Stel dat hij in 2011 na twee termijnen als premier de fakkel doorgegeven zou hebben aan een jongere generatie. Niet dat zo’n jongere generatie er is, want machtsoverdracht is een onbekend begrip in de Turkse politieke cultuur. Macht grijp je, en daar klamp je je aan vast. Maar stel dat Erdogan in 2011 een stap opzijgezet zou hebben, dan zou hij de geschiedenis ingegaan zijn als de beste premier ooit.

Op dat moment, zo leek het, stond een nieuw Turkije in de steigers. Turkije was niet langer dat land waar hoogmoedige generaals verkozen politici om de haverklap de les kwamen spellen, maar het land dat de islam en democratie zou verzoenen, dat model kon staan voor de moslimwereld, dat door zijn economische draagkracht zou integreren in de vrije wereld, dat onderhandelde met de EU over lidmaatschap, dat meer democratie beloofde. Met zo’n erfenis zou Erdogan bijgezet zijn als groot staatsman.

Maar de Turkse premier heeft op een bepaald moment de keuze gemaakt om voor een derde termijn te gaan, en koos destijds ‘Doelwit 2023’ als campagneslogan om duidelijk te maken dat zijn vizier scherp gesteld stond op de 100ste verjaardag van de republiek. Het langetermijnplan was dat hij van dat jubilerende land de president zou worden, maar dan één met aanzienlijk meer bevoegdheden dan diegene waarmee de huidige president bedeeld is. Het bleek een keuze waarvan de randschade ondertussen niet meer te overzien is. De slechtste premier ooit?

Het beleid van Erdogan III

Tijdens het beleid van Erdogan III (2011-2014) ging de Turkse democratie op de schop. De rechtstaat werd uitgehold, de scheiding der machten werd vrijwel opgeheven, de vrije pers monddood gemaakt, de stijl van regeren is ronduit autoritair. Dat is niet alleen pijnlijk voor het imago van Turkije, maar Erdogan verkwanselde daarmee ook de hoop die de internationale gemeenschap in hem investeerde. In 2010 kreeg hij nog de zegen van Barack Obama, die over Turkije sprak als over een ‘great islamic democracy’. Of islam en democratie kunnen samengaan, werd de afgelopen 12 jaar in Turkije in elk geval niet bewezen.

Een andere cruciale keuze maakte Erdogan tijdens de straatprotesten vorig jaar. Het Gezipark in Istanbul was nog bezet toen ik op mijn Facebook-pagina noteerde dat Erdogan twee opties had. Ofwel zou hij de klok voor Turkije 10 jaar vooruit draaien, ofwel 40 jaar terug. Als hij toen de patstelling op straten en pleinen in overleg opgelost zou hebben, had Turkije een kwantumsprong richting toekomst gemaakt, weg van een cultuur waarin dissidentie traditioneel als landverraad of terrorisme geklasseerd wordt. Door de protesten in een wolk van traangas en bloed te smoren, koos hij ervoor de klok 40 jaar terug te draaien. En dat is merkwaardig, want toen had de nu 60-jarige Erdogan de leeftijd van de mensen die ik in het Gezipark zag zitten.

En Erdogan zal zich ongetwijfeld herinneren dat hij als twintiger, actief in de politieke islam, ook geconfronteerd werd met een autoritair regime, in zijn geval de seculiere scherpslijpers die toen de toon zetten in Turkije. Erdogan herkende zichzelf niet in Gezi, gebruikte het niet als spiegel om aan zelfreflectie te doen, maar integendeel als bolle lens om zichzelf en zijn ego te vergroten. Erdogan kiest niet langer zijn woorden, zijn woorden kiezen hem. Hij schoffeert, ridiculiseert en polariseert en lijkt op de polemiek die hij telkens weer creëert zelfs een beleid te enten.

Een vuist

De keuze van de campagneslogans van Erdogans AK-partij voor de lokale verkiezingen op 30 maart zijn interessant. De AK-partij heeft het over een ‘nieuw Turkije’, waarvan Erdogan dan de architect moet zijn, en de ‘nationale wil’, waarvan Erdogan de bezieler en zelfs verpersoonlijking is.

En wie niet met hem is, is tegen hem, zoals de Gezi-activisten mochten ondervinden. Die wilden niets liever dan deel uitmaken van een nieuw Turkije, een Turkije dat niet langer de ballast van het verleden met zich mee draagt. Maar de Gezi-generatie wilde meer dan Erdogan kon of wilde geven. Nooit was Turkije kleurrijker, toleranter, creatiever dan in die dagen in juni 2013. Te kleurrijk, te tolerant, te creatief voor Erdogan. De Koerden zaten er naast ultranationalisten, het yogamatje lag naast het gebedsmatje, de homo’s en lesbiennes organiseerden zich, voedsel werd gedeeld, er werd gedebatteerd over ideologische grenzen heen. De vrijheid die hij in het Gezipark zag, maakte Erdogan bang. De uitgestoken hand werd beantwoord met een vuist.

Erdogan heeft niet alleen de gave van het woord, maar hij gelooft ook in de macht van het getal. Massabijeenkomsten van de oppositie, in welke vorm dan ook, beantwoordt hij consequent met nog groter georganiseerde manifestaties. Tijdens de bezetting van het Gezipark liet hij zich ontvallen dat hij zijn achterban met moeite binnenskamers kon houden – daarbij verwijzend naar de 49% van de stemmen die hij bij de laatste stembusgang in 2011 behaalde.

Corruptieschandaal

Ook vandaag is dat niet anders. De aantijgingen tegen de premier en diens entourage in verband met een corruptieschandaal worden niet weerlegd op basis van feiten. Een onafhankelijk onderzoek, een normale rechtsgang zijn niet nodig: de kiezers zullen op 30 maart recht spreken. En die kiezers werden de afgelopen maanden intensief bewerkt in een mega-verkiezingscampagne en via de bevriende media.

Het ‘nieuwe Turkije’ zoals Erdogan dat voorstaat, dreigt het slachtoffer te worden van complotten, zo klinkt het. De premier weet heel goed dat de slachtofferrol zijn conservatieve achterban op het lijf geschreven is, en angst een bindende factor is als geen ander. Het gaat in Turkije al lang niet meer om wat waar of niet waar is, wat bewezen is of wat niet, maar wie wat gelooft. Zelfs als de gelekte audio waarop te horen is hoe Erdogan zijn zoon de opdracht geeft geld te verbergen als authentiek wordt bewezen, dan nog zou zijn achterban geloven dat de premier dat deed om aan islamitische liefdadigheid te doen.

Twitter

Net zo makkelijk als de woorden hem vinden, vindt Erdogan zijn kiezers. Als Erdogan al een beleid voert dan is het er een op maat van de mensen waarvan hij toch weet dat ze voor hem zullen stemmen. In ruil daarvoor belooft hij ‘hizmet’, dienstbaarheid. Wie meer verwacht, zoals accountabilty, transparantie of een onafhankelijke pers is bij hem aan het verkeerde adres. Daarom maalt Erdogan er ook niet om om een dienst zoals Twitter af te sluiten, of te dreigen hetzelfde te doen met Facebook of YouTube. 80% van Erdogans achterban informeert zich toch niet via internet.

Hetzelfde kan gesteld worden over de liberalen en intellectuelen die ooit de AK-partij steunden. Hun steun is Erdogan kwijt, maar ze waren in getal verwaarloosbaar en dus zonder electorale gevolgen – zeker in een persklimaat waarin ze niet meer aan bod komen. Uit onderzoek blijkt dat een groot deel van de Turkse publieke opinie een erg oppervlakkige mening heeft over wat democratie is, overtuigd als ze is dat macht er is om te gebruiken, niet om te delen.

Nu heeft Erdogan geen keuze meer. Zijn enige weg is de vlucht vooruit – harder, stronger, faster – en dat belooft weinig goeds voor Turkije. Meer polarisatie, meer repressie, meer misschien nog dan tijdens de donkerste dagen van het Koerdische conflict in de jaren 90 is het sociale weefsel van de Turkse samenleving beschadigd door de polariserende politiek van Erdogan, ook in de Turkse gemeenschappen in België.

In het Turkije van Erdogan anno 2014 zijn er steeds meer tekenen van hoogopgeleide jonge Turken die het land verlaten. Zij hebben hun keuze gemaakt, met hun voeten.

(De auteur is VRT-correspondent in Turkije)

Overgenomen van deredactie.be

 

F
E
E
D

B
A
C
K