. De oorlog mag niet altijd een excuus zijn voor het gebrek aan dienstverlening. Hoewel het belang van milieubescherming nadrukkelijk aanwezig is in het Sociaal Contract, benadrukken andere personen de context die de bouw van raffinaderijen, de modernisering van stuwdammen en de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen in de weg staat: Turkije handhaaft een blokkade van de regio, net als hun bondgenoten van de Democratische Partij van Koerdistan (KDP), die het noorden van Irak controleren en die niet gelukkig zijn met de successen van de PKK en de PYD[iii].

De dringende noden en de gevechten hebben niet verhinderd dat het institutioneel project van het democratisch confederalisme, gebaseerd op het principe van lokaal zelfbestuur, zijn ingang vond. De gemeenschappen werden in drie kantons gegroepeerd – Cizîrê, Kobanê en Afrin – die elk beschikken over een wetgevende vergadering en een regionale regering. Een democratische Syrische Raad moet op termijn de drie kantons overkoepelen, al stemmen ze hun politiek nu al op elkaar af. De eerste verkiezingen vonden plaats in maart 2015, en de volgende rondes vinden eind 2017 plaats. De wetgevende vergaderingen zouden begin 2018 verkozen moeten worden.

De voorbije verkiezingen werden geboycot door de Syrische Koerden die banden hebben met de KDP, zoals mevrouw Narin Matini, lid van het partijbestuur van de Koerdische Toekomstbeweging en van de Koerdische Nationale Raad (KNC/ENKS). Deze wordt geleid door Masoud Barzani, tevens (uittredend, nvdr.) president van de Koerdische Autonome Regio van Irak. Ze verwelkomt de journalisten in haar huis in de volkswijk van Qamishlo: ‘Ons project is een Koerdisch nationaal project, een onafhankelijk Koerdistan’, zegt ze. ‘Wij steunen het project niet voor een Democratische Federatie van Noord-Syrië. De autoriteiten hebben onze lokalen gesloten en hebben onze bestuurders eerst aangehouden en dan weer vrijgelaten. De autonome regering zegt dat we ons moeten inschrijven om de toelating te krijgen om ons werk te doen, maar dat zou betekenen dat we hen steunen. 

De wetgevende vergadering van Cizîrê zetelt in Amûdê, op een twintigtal kilometer van Qamishlo. Het gebouw dat hen onderdak biedt, is goed beschermd. Je kan er alleen te voet binnen na een fouillering en een identiteitscontrole. De vergadering telt 101 leden, waarvan de helft vrouwen, en verenigt de vertegenwoordigers van de politieke partijen die het Sociaal Contract ondertekend hebben. Er werden ook vertegenwoordigers van organisaties uit het sociale middenveld betrokken, die telkens twee leden sturen – verplicht een man en een vrouw. Ze worden voorgesteld door hun gemeenschap of organisatie, en moeten goedgekeurd worden door de wetgevende vergadering. Een tiental Koerdische en Arabische politieke organisaties hebben ook de toelating en de middelen gekregen om hun werk uit te voeren zonder te moeten zetelen.

De oprichting van een Koerdische natiestaat maakt geen deel uit van de doelstellingen van Öcalan, die zijn beweging anti-nationalistisch noemt. Hij wil ‘het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren verwezenlijken door bij te dragen aan de vooruitgang van de democratie in alle delen van Koerdistan, zonder de bestaande politieke grenzen ter discussie te stellen, schrijft hij vanuit zijn cel[iv].  Wij willen niet afgesneden worden van de andere Syrische gebieden‘, verduidelijkt Siham Queryo, covoorzitster van het Comité voor Buitenlandse Zaken van de autonome regering van het kanton Cizîrê. ‘De Koerden, de Arabieren en de Syriërs uit de regio kwamen in 2013 overeen om een autonome regering te vormen. Als lid van de christelijke gemeenschap, die voornamelijk bestaat uit Syriërs, Assyriërs en Chaldeeërs, verwijst ze naar de passage waarin staat dat de godsdienstvrijheid gegarandeerd wordt en dat er geen staatsreligie zal zijn.

Volgens de Syrische Nationale Coalitie, die geacht wordt de oppositie te verenigen maar aanleunt bij de Moslimbroeders, zijn de PYD en haar militaire groeperingen nog altijd ‘terroristische organisaties[v]’, geassocieerd met de PKK. Verschillende personen van de Syrische oppositie beschuldigen hen ervan onder één hoedje te spelen met het regime, waar ze geen oorlog mee voeren (zie kader). Anderen hebben hun standpunt ondertussen veranderd, naar het voorbeeld van Bassam Ishak, voormalig uitvoerend directeur van een organisatie voor de bescherming van de mensenrechten en afkomstig uit al-Hasakah. Vooraleer hij naar Rojava trok, had hij zich bij de Syrische Nationale Raad (SNC) aangesloten. Die maakte deel uit van de Coalitie met als hoofdkwartier Istanboel: ‘Toen de revolutie overging van vreedzame betogingen naar gewapende opstand, werd het duidelijk dat het project van de SNC verschilde van het mijne. Deze oppositie wil Assad verjagen en zelf het machtsmonopolie in handen krijgen. Ik had dus de keuze tussen het project van de religieuze staat van de Syrische Nationale Raad, dat van een Arabisch nationalistisch Syrië, en dat van een pluralistische staat. De beste manier om te vermijden dat we opnieuw een dictator in Damascus krijgen, is de macht verdelen over de gebieden. 

 

KADERSTUK: Een onmisbaar geworden speler

De Russische interventie was beslissend voor de ommekeer in de loop van de burgeroorlog vanaf september 2015, maar bij het terugdringen van IS spelen de Koerdische troepen en hun bondgenoten bij de Syrische Democratische Strijdkrachten (SDF) dan weer een grote rol. De aankondiging begin juli dat de Amerikaanse steun aan de milities van de oppositie zou stoppen, illustreert een realiteit die sinds de slag om Kobanê in 2014 telkens duidelijker werd: de bombardementen van het Westen tegen de jihadisten kunnen alleen maar succes hebben als er een verbinding is met troepen op de grond, iets wat alleen de SDF kan waarborgen.

Dankzij de Russische luchtondersteuning en de hulp van buitenlandse milities (Libanese Hezbollah, Iraanse en Iraakse brigades, enz.) slaagde het Syrische regime erin om hun controle over de westelijke rand van Syrië te verstevigen, waar het grootste gedeelte van de bevolking woont.  De Syrische oppositie heeft de meeste van haar stedelijke bolwerken verloren, met uitzondering van Idlib waar het vroegere al-Nusra Front, nu bekend onder de naam Hayat Tahrir al-Sham, tegenwoordig twist over de hegemonie over de provincie met een andere salafistische groepering, Ahrar al-Sham. Tussen de twee bevinden zich nog gemarginaliseerde restanten van het Vrije Syrische Leger.

Vanuit hun gekrompen gebieden in het noorden en het westen heroverden de Volksbeschermingseenheden (YPG in het Koerdisch), die deel uitmaken van de SDF, stilaan een groot deel van de rechteroever van de Eufraat. Buiten een korte episode in al-Hasakah (die eindigde met een overwinning), vallen ze nooit de troepen van het regime aan, maar spelen ze hun eigen spel. Turkije vreesde voor de oprichting van een levensvatbaar Syrisch Koerdistan door de verbinding tussen het kanton Afrin en de twee kantons in het oosten. Het mengde zich rechtstreeks in het conflict in augustus 2016, ter ondersteuning van het Vrije Syrische Leger en onder het voorwendsel bij te willen dragen aan de slag om Raqqa. Het Turkse leger deed er echter meer dan drie maanden over om alleen maar de kleine stad al-Bab te heroveren op IS. Na de val van Oost-Aleppo hadden de troepen van president Bashar al-Assad zo de tijd om de zuidelijke route af te snijden. Dit maakte een einde aan de Turkse wens om als een van de eersten ter plaatse te zijn en zo een belangrijke rol te kunnen spelen.

De Syrische Koerden, die afwezig waren op de gesprekken in Astana en Genève, hebben contact kunnen leggen met de grote mogendheden Dit gebeurde vooral door Rojava te vertegenwoordigen in verschillende hoofdsteden, waaronder Parijs, Berlijn, Washington en Moskou. Hoewel Rusland Ankara ontziet, beschermt het indirect de status quo voor het kanton Afrin en laat het strijders ongemoeid door. Tot grote ergernis van de Turken steunt het Westen de SDF meer en meer openlijk, niet alleen met luchtondersteuning, maar ook met een gesofisticeerd arsenaal en special forces – vooral Amerikanen, maar ook Fransen en Britten. De mozaïek van tegenstanders op het terrein is dan wel minder ingewikkeld geworden dan twee jaar geleden, ten nadele van de gewapende oppositie en de jihadisten, toch blijft het zoeken naar een duurzame oplossing voor de integratie van een Democratische Federatie van Noord-Syrië in het land.

M. C. en C. D. H.

Beschuldigingen van verplichte rekruteringen

Bij al onze stopplaatsen stellen verschillende Koerden de beschuldigingen van samenzwering met Damascus aan de kaak en hameren ze zonder ophouden op wat ze als strategische fouten beschouwen van de oppositie. Leerkracht Muslim Nabo heeft aan de universiteit van Latakia gestudeerd. Hij en zijn vrienden publiceerden in het geheim een tijdschrift in het Koerdisch. In 2007 werden ze aangehouden en overgeplaatst naar Damascus, waar ze in een piepkleine cel bij elkaar werden gedreven en drie maanden lang werden geslagen. ‘Sommigen beweren dat we het regime van Assad steunen. Dat is een leugen’, verklaart hij. Na een jaar en een week, de maximum periode voor een administratieve aanhouding zonder proces, werd hij opnieuw vrijgelaten. ‘We hebben veel geleden onder het regime, dat enkele van onze politieke leiders heeft gemarteld en vermoord. De Koerdische partijen wilden echter niets weten van een revolutie die afhankelijk was van Turkije, Saudi-Arabië en Qatar. De steun van die landen aan jihadistische groeperingen is rampzalig geweest voor de Syrische revolutie. 

Wat betreft de Amerikaanse hulp, ‘dat is militaire steun, geen politieke of economische’, bevestigt commandante Nesrin Abdullah. Verschillende Koerdische verantwoordelijken die we hebben ontmoet, omschrijven het als een ‘tijdelijk, transparant en tactisch’ akkoord.

Twee internationale rapporten, gepubliceerd in 2014 en 2015, hebben voor verwarring gezorgd over de reële politiek van de PYD in de op IS heroverde zones, voornamelijk in Tell Abyad: ‘Door opzettelijk de woningen van burgers te vernietigen, door in enkele gevallen volledige dorpen met de grond gelijk te maken en in brand te steken, door de inwoners te verplaatsen zonder enige militaire rechtvaardiging, maakt het autonome bestuur misbruik van haar gezag en maakt ze schaamteloos het internationaal recht belachelijk, in het kader van aanvallen die misdaden tegen de menselijkheid uitmaken, verklaarde Lama Fakih, raadgeefster voor crisissituaties, in oktober 2015 aan Amnesty International[vi].   Een jaar daarvoor had een rapport van Human Rights Watch het al over gelijkaardige feiten[vii].

We kunnen niet spreken over een etnische zuivering van de Arabieren,’ verdedigt mevrouw Queryo zich: ‘Toen de gevechten dichterbij kwamen, vroeg de YPG aan de bevolking om hun huizen te verlaten zolang de strijd duurde. Ik heb na de gevechten zelf veel bevrijde dorpen rond Tell Abyad en Raqqa bezocht. De mensen hebben me allemaal verzekerd dat het er ook echt zo aan toeging. Na twee weken zijn ze gewoon terug naar huis gekeerd. Het rapport van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties dat in maart 2017 gepubliceerd werd, spreekt de beschuldigingen van etnische zuivering tegen: ‘De Commissie heeft geen enkel bewijsmateriaal gevonden dat de beschuldiging ondersteunt dat de YPG- of SDF-troepen de Arabische gemeenschappen geviseerd hebben op etnische gronden, noch dat de regionale autoriteit YPG er systematisch naar gestreefd heeft de demografische samenstelling van de gebieden onder hun controle te veranderen door welke etnische groep dan ook te viseren[viii]. De Raad geeft toe dat de explosieven die IS plaatste de gedwongen verplaatsingen rechtvaardigden, maar bekritiseert het gebrek aan ‘adequate’ humanitaire hulp aan de verplaatste gemeenschappen en laakt de ‘gedwongen rekruteringen’ voor de legerdienst onder de YPG.

Een YPG-strijder poseert voor een kapotgeschoten tank ten midden van de vernielde stad Kobanê tijdens de bevrijdingsstrijd tegen de Islamitische Staat. De tank werd gebruikt door IS, dat deze had buitgemaakt op het Syrisch leger. Een paar dagen na de bevrijding van de strategische heuvel Mistenur verdreven de Koerden IS definitief uit de buitenwijken in het zuiden van de stad.
Foto: Toon Lambrechts, januari 2015

We verlaten Amûdê en gaan naar Kobanê, in het westen van Rojava. De weg loopt langs een eindeloze muur van 500 kilometer lang die gebouwd werd door Turkije, dat er het Syrisch grondgebied voor overschreed. Het bouwwerk van beton, bekroond met prikkeldraad, versterkt het gevoel van isolement in dit gebied dat altijd de graanschuur van het land geweest is. De uitgestrekte graanvelden zijn nu, begin juli, al gemaaid en de kuddes schapen zoeken er hun karig maal. De heuvels zijn bedekt met jonge olijfbomen in nette rijen – een recente teelt in de regio. De landarbeiders zijn vaak erg jong en beginnen er vroeg aan om hun werk voor de ergste hitte af te hebben. Dicht bij Tell Abyad leidt de weg ons over een rivier met een hoog debiet. Niet zo lang geleden was het nog maar een stroompje maar door het water van de Eufraat tegen te houden, leidt Turkije de neerslag om naar de zijrivieren, wat de irrigatie ten goede komt…

In Kobanê bakenen portretten van ‘martelaren’, waaronder verschillende vrouwen, het centrale plein af, zoals in alle agglomeraties in de regio. Het portret van de heer Öcalan is ook hier overal aanwezig. Amper twee jaar geleden werd de stad grotendeels vernietigd, maar nu bruist ze van de energie en de activiteit. De kranen en gebouwen in opbouw staan naast overblijfselen van huizen die door raketten en obussen verwoest werden. ‘We willen zo snel mogelijk de stad heropbouwen, zodat de mensen terugkeren’, zegt mevrouw Hawzin Azeez, die voor een vereniging voor stadsplanning werkt. Volgens haar komt de beschikbare humanitaire hulp niet tegemoet aan de verwachtingen noch aan de beloftes: ‘We gebruiken vooral onze eigen middelen bij de heropbouw. 

De slag om Kobanê, die plaatsvond tussen september 2014 en januari 2015, betekende een definitief keerpunt in de strijd tegen IS. Na de veroveringen van Mosoel in Irak en van Raqqa in Syrië werd hier voor de eerste keer een halt toegeroepen aan de expansie van het ‘kalifaat’. De slag heeft er ook voor gezorgd dat de wereld een nieuwe plaats voor vrouwen kon ontdekken in het Midden-Oosten. Kongra Star is de naam van het ‘vrouwenhuis’ van de stad. Het grote gebouw ligt in een kleine rustige straat en er komen voornamelijk vrouwen langs die een klacht willen neerleggen wegens huiselijk geweld. Een grote vergaderzaal geeft uit op de tuin en aan de muur hangt een reproductie van een schilderij van een kunstenaar uit Gaza: een jonge vrouw die zich opricht boven de ruïnes, een symbool voor de toekomst en de hoop. Aan beide kanten van de muurschildering zijn de muren bedekt met portretten van vrouwen die gedood werden tijdens de slag om Kobanê. Het andere gedeelte van het huis, voorzien van een aparte en discrete ingang, maakt het mogelijk om vrouwen in moeilijkheden te ontvangen.

Onze gesprekspartners benadrukken de gelijkheid tussen de geslachten als centrale pijler van het ‘Sociaal Contract’ van Rojava. ‘Volgens de nieuwe wetten die de autonome regering heeft goedgekeurd, erven een zoon en een dochter gelijke delen, terwijl de islamitische wet slechts een half deel voor een dochter voorziet, legt mevrouw Sara al-Khali, verantwoordelijke bij Kongra Star, bij wijze van voorbeeld uit. ‘Het is niet vanzelfsprekend om deze nieuwe maatregelen in een traditionele samenleving toe te passen, maar stilaan beginnen de mensen het te accepteren. De autonome regering verbiedt ook polygamie, al bestaat er een uitzondering op de regel. ‘Hettekort aan jonge mannenzorgt ervoor dat bepaalde vrouwen willen trouwen met een man die al getrouwd is,’ vertelt mevrouw Azeez: ‘Als alle betrokken partijen ermee instemmen, kan de rechter uitzonderlijk dat recht toewijzen. 

 

Drie talen op gelijke voet

In deze regio is er een verschrikkelijke gewoonte: de eerwraak, legt mevrouw al-Khali ons ook uit, trots dat ze mee mag werken aan de bestrijding van de ‘eremisdaden’. ‘Als iemand mijn broer doodt, moet mijn familie zich wreken door een lid van de andere familie te doden. Kongra Star heeft een comité gevormd dat, in het geval van een geschil, de verzoening wil bekomen tussen vertegenwoordigers van de twee betrokken families om een vendetta te vermijden. Als er een probleem opduikt in een leefgemeenschap in een bepaalde buurt, dan komt er een vrouwencomité tussen die het geschil probeert op te lossen. Als ze daar niet in slagen, komen ze naar hier. Als het vrouwenhuis ook geen oplossing vindt, wordt het geschil overgedragen aan het gerechtshof. 

Daar is de directe toepassing goed zichtbaar van principes die geïnspireerd zijn door het communalisme van Murray Bookchin. ‘Hier kan elke straat, elke buurt een gemeenschap oprichten’, bevestigt Ibrahim Moussa, inwoner van Kobanê. ‘Het is een beetje als een basis-regering die gekozen wordt door de inwoners en die herroepelijk is. Afgelopen jaar werden 2300 gemeenschappen geregistreerd in het kanton Kobanê. Ze hebben 9700 klachten kunnen behandelen en slechts 500 ervan zijn uiteindelijk voor het gerecht verschenen. Een ander voorbeeld: de inwoners controleren zelf of de antimonopoliewet in elke buurt gerespecteerd wordt, zodat de handelaars geen gebruik maken van het embargo om de prijzen te verhogen. 

De situatie in Kobanê illustreert ook de uitdagingen die het gevolg zijn van het samenleven van verschillende groeperingen die dan wel verenigd zijn in hun strijd tegen IS, maar niet noodzakelijk wat de rest betreft. Onder het regime van al-Assad werd er alleen in het Arabisch onderwezen. Een hervorming van het onderwijssysteem heeft er, niet zonder moeilijkheden, voor gezorgd dat de drie officiële talen, het Syrisch, het Arabisch en het Koerdisch, gelijk behandeld worden, vertelt Dildar Kobanê, lid van het bestuur van het onderwijs in het kanton: ‘Sommigen beschuldigen ons van verkoerdisering: dat is absurd. De helft van onze 20 000 leerkrachten is Arabisch. In Kobanê is het grootste deel van het bestuur Koerdisch, net als de bevolking, maar in Tell Abyad, een gemengd gebied, bestaat het voor de helft uit Koerden en voor de helft uit Arabieren. 

Drie meisjes in Kobanê. Foto: Margot Cassiers, januari 2017.

Jonge Yezidi-milities vertrekken naar het front

Onze voorlaatste etappe is Manbij, een stad die in augustus 2016 door de SDF bevrijd werd van het juk van IS, na een gewelddadige veldslag. Daarbij werd er ook gevochten tegen de Turkse troepen en tegen een gedeelte van het Vrije Syrische Leger. In de soek, die gevuld is met kruiden en gebakjes, uitstalramen vol vlees en broodjes, springt de culturele diversiteit in het oog. Vrouwen die van kop tot teen bedekt zijn doen hun boodschappen naast vrouwen zonder sluier. Arabieren verkopen fruit naast Koerdische slagers en Circassische bakkers. Ahmed, een Turkmeen, maakt pizza’s klaar en veegt het idee van tafel dat zijn gemeenschap welwillend zou staan tegenover een Turkse invasie. ‘We leven hier samen, als broers. De relatie tussen de Turkmeense, Koerdische, Arabische en Tsjetsjeense gemeenschappen is zeer goed. Er zijn zelfs gemengde huwelijken. Dus wat zou Turkije hier moeten komen doen? 

Mevrouw Abeer al-Aboud, die een sluier draagt, behoort tot de belangrijke Arabische clan van de Beni Sultan. Haar naam wordt genoemd voor een zitje in de burgerregering van Manbij, en ook zij wordt kwaad van de ambities van Turkije: ‘Wij verwerpen de Turkse beschuldigingen dat de Koerden de Arabische, Turkmeense, Tsjetsjeense en Circassische burgers verdrukken, volledig. De vijf gemeenschappen worden vertegenwoordigd in de grote raad en de Arabieren vormen de meerderheid in alle andere raden. Turkije probeert ons imago te beschadigen. Als het tegen de Koerden wil vechten onder dat voorwendsel zullen wij, de Arabieren, ons bij de Koerden voegen om onze mozaïek van volkeren te beschermen

Niet ver van de markt ontmoeten we Ali Hatem, een Arabier die zijn hele leven als chauffeur in de bouwsector gewerkt heeft. Nu verkoopt hij sigaretten, een activiteit waar de doodstraf op stond onder de plak van IS. ‘Toen het Vrije Syrisch Leger en al-Nusra hier kwamen, werd de situatie erg slecht. Ze bemoeiden zich met elk aspect van het leven. Ze beroofden ons ook en vochten onder elkaar. Onder IS was het nog erger. De mensen hadden schrik om met elkaar te praten, we dachten dat de muren oren hadden. Vandaag de dag hebben we een buurtraad als we een probleem hebben

De plaatselijke autoriteiten worden ook geconfronteerd met de erfenis van een recent dramatisch verleden en met de noodzaak om nieuwe opflakkeringen van haat tegen te gaan. Mevrouw Abeer Mahmoud, lid van de Raad voor verzoening en integratie, heeft al drie jaar niets meer gehoord van haar man sinds hij gearresteerd werd door IS. Toch legt ze vooral de nadruk op de inspanningen die nog nodig zijn om tot verzoening te komen. ‘Toen Manbij bevrijd werd, kwamen veel mensen naar de SDF om collaborateurs aan te geven. Die werden opgepakt door de militaire raad om ervoor te zorgen dat er geen wraak werd genomen zonder dat er een proces had plaatsgevonden. Nadat we ons werk van verzoening gedaan hadden, werden 250 mannen die geen bloed aan hun handen hadden vrijgelaten, in samenspraak met de notabelen en de verantwoordelijken van hun gemeenschap. De doodstraf bestaat hier nietDe jihadisten die ervan verdacht worden bloedmisdrijven te hebben begaan of die er al voor veroordeeld zijn, worden opgesloten in gevangenissen die de Conventie van Genève, ondertekend door de YPG, respecteren.

Onderweg naar Raqqa stoppen we bij Ainissa, het militair hoofdkwartier van de SDF. Een rekruut is net een sjabloon ‘Syrische Democratische Strijdkrachten’ op de muur aan het schilderen in het Arabisch, het Koerdisch en het Syrisch. De autonome regering legt een dienstplicht op van negen maanden. Toch maken aan het front de vrijwilligers het leeuwendeel van de troepen uit. Onder hen ook enkele buitenlanders, zoals Robert Grodt, een vroegere militant van Occupy Wall Street die op 6 juli stierf, toen de YPG de buitenwijken van Raqqa binnendrong. Militaire konvooien met lichte Amerikaanse tanks rijden rond door de kleine straatjes in de sector. Na twee uur rijden door een landschap dat bezaaid is met verwoeste gebouwen en verkoolde wagens, verschijnt de stad. Sluipschutters en jihadistische aanslagen vertragen de opmars van de SDF. Aan de poorten van de stad zorgt een geïmproviseerde hulppost in een oude garage voor de lichtgewonden. Iets verder, in een ander gebouw, maakt een groep jonge vrouwelijke rekruten zich klaar om naar het front te trekken. Het zijn allemaal Yezidis, een Koerdische religieuze minderheid uit Irak. Een van hen zegt dat ze alle vrouwen wil wreken die het slachtoffer zijn geworden van IS. ‘Het kan me niet schelen of de gevangen gehouden vrouwen Yezidis, Arabieren of  Turkmenen zijn; wij zijn naar hier gekomen om ze te bevrijden. Daarna keren we terug naar huis, want we zijn geen bezettingsmacht.

Het panoramisch zicht over deze stad, die vroeger 200 000 inwoners telde, te bewonderen van op het terras aan het gebouw waar de strijders herstellen en uitrusten, is indrukwekkend. Tussen de verwoeste huizen en de huizen die nog recht staan, liggen lege straten. Alle buurtbewoners zijn uit voorzorg geëvacueerd; af en toe zijn er schoten of enkele explosies te horen. Op de verdieping eronder delen strijders een grote schaal rijst, groenten en kip. De insignes op hun uniformen zijn verschillend. De enen zijn Arabieren, de anderen Koerden of Yezidis, maar iedereen luistert aandachtig naar de radioconversatie tussen iemand van de groep en het hoofdkwartier van de SDF dat hen instructies geeft. Hun pauze is van korte duur. IS verzet zich en zelfs al wordt hun nederlaag als onvermijdelijk bestempeld, er zullen nog andere gevechten moeten geleverd worden om op een dag de naam van Rojava op de landkaarten te krijgen.

 

Noten:

[i] Benjamin Fernandez, “Murray Bookchin, écologie ou barbarie, Le Monde diplomatique, juli 2016.

[ii] De basistekst is beschikbaar in het Engels op de website van het Koerdisch Instituut en in het Frans op de website van de diplomatieke vertegenwoordiging van Rojava in Frankrijk, www.rojavafrance.fr. Het oorspronkelijke Sociaal Contract uit 2014 kreeg in 2016 een update.

[iii] Allan Kaval, “Les Kurdes, combien de divisions?”, Le Monde diplomatique, november 2014.

[iv] Abdullah Öcalan,  “Le confédéralisme démocratique”, in Stephen Bouquin, Mireille Court en Chris Den Hond (red.), La Commune du Rojava. L’alternative kurde à  l’État-nation, Critica-Syllepse, Brussel-Parijs, 2017.

[v] Communiqué van 31 juli 2017.

[vi]Forced displacement and demolitions in northern Syria“, Amnesty International, Londen, 13 october 2015.

[vii]Syria: Abuses in Kurdish-run Enclaves“, Human Rights Watch, New York, 18 juni 2014.

[viii]Human rights abuses and international humanitarian law violations in the Syrian Arab Republic, 21 July 2016 – 28 February 2017″, Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties, Internationale onafhankelijke onderzoekscommissie voor de Arabische Republiek Syrië, Genève, 10 maart 2017.

Mireille Court is leerkracht Engels en actief lid van het Franse Coordination Nationale Solidarité Kurdistan. Chris Den Hond is cameraman en journalist. Zij brachten samen met Stephen Bouquin het boek uit La Commune du Rojava: L’alternative kurde à l’Etat-nation (Critica-Syllepse, Brussels/Paris, 2017). Court en Den Hond reisden in juli 2017 door de Democratische Federatie van Noord-Syrië. Ze maakten ook deze videoreportage over hun reis die u online kunt bekijken.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk onder de titel ‘Une utopie au cœur du chaos syrien’ in: Le Monde Diplomatique, nr.762, jg.64, september 2017, p.1 en pp.14-15. Vertaling door Klaas Bekaert, eindredactie door het Koerdisch Instituut.

 

F
E
E
D

B
A
C
K