Sinds afgelopen zomer wordt het zuidoosten van Turkije overspoeld door, voornamelijk Koerdische, vluchtelingen uit Syrië en Irak. Aankomst in Turkije betekent allesbehalve het einde van hun lijdensweg. De Turkse staat heeft geen oog voor de honderdduizenden ontheemden en ziet hen liefst zo snel mogelijk vertrekken. Ook de internationale gemeenschap lijkt niet wakker te liggen van deze humanitaire catastrofe en schikt zich naar de Turkse directieven.

Het offensief dat de Islamitische Staat (IS) afgelopen zomer inzette in het noorden van Irak en later Syrië trof de Koerdische gemeenschap zeer hard. In de streek rond het Shengalgebergte in Irak moesten zowat alle 100.000 Yezidi-Koerden, voorwie Shengal het spirituele en historische centrum is, op de vlucht slaan voor etnische zuivering. In de ogen van de IS-extremisten staat de Yezidireligie immers gelijk aan duivelaanbidding. Van de ontheemden kwamen er 30.000 in Turkije terecht.

Enkele maanden later opende IS een tweede offensief, ditmaal op de Syrische grensstad Kobanê, één van de drie autonome multi-etnische kantons in het noorden van Syrië. De dreiging van de IS-gruwel zette een enorme vluchtelingenstroom richting Turkije in beweging. In het totaal zochten bijna 200.000 mensen, de helft van al de inwoners van het kanton, hun toevlucht net over de grens.

Het totaal aantal vluchtelingen uit Syrië in Turkije bedraagt ongeveer 1,6 miljoen. Hiervan verblijven er amper 220.000 in vluchtelingenkampen. Dit aandeel is nog lager voor de Koerdische vluchtelingen. Slechts 2840 personen uit Shengal en 6120 uit Kobanê worden opgevangen door de Turkse staat. Aangezien het leeuwendeel van de internationale humanitaire hulp voor vluchtelingen via de kampen verloopt, zijn zij die buiten de officiële opvanginitiatieven leven aan hun lot overgelaten.

De Turkse staat verleent de Syrische vluchtelingen bovendien niet het officiële statuut van “vluchteling”, inclusief de daaraan verbonden rechten zoals overeengekomen in internationale verdragen. Voor de Turkse staat gaat het om 1,6 miljoen “gasten”. Dit is meer dan een louter juridisch-technische aangelegenheid en heeft zware consequenties voor de leefomstandigheden van de Syrische “gasten”. Door het gebruik van de term is de Turkse staat in principe niet gebonden aan het internationaal recht. De, ontoereikende, inspanningen die Turkije toch levert zijn op die manier te danken aan de ‘goedheid’ en ‘vrijgevigheid’ van de Turkse staat en het Turkse volk. Voor de vluchtelingen betekent het rechtsonzekerheid en een leven bij gratie van de, wispelturige en berekende, Turkse staat.

Het gebrek aan opvangplaatsen kan uiteraard niet louter in de schoenen van Turkije geschoven worden. De gehele internationale hulpgemeenschap is verantwoordelijk voor de opvang van vluchtelingen uit Syrië. Zo schiet ook ons land schromelijk tekort in de hulp die ze biedt voor de vluchtelingencrisis in Syrië. Het ‘fair share’ van België bedraagt volgens Oxfam 1800 opvangplaatsen en 50 miljoen dollar aan financiële steun. Momenteel voorziet de regering 225 plaatsen en gaf het dit jaar 17,8 miljoen dollar aan steun, respectievelijk 12,5% en 35% van het minimum dat zou moeten gebeuren. Deze 17,8 miljoen lijkt veel, maar houdt ook de bijdragen aan het ‘Central Emergency Response Fund’ van de VN en het Humanitair agentschap van de Europese Commissie (ECHO) in.

De Turkse regering werpt zich graag op als beschermheer van de Syrische vluchtelingen en de Syrische oppositie. Syrisch president Assad is een doorn in het oog van de Turkse buitenlandpolitiek en moet kost wat kost vallen. De Koerdische vluchtelingen uit Kobanê en Shengal passen echter niet in het strategische plaatje van Erdoğan en diens eerste minister Davutoğlu.

Ten eerste is de houding van de Turkse regering tegenover de Koerdische beweging in Turkije, ondanks een vredes- en onderhandelingsproces, de afgelopen maanden erg verslechterd. Voornamelijk de ostentatieve onwil van de Turkse staat om in te grijpen in het offensief op Kobanê en de meer dan passieve steun aan IS hebben de argwaan bij de Koerden enorm doen toenemen. In oktober brak gedurende enkele dagen zelfs een ware stadsguerrilla uit in verschillende plaatsen in Zuidoost-Turkije, waarbij meer dan 30 doden vielen.

Het project voor democratische autonomie in Rojava, de Koerdische regio’s in Syrië, druist in tegen de post-Assad plannen van Turkije. De bevolking van Rojava heeft sinds een jaar het heft in eigen handen genomen en democratische instituties opgebouwd gebaseerd op gendergelijkheid, pluralisme en basisdemocratie. De zogenaamde Rojavarevolutie verzet zich tegen de soennitische, door Turkije gesteunde, mainstreamoppositie maar zou, indien succesvol, ook de Koerdische buren in Turkije kunnen inspireren. De Koerdische beweging in Turkije deelt immers dezelfde ideologische projecten als diegenen die momenteel in Rojava in de praktijk worden gezet.

Daarnaast schendt de Turkse staat het zogenaamde non-refoulementprincipe. Dit principe, opgenomen in het ‘VN-Verdrag betreffende de Status van Vluchtelingen’, verbiedt aan staten om de toegang te weigeren aan slachtoffers van vervolging. Turkse grenswachters laten echter enkel mensen met officiële papieren door. Degene zonder, de meerderheid van de vluchtelingen, moeten illegaal de grens zien over te geraken. Voor vluchtelingen uit Irak en Rojava bestaat er sowieso geen andere optie aangezien de grensposten gesloten zijn. De Syrisch-Turks grens en de grensstreek in Zuidoost-Turkije ligt daarenboven bezaaid met mijnen. Vanuit Kobanê kwamen er zo drie mensen aan hun einde.

Niet enkel belemmert de Turkse staat aan mensen in nood om zichzelf in veiligheid te brengen, het treed ook repressief op tegen vluchtelingen. Amnesty International heeft 40 melding verzameld van mensen die beschoten of geslagen werden door Turkse grenswachters, hoofdzakelijk in de Koerdische regio’s. Zeventien mensen werden standrechtelijk geëxecuteerd aan de grens door Turkse kogels. In oktober hield de Turkse militaire politie bijna 300 vluchtelingen, waaronder vrouwen en kinderen, uit Kobanê vijftien dagen lang vast in erbarmelijke omstandigheden. Zijn werden ondervraagd over eventueel lidmaatschap van de PYD, de grootste Koerdische partij in Syrië en ideologische bondgenoot van de PKK, de Arbeiderspartij van Koerdistan die streeft naar vrijheid en rechten voor de Koerden in Turkije.

De Turkse regering voorziet in principe in juridische bescherming en enkele basisrechten, zoals gezondheidszorg, voor geregistreerde vluchtelingen. In de praktijk is registratie voor velen echter moeilijk, slechts de helft van al de vluchtelingen komt er toe, en zelfs dan is het vaak ingewikkeld om de basisrechten ook effectief af te dwingen. Deze rechten, beschermd via een zogenaamd ‘Tijdelijk Beschermingsdirectief’ en dus niet via de internationale verdragen, kunnen bovendien op elk moment ingetrokken worden als de vluchtelingen een gevaar vormen voor de nationale veiligheid, openbare orde of openbare veiligheid, met andere woorden de gebruikelijke definitie van de Turkse wetgever voor zowat elke politiek bewuste Koerd.

De vluchtelingen buiten de kampen verblijven in geïmproviseerde opvangplaatsen, scholen, kloosters, militaire gebouwen, … Hier zijn uiteraard amper voorzieningen op gebied van hygiëne, gezondheid en accommodatie. De Unie van Gemeentes van de Zuidoost Anatolië Regio (GABB) heeft samen met enkele middenveldsorganisaties en lokale ngo’s de coördinatie van hulpverlening voor de ontheemde bevolking in hun regio op zich genomen. Dit coördinatieplatform is bijna volkomen afhankelijk van giften en liefdadigheid.

De Turkse staat legt deze lokale initiatieven echter voortdurend stokken in de weg. Zij duldt geen buitenstatelijke humanitaire projecten, zelfs als haar eigen opvang op zovele vlakken tekort schiet. Één van de grootste twistpunten is het feit dat de Koerdische initiatieven opvang en onderwijs in het Koerdisch aanbieden, iets wat binnen het Turkse onderwijssysteem nog steeds verboden is. De meeste Yezidivluchtelingen komen uit een gesloten en afgezonderde gemeenschap en hebben een enorm wantrouwen tegenover de Turkse staatsstructuren, gezien diens anti-Koerdische bias. Vandaar dat de Koerdische opvanginitiatieven een zeer waardevolle aanvulling kunnen zijn en als dusdanig ook door de internationale humanitaire gemeenschap dienen erkend te worden.

Ook de vluchtelingen uit Kobanê kunnen rekenen op een aparte behandeling. Elk van hen wordt bij voorbaat ervan verdacht sympathie te hebben voor het ideeëngoed van Abdullah Öcalan, de ideologische leider van zowel de PYD Syrië als de PKK uit Turkije. Als dusdanig vormen deze 200.000 vluchtelingen in de ogen van de Turkse staat op de eerste plaats een bedreiging en geen hulpbehoevende groep. De kampen voorzien voor vluchtelingen uit Kobanê worden onderworpen aan extra toezicht en het is amper mogelijk deze te verlaten. Daarnaast dient alle hulp aan de vluchtelingen uit Kobanê gecoördineerd te worden door de Turkse Rode Halve Maan, in plaats van de VN-agentschappen. Het is geen geheim dat de Turkse Rode Halve Maan een marionet is in de uitvoering van de buitenlandse beleidsprioriteiten van de Turkse regering.

De vluchtelingencrisis die momenteel Turkije treft valt dus niet enkel te wijten aan een gebrek aan middelen vanuit de internationale gemeenschap om in opvang en humanitaire hulp te voorzien. Donorlanden, zoals ook België, moeten zich er goed van bewust zijn dat de Turkse staat geen neutrale en betrouwbare partner is, integendeel zij is meer dan betrokken partij in dit conflict. Haar eigen interne agenda met betrekking tot de Koerdische kwestie, alsook haar diepe verlangen om kost wat kost het regime van Assad te vervangen door een aan haar getrouwe Moslimbroederstaat, zijn de belangrijkste drijfveren achter het beleid ten aanzien van de meer dan één miljoen Syrische en Iraakse vluchtelingen op Turks grondgebied.

De bijna 250.000 Koerdische vluchtelingen zijn rechtstreeks slachtoffer van de politisering van humanitaire hulp. Hun noden zijn echter hoog, zowel op vlak van voeding, gezondheidszorg als accommodatie, gezien de winter die voor de deur staat. De lokale opvanginitiatieven van de GABB bieden een mogelijk alternatief maar dan moet de internationale hulpgemeenschap wel de moed hebben deze als dusdanig te erkennen. Onze eigen Vlaamse regering, die de mond vol heeft van regionalisering, zou hierin een voortrekkersrol kunnen spelen.

Koerdisch Instituut Brussel

F
E
E
D

B
A
C
K