Gepubliceerd door Uitpers op 1 februari 2017

Komt er dan toch nog een einde aan de oorlog in Syrië? Dat is wellicht te optimistisch. Na een brutale militaire campagne in Oost-Aleppo werkt Rusland aan een politieke oplossing.

Verschillende lokale en regionale machten voeren een verbeten en moeilijke strijd tegen de Islamitische Staat (IS) die nog lang niet verslagen is. Elders in Syrië is het geweld niet verdwenen maar toch wel substantieel afgenomen. Dat is een gevolg van een broos staakt-het-vuren dat Rusland en Turkije hebben bemiddeld tussen het Syrische regime en een aantal belangrijke gewapende oppositiegroepen. De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties verwelkomde het staakt-het-vuren, maar het is een beperkt aantal landen dat het diplomatiek initiatief naar zich toe heeft getrokken.

Een maand na de inwerkingtreding van het staakt-het-vuren belegden Rusland, Turkije en Iran ‘Syrische vredesonderhandelingen’ in Astana, de hoofdstad van Kazachstan. Deze onderhandelingen waren niet alleen ‘bijzonder’ omdat de VS er slechts als waarnemer bij was, maar ook omdat de oppositie ditmaal vertegenwoordigd werd door de strijdende partijen op het terrein. Voorheen ging het om de politieke oppositie in het buitenland met weinig impact op de strijdende milities. Deze nieuwe vredesonderhandelingen moesten in eerste instantie het staakt-het-vuren versterken. De drie betrokken buitenlandse machten hebben afgesproken dat er een trilateraal mechanisme komt dat moet toezien dat het staakt-het-vuren wordt gerespecteerd. Dat moet er meteen voor zorgen dat de humanitaire toegang tot naar schatting 650.000 mensen in belegerde gebieden zal verbeteren. Er komt een gezamenlijk militair monitoringcentrum in Astana. De Speciale VN-Gezant voor Syrië, Staffan de Mistura, drukte de hoop uit dat dit staakt-het-vuren een “ondersteunend klimaat” zal creëren voor politieke onderhandelingen in Genève die gepland zijn voor 8 februari. Die zullen gehouden worden onder auspiciën van de Verenigde Naties en hebben de ambities om eerste stappen te zetten rond bestuur, grondwet en verkiezingen in Syrië op basis van resolutie 2254 van de VN-Veiligheidsraad.

Russische oogst

Rusland laat geen kansen liggen om de diplomatieke oogst binnen te halen als gevolg van de militaire overwinning in Oost-Aleppo.

Rusland laat geen kansen liggen om de diplomatieke oogst binnen te halen als gevolg van de militaire overwinning in Oost-Aleppo. Moskou tekende een nieuw akkoord met Syrië om de Russische marinebasis aan de kus van de Middellandse Zee in Tartous uit te breiden. Er zijn ook nieuwe afspraken gemaakt over een versterking van de Russische aanwezigheid op de luchtmachtbasis in Latakia.

Een paar dagen na de onderhandelingen in Astana overhandigde Moskou meteen een ontwerp van nieuwe grondwet aan de strijdende partijen met een paar opmerkelijke bepalingen die nochtans gevoelig liggen in zowel Damascus als bij het grootste deel van de Syrische oppositie. Zo zou het woord ‘Arabisch’ geschrapt worden in de officiële benaming van het land, dat nu als ‘Syrische Arabische Republiek’ door het leven gaat. Dat is een tegemoetkoming aan de etnische minderheden zoals de Koerden en de Turkmenen in het land. Daar blijft het niet bij in het Russische voorstel. Er komt een decentralisering van het bestuur met een zekere graad van autonomie in Rojava, de Koerdische regio, wat volgens Moskou het land voor uiteenvallen moet behoeden. De autonomie zou vooral cultureel zijn, waarbij de Koerdische en Arabische taal in Rojava op gelijk niveau worden geplaatst. Volgens het voorstel zal de “culturele identiteit worden verzekerd”, maar verder is “elk verlies van Syrisch territorium onaanvaardbaar”. Staatsgrenzen kunnen enkel gewijzigd worden na een algemeen referendum met deelname van alle burgers. Tot slot zou de macht van de president ingeperkt worden ten voordele van het parlement dat verantwoordelijk is voor beslissingen over oorlog en vrede, de president kan afzetten en leden van het grondwettelijk hof moet aanduiden. De president kan ook nog maar een keer herkozen worden voor een termijn van zeven jaar. In de huidige grondwet heeft de Syrische president de macht om het parlement te ontbinden. Dit artikel is in het Russische voorstel verdwenen. Dat geldt ook voor de passage dat de president het islamitisch geloof moet aanhangen en dat de islam de belangrijkste bron vormt van de wetgeving.

Het voorstel zorgde voor sterke negatieve reacties bij zowel de Syrische regering, als bij de Arabische oppositie en Turkije. Voor de oppositie is het feit dat een buitenlandse mogendheid een grondwet opstelt al een voldoende reden om het voorstel te verwerpen. Er wordt onder meer verwezen naar de slechte ervaringen met de Iraakse grondwet die onder Amerikaanse bezetting is opgesteld. De Russische hoofdonderhandelaar in Astana, Alexander Lavrentyev benadrukte evenwel dat het enkel het politieke proces wil vooruithelpen en het niet de bedoeling is om te interfereren in het constitutioneel proces.

Verhoudingen met Iran en Turkije

De Russische rol is opmerkelijk. Het land zet niet alleen veel uitdrukkelijker in op een politiek proces, maar gaf het Syrische regime een duidelijk signaal dat het bondgenootschap tussen beide landen niet onvoorwaardelijk is. Moskou bekritiseerde Damascus voor herhaaldelijke schendingen van het staakt-het-vuren en riep Iran op om zich te houden aan de verbintenissen die het is aangegaan in Astana. Iran wil Assad absoluut in het zadel houden en dat maakt dat deze laatste zich onafhankelijker kan opstellen tegenover Rusland dat zijn militair engagement wat wil terugschroeven.

De belangrijkste Turkse prioriteit is het beperken van de politieke en militaire macht van de Syrisch-Koerdische YPG

De relaties met Turkije, dat traditioneel een deel van de gewapenden steunt, zijn dan weer aan de beterhand. De Turkse vicepremier, Mehmet Simsek, heeft openlijk erkend dat een politieke oplossing zonder Assad niet meer mogelijk is. De belangrijkste Turkse prioriteit is het beperken van de politieke en militaire macht van de Syrisch-Koerdische YPG (Volksdefensieleger) dat het ziet als een afdeling van de ‘terroristische’ PKK. De Turkse politiek in Syrië is weinig succesvol en contraproductief gebleken, wat onder meer blijkt uit een reeks van aanslagen in Turkije. Turkije is sinds de zomer van 2016 – in een poging om zowel IS uit de grensstreek te verjagen als om de opmars van de Koerdische YPG te stuiten – ook nog eens in een militair avontuur betrokken geraakt en vecht al weken met weinig succes en bloedige verliezen tegen IS rond het strategische stadje Al-Bab. Turkije zag zich genoopt om tot een goede verstandhouding te komen met Moskou in de hoop de Syrische Koerden – die in hun strijd tegen IS de steun krijgen van de VS – af te blokken en er vermoedelijk op rekent dat betere relaties met Damascus zich op termijn tegen de Koerdische oppositie kunnen keren. Tussen Damascus en de YPG bestaat een defacto niet-aanvalspact. Eens IS is vernietigd, een belangrijke prioriteit voor zowel Moskou als Washington, is het niet ondenkbeeldig dat Damascus en de verschillende buitenlandse machten oordelen dat de Koerden niet meer nodig zijn.

Trump en Poetin

Een andere belangrijke vraag is hoe de relaties tussen beide grootmachten zelf zullen evalueren. De nieuwe president Trump heeft al laten verstaan verbeterde relaties met Poetin na te streven. Maar hij toont zich ook voortvarend, onberekenbaar en weinig coherent. Zo kondigde hij vorige week aan dat er “safe zones voor de mensen in Syrië” moeten komen. Hij gaf het Pentagon opdracht om gauw met een plan op de proppen te komen. Hij deed blijkbaar geen moeite om Moskou te consulteren over dat plan.

Het instellen van een ‘veilige zone’ kan ontaarden in een militaire confrontatie met Syrië en Rusland

Hoewel het voornaamste doel van Trumps plan er voor moet zorgen dat de Syrische vluchtelingenstroom naar het buitenland wordt ingedamd, eerder dan burgers te beschermen, kan het instellen van zo’n ‘veilige zone’ ontaarden in een militaire confrontatie met Syrië en Rusland die over een goed uitgerust luchtafweergeschut beschikken. De VS is in elk geval niet zomaar meer aan zet en moet rekening houden met de gewijzigde machtsverhoudingen en de positie van Rusland in het land. Dat is de prijs die Washington heeft betaald voor de ‘regime change’-politiek van Obama.

De verkeerde gok van Obama

Na de rampzalige militaire interventies in Irak en Afghanistan hoedde president Obama zich er voor om aan een nieuw militair avontuur te beginnen. In plaats daarvoor koos hij voor een (geheim) militair steunprogramma aan de zogenaamde ‘gematigde’ Syrische oppositie en deed hij een beroep op Turkije, Qatar en Saudi-Arabië. Obama beweerde dat hij een democratische oplossing nastreefde. Maar dat klonk weinig geloofwaardig als daarvoor de steun wordt ingeroepen van landen die zelf een autoritair of absoluut bestuur kennen. Uiteindelijk zou de extremistische gewapende oppositie het meest profiteren van de geleverde wapens en geld. In augustus 2012 waarschuwde de Amerikaanse militaire inlichtingendienst dat de Moslimbroeders, al Qaida en Salafisten de belangrijkste oppositiekrachten vormden met het doel een sektarische oorlog te voeren die moet uitmonden in een Salafistische staatsordening. Washington weigerde de strategie aan te passen ook al beklaagde minister van Buitenlandse Zaken Kerry zich er over dat de Golfstaten tonnen wapens leverden aan “al Qaida en de extremistische elementen van Jihadi’s afkomstig uit andere delen van de wereld.” Maar vorige zomer onthulde Kerry ook dat de VS er op rekende dat Assad onder druk zou komen te staan als gevolg van de opmars van IS en zo verplicht zou worden om te onderhandelen. Maar, aldus Kerry, Rusland verscheen op het militaire toneel omdat IS te bedreigend werd. “Wij keken toe” (…) in plaats van te onderhandelen, kreeg hij Poetin zover om hem te steunen”.

Dit staaltje van Machiavellistische politiek heeft Syrië niet alleen in een lange oorlog ondergedompeld, maar er ook voor gezorgd dat de VS het leiderschap over de Syrische politieke scene is kwijtgespeeld. Het is nog onzeker of de aangekondigde onderhandelingen van 8 februari in Genève effectief zullen plaatsvinden. Wel staat vast dat Rusland, dat militair hard optrad in Oost-Aleppo en niet opkeek van een burgerdode meer of minder, er alvast in geslaagd is om de wapens gedeeltelijk te doen zwijgen en op termijn misschien zelfs een politieke oplossing kan forceren.

Ludo De Brabander studeerde pers- en communicatie aan de Universiteit Gent. Sinds 1995 werkt hij voor Vrede vzw, een linkse vredesorganisatie met kantoor in Gent. Tegenwoordig is hij er de woordvoerder. Hij is auteur van o.m. ‘Als de NAVO de passie preekt’ (EPO, 2009 – samen met Georges Spriet) en ‘Oorlog zonder grenzen’ (EPO, 2015). Hij is van bij de start (1999) redactielid van Uitpers
 
F
E
E
D

B
A
C
K