Gepubliceerd door De Wereld Morgen op 25 januari 2017

De na de mislukte staatsgreep van 2016 afgekondigde noodtoestand in Turkije blijft reden tot veel zorgen in Europa. De Raad Van Europa stond op het punt sancties af te kondigen, maar Ankara schrok daar zo van dat besloten werd de noodtoestand af te zwakken. Dat klinkt mooier dan het in de praktijk is.

Het beste nieuws is dat verdachten onder de noodtoestand 2.0 niet langer het recht wordt onthouden om een advocaat te raadplegen. Verder is de periode waarin iemand zonder aanklacht kan worden vastgehouden teruggebracht van dertig naar veertien of zeven dagen. Ook mooi, al is een week nog altijd langer dan de door het Europees Hof van de Mensenrechten (ECHR) gestelde norm van vier dagen.

Commissie

Het meest controversiële aspect van de aangepaste noodtoestand is de komst van een commissie die de procedures rond de noodtoestand zal onderzoeken. Hier kunnen klachten over arrestaties, ontslagen en het opheffen van ondernemingen worden ingediend.

Er wordt sterk getwijfeld aan de objectiviteit van deze commissie, omdat vijf leden ervan worden benoemd door de premier en de overige twee door de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken.

Bovendien is het de vraag hoe lang een commissie met slechts zeven leden er over zal doen om zich te buigen over tienduizenden klachten (naar verwacht wordt uiteindelijk 200.000). Erg lang valt te vrezen. Veel sneller zou het gaan wanneer klachten over misstanden door de noodtoestand ingediend zouden kunnen worden bij reguliere rechtbanken, maar dat is dus duidelijk niet de bedoeling.

ECHR

In plaats daarvan lijkt het doel van de commissie juist het vertragen van de afhandeling van klachten te zijn. De reden ligt voor de hand, omdat het ECHR geen klacht in behandeling neemt zolang de procedures in Turkije niet zijn afgerond. Het gevolg van de nieuwe commissie is dan ook dat het erg lang zal duren voordat Turken met een klacht over de noodtoestand bij het ECHR aan kan kloppen.

Met dergelijke intenties is het zeer de vraag of de lichtere noodtoestand een einde zal maken aan de misdadige praktijken van de afgelopen vijf maanden. Praktijken die doen denken aan de jaren negentig, toen martelingen, verdwijningen en onwettige executies aan de orde van de dag waren.

Müjgan Ekin

(Kijk voor een belangrijke update over Müjgan Ekin: hier en onderaan dit artikel, noot Koerdisch Instituut vzw, 27/1/17)

Neem het geval van Müjgan Ekin, een gemeenteraadslid namens de pro-Koerdische Democratische Volkspartij (HDP) in de stad Diyarbakir, die zich daar vooral richt op sociaal-cultureel werk. Op 24 oktober vorig jaar werd een taxi waarin zij zich bevond klemgereden door de politie. Althans dat bleek later, toen haar vader er in slaagde contact op te nemen met de taxichauffeur.

Sindsdien ontbreekt ieder spoor van Ekin. Haar vader en broer trokken naar Ankara om contact op te nemen met politie en parlementsleden. Ook werd een persconferentie belegd, wat tot enige aandacht leidde van de weinige Tv-kanalen die nog vrij uit kunnen zenden. Niets mocht baten, Ekin is nog steeds spoorloos.

Nogmaals, dergelijke toestanden doen aan de jaren negentig denken. Hoe vaak heeft de regerende Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling (AKP) niet gesteld dat die tijd niet meer terug zou keren? Wel, de mensenrechtenschendingen van destijds zijn terug, en hoe.

Artsen

Op 6 januari werd onder de noodtoestand een decreet geïntroduceerd, waardoor 1699 personeelsleden van het ministerie van Justitie ontslagen konden worden. Daaronder bevonden zich een groot aantal artsen die werkten voor de forensische afdeling van justitie. Zij waren verantwoordelijk voor het opstellen van rapporten, om er zeker van te zijn dat arrestanten niet zijn mishandeld of gemarteld. Ook analyseerden zij de reden van overlijden van arrestanten en gevangenen.

Het ontslag van deze artsen is niet alleen van betekenis ten aanzien van de honderden aanwijzingen over martelingen, maar ook wat betreft het grote aantal raadselachtige zelfmoorden (veertig maar liefst) in gevangenissen sinds de couppoging.

Ahmet S.Yayla

De publicist Ahmet S. Yayla, die eerder chef was van de antiterreurafdeling van de Turkse en tegenwoordig verbonden is aan de faculteit criminologie, recht en samenleving van de Amerikaanse George Mason Universiteit, is er duidelijk over:

‘Dit decreet [van 6 januari] zorgt er voor dat martelingen en sterfgevallen niet gerapporteerd worden, dat beulen die sympathiseren met [president] Erdogan zich vrijer voelen om zich met dergelijke activiteiten bezig te houden, en dat er een toename zal zijn van het aantal zogenaamde “zelfmoorden” in gevangenissen. De potentiële consequenties zijn ijzingwekkend. Turkije beweegt zich er verder door in de richting van een politiestaat en ze leveren een serieus risico op voor het leven van hoog geprofileerde gevangen die zijn gearresteerd sinds de couppoging en waarvan er veel over informatie beschikken die niet welkom is voor de Erdogan-regering.’

Kortom, er is alle reden om aan te nemen dat de Raad van Europa zich een rad voor de ogen heeft laten draaien door AKP met de ‘zachtere’ noodtoestand en dat er nog alle reden is voor sancties.

Update  26/01/2017

Naar aanleiding van dit artikel lieten goed geïnformeerde kringen me een dag later  weten dat Ekin ondertussen met haar vader heeft getelefoneerd en zich niet meer in Turkije bevindt. Ik vond daar bevestiging voor bij haar familielid, nadat ik daar contact mee had opgenomen. Uit dezelfde richting vernam ik eerder over haar verdwijning, maar dat was al een tijdje geleden.

Er blijft veel onduidelijk. Volgens haar familie komt dat omdat Ekin terughoudend is met het prijsgeven van informatie over de telefoon, wat gezien de omstandigheden heel goed verklaarbaar zou kunnen zijn.

Wel is bekend dat ze belde vanuit Noord-Syrië. Om precies te zijn vanuit Jarablus, de Syrische stad over de grens met Turkije. Hoe ze daar terechtkwam is niet bekend. Volgens haar familie probeerde ze naar het deel van Syrië in handen van Koerdische milities te ontkomen. Daar koos ze dan echter een niet voor de hand liggende route voor, aangezien Jarablus vorig jaar door de Turkse strijdkrachten en door Turkije gesteunde jihadisten werd ingenomen en daar sindsdien door wordt gecontroleerd.

Volgens haar familie is ze echter ‘niet uit eigen beweging en ook niet uit vrije wil’ in Jarablus terechtgekomen. Ze zou daar echter wel veilig zijn.

Een vergelijking met de eerdere verdwijning van de Koerdische politicus Hursit Kütler dringt zich op. Hij werd vorig jaar eveneens door de politie opgepakt, in de provincie Sirnak. Ging al even mysterieus als bij Ekin, want het presidium voor veiligheidszaken en de gouverneur van Sirnak zeiden niets te weten van zijn aanhouding, toen zijn familie daar aanklopte.

Later dook Kütler op in Irak. Hij zei dat de politie in Turkije hem martelde en druk op hem had uitgeoefend om als spion in dienst te treden van de Turkse staat. Dat laatste doet sterk denken aan de praktijken van JITEM, een illegale gendarmeafdeling in de jaren negentig. Onder bedreiging van de dood besloten verschillende Koerden destijds voor dit onderdeel van de beruchte diepe staat te werken.

Kütler verklaarde dat hij naar Irak kon uitwijken omdat hij uit het politiebureau ontsnapte. Kon Ekin op dezelfde manier ontkomen? Het lijkt niet aannemelijk dat de politie haar zomaar liet gaan, na haar eerst te hebben laten verdwijnen.

Kortom, we weten nu in ieder geval dat Ekin nog leeft en niet meer in Turkije is. Mocht er een antwoord komen op de resterende vragen dan zal ik daar op terugkomen.

Volg Peter Edel op Twitter

Peter Edel is schrijver van De diepte van de Bosporus, een politieke biografie van Turkije (2012, Uitgeverij EPO, Antwerpen)

F
E
E
D

B
A
C
K