Chris Den Hond, journalist en al jarenlang actief voor de Koerdische strijd voor zelfbeschikking, bracht de periode van Newroz, Koerdisch Nieuwjaar, door in de Turkse grensstreek met Syrië. Daar wordt ook de overwinning in Kobani tegen IS gevierd. Dit zijn zijn reisindrukken.
 IMG_1071

Duizenden Koerden rijden op 17 maart 2015 in toeterende wagens door de Turks-Koerdische grensstad Suruç naar de Syrische grens met de stad Kobani aan de overkant. Op een heuvel met zicht op Kobani vieren ze Newroz, het Koerdische nieuwjaar. De Turkse militairen houden de grens dicht. Enkel mensen met een Syrisch paspoort kunnen door, maar niet meer terug.

Sinds het Koerdische verzet in december 2014 de strijders van IS heeft verjaagd, zijn 50.000 van de 200.000 vluchtelingen uit de regio Kobani teruggekeerd. Journalisten kunnen niet meer via de officiële grenspost naar Kobani gaan. “Omdat jullie negatief schrijven over Turkije”, verklaarde de persverantwoordelijke in Urfa (een andere Turkse grensstad) aan de verzamelde pers.

De Turkse staat krijgt inderdaad negatieve pers, omdat ze de Koerden in Rojava (het autonome Koerdische gebied in Syrië aan de grens met Turkije) en meer bepaald in Kobani aan haar lot heeft overgelaten. Of erger: ze heeft de grens gesloten voor verzetsmensen, terwijl ze niets deed om de toevoer van IS-terroristen via de steden Istanboel en Gaziantep naar Kobani te stoppen. Zelfs NAVO-bondgenoot VS heeft zich geërgerd aan de houding van Turkije tijdens “Kobanigrad” (zoals de slag tegen IS wordt genoemd).

Gewonnen ondanks Turkije

De burgemeester van Suruç, Zuhal Ekmes van de Vrede en Democratie Partij (BDP), neemt geen blad voor de mond: “Wij willen een corridor vanuit Turks Koerdistan naar Kobani. Sinds twee jaar is Kobani geïsoleerd. Wij willen dat de mensen humanitaire hulp, maar ook wapens kunnen leveren aan de bevolking en aan de strijders in Kobani, want IS is weliswaar teruggedrongen tot 40 kilometer buiten Kobani, maar alles blijft mogelijk. De Turkse staat heeft niets gedaan om ons te helpen. We hebben de oorlog gewonnen in Kobani ondanks Turkije.”

De zuidelijke kant van de stad Kobani is volledig vernield. De westelijke kant niet helemaal, maar niemand kan er op dit moment wonen. De Koerdische organisatie Rojava stuurt zowat vijftien vrachtwagens per week naar Kobani met hulpgoederen en hygiënisch materiaal. IS heeft veel mijnen gelegd in de huizen en de laatste twee maanden zijn er veertig doden gevallen door ontploffende mijnen. Er liggen nog lijken van IS-strijders onder het puin. Nu het warm wordt, beginnen die te ontbinden met het risico op een epidemie.

Internationale hulporganisaties zoals het Rode Kruis of het VN-Hoog Commissariaat voor de vluchtelingen werken via de Turkse staat en hun hulp is weinig zichtbaar. Het zijn vooral de gemeentes en steden die in handen zijn van de pro-Koerdische partij BDP en de Democratische Volkspartij (HDP) die de solidariteit organiseren.

De Koerdische gemeenschap is sterk gemobiliseerd, maar ook Turkse progressieve organisaties helpen. Ondanks de enorme mobilisatie van de Koerdische gemeenschap en de ongelooflijke hoop die er ontstaan is na de schitterende, maar zwaar bevochten overwinning van de Koerdische strijders tegen IS in Kobani, blijft de situatie zeer moeilijk.

Naar Kobani door een mijnenveld

Aangezien we niet officieel in Kobani binnengeraken, wachten we enkele dagen en nachten om er via een clandestiene weg te geraken. De Koerden zijn goed georganiseerd. Enkel wanneer de overtocht veilig geacht wordt, kan een groep oversteken. Het plan is vrij sportief en hoe dan ook gewaagd: we zullen naar een dorp gebracht worden en dan in het holst van de nacht oversteken.

De eerste honderden meters moeten snel om de Turkse militaire wagens te ontlopen, dan een prikkeldraad over en dan door een mijnenveld, weliswaar onder goed georganiseerde begeleiding. Jawadde. Gelukkig dat ik dit niet aan mijn moeder verteld heb voor mijn vertrek! Een groep van tien mensen, die al twaalf dagen in Suruç aan het wachten waren zijn ook op die manier over de grens geraakt. Wij moeten wegens tijdsgebrek verzaken aan het avontuur. Want in Kobani geraken is één, maar terugkeren is nog ingewikkelder.

Kobani onder embargo

Een Belgische delegatie die in Rojava naar de Koerdische stad Qamishli dicht bij de grens met Turkije en Irak wilde via Irak, heeft deze plannen ook moeten opgeven wegens onwil van de conservatief-Koerdische Democratische koerdistanpartij (PDK). Koerdische strijders staan in de vuurlinie in de strijd tegen de IS-militanten. Ze knappen het vuile werk op voor het oog van heel de wereld. Honderden jonge Koerden sneuvelen of geraken gewond in de strijd tegen IS. Deze overwinning is duur betaald.

En wat is hun beloning!? In het noorden is de grens met Turkije nog steeds dicht. Er is nog steeds geen corridor om anti-tankwapens te leveren aan het verzet. In het oosten doen de Iraakse Koerden moeilijk en zijn ze blijkbaar jaloers dat progressieve Koerden in Turks en Syrisch Koerdistan vooruitgang boeken, terwijl zij zich uit de Iraaks-Koerdische grensstreek Shengal hebben moeten terugtrekken toen ze daar hun bevolking moesten verdedigen tegen IS. In het westen en het zuiden van Rojava zitten de strijders van “Islamitische Staat” ondertussen te wachten op weerwraak.

Ook als de bombardementen van de Westelijke alliantie in Syrië ervoor gezorgd hebben dat Kobani uiteindelijk niet in IS-handen is gevallen, zijn Koerdische militaire leiders hierover formeel : “Deze bombardementen hebben geholpen, maar hadden wij anti-tankwapens gehad, dan waren die bombardementen niet nodig geweest. Wat wij nodig hebben, is een corridor voor de aanvoer van anti-tankwapens. Die corridor is ook nodig om de burgerbevolking veilig te stellen. Als wij die zware wapens hebben, zijn geen bombardementen nodig. Het is de strijd op het terrein die IS heeft verslagen, niet de bommen uit de lucht.”

21 maart 2015: Newroz in Diyarbakir

Bij het binnenrijden van Diyarbakir, de hoofdstad van Turks Koerdistan, mis ik iets. Sinds mijn eerste bezoek aan deze stad in 1995 kon je er niet naast kijken: een enorme slogan over een brug met het opschrift Turkije: één natie, één volk, één vlag. Vandaag is die slogan verdwenen en vervangen door officiële borden van de gemeente: NEWROZ PIROZ BE, in het Koerdisch én in het Turks. Vijf jaar geleden nog zou een burgemeester hiervoor drie jaar in de gevangenis gesmeten zijn.

Het Newroz-feest zelf is enorm en moeilijk te beschrijven. In 1996, 1997, 1998 was ik hier met een verborgen camera om voor een verboden televisiezender een verboden betoging aan het filmen. In 1999 bracht ik Newroz door in een politiecel in de stad Mersin. Na 2000 werd Newroz wel toegelaten maar 10 kilometer buiten de stad en sterk gecensureerd. Vandaag vieren miljoenen Koerden de overwinning in Kobani en luisteren ze enthousiast naar het laatste vredesvoorstel van Abdullah Öcalan, leider van de verzetsorganisatie Koerdische Arbeiderspartij (PKK).

Van verboden camera’s naar camerakranen

Dit politieke feest wordt rechtstreeks uitgezonden door tientallen televisiekanalen over heel Turkije, met live-uitzendingen in studio’s en commentatoren. De meest moderne camera’s en televisie-productiemiddelen zijn voorhanden. De Koerden hebben mijn cameraatje niet meer nodig. Des te beter.

Toespraken zijn overwegend in het Koerdisch. De overwinning in Kobani is historisch en het moreel is hoog. De Koerdische natie is in wording en sterker dan ooit. Het strategisch concept van de PKK voor een democratisch confederalisme is het meest moderne voorstel dat vandaag de ronde doet in heel de regio. Het is een uitweg voor het failliete concept “natiestaat”.

Met het laatste vredesvoorstel van Abdullah Öcalan reiken de Koerden alweer de hand aan de Turkse staat voor een politieke oplossing van het Koerdische vraagstuk. In een regio die meer dan ooit verscheurd wordt door oorlog, vernielingen en slachtpartijen is dat geen klein detail. De Turkse staat heeft er alle belang bij die hand aan te nemen en concrete stappen te zetten. Vandaag. Niet morgen.

Chris Den Hond is freelance journalist en reportagemaker, gespecialiseerd in de Koerdische kwestie en Palestina. Hij werkte tien jaar voor de Koerdische televisie Med-TV in Denderleeuw en maakte toen voor deze zender reportages in Turks Koerdistan. Hij schreef deze reportage voor het tijdschrift De Koerden van het Koerdisch Instituut.

F
E
E
D

B
A
C
K