Geachte,

  Bij het voltooien van mijn zesde boek over de Koerdische kwestie gaat mijn dank vooreerst uit naar de Universiteit van Leuven waar ik de inspiratie vond om de studie van het Koerdische probleem grondig aan te pakken. Mijn belangstelling voor het Koerdische vraagstuk, ontstaan door de chemische bombardementen op Halabja in 1988, werd aangescherpt door de opleidingen (colleges en examens) die ik genoten heb aan de faculteiten van klassieke filologie, filosofie, antropologie, geschiedenis, archeologie, kunstwetenschappen en theologie van de KUL. Aan de laatst genoemde faculteit mocht ik onder de degelijke begeleiding van ethicus professor Dr. Johan De Tavernier reeds twee licentiaatthesissen over het Koerdische probleem voorbrengen, met goed gevolg. Sinds een aantal jaren bereid ik, weerom onder de leiding van de genoemde professor, over hetzelfde thema een doctoraat theologie voor.

  Een  oprechte dank gaat ook uit naar de vele Koerdische vrienden die ik, in het kader van studiereizen, in vele landen mocht ontmoeten en met wie ik gesprekken kon voeren over de Koerdische situatie. Een bijzondere dank breng ik over aan mijn vriend Derwich Ferho, directeur van het Koerdisch Instituut te Brussel. Hij maakte die nuttige en boeiende contacten mogelijk.
Dit boek draag ik op aan Ferho en Fatim, de ouders van Derwich, die door de Turkse veiligheidsdiensten op een uiterst laffe en wrede manier vermoord werden.

Hugo Van Rompaey,

1 december 2011

F
E
E
D

B
A
C
K