Vanaf de late jaren zestig hebben politici in Vlaanderen oren naar de problemen van de Koerden in het Midden-Oosten. Wat begint als de zaak van gepassioneerde enkelingen is veertig jaar later niet langer de grote onbekende. Hiertoe heeft de inzet van politici in Vlaanderen bijgedragen. Het lot van de Koerden is bovendien niet langer een ver-van-mijn- bedshow, zeker niet nadat de beelden van de gasdoden in het Iraaks-Koerdische stadje Halabja en de honderdduizenden vluchtelingen in de bergen in de nasleep van de Golfoorlog op het netvlies van televisiekijkend Vlaanderen blijven branden. Met de komst van duizenden politieke vluchtelingen in de laatste decennia worden we overigens direct geconfronteerd met het bestaan van de Koerden en de Koerdische kwestie.  In de Bres voor de Koerden gaat precies over de inzet en de bewogen- en bevlogenheid van Vlaamse politici voor de rechten van de Koerden. Aan de hand van interviews met vooraanstaande getuigen en gedocumenteerd met de naslag die deze inzet heeft gekregen in de vorm van moties, resoluties, interpellaties en andere initiatieven vertellen we het verhaal van dit engagement. We kijken achteruit maar ook vooruit, met het blijvende vraagstuk van Turkije’s toetreding tot de Europese Unie en de beloftes die dit inhoud voor de toekomst van haar minderheden.
Willy Kuijpers, Jaak Vandemeulebroucke, Frieda Brepoels, Bart Staes, Jan Béghin, Bert Anciaux, Lionel Vandenberghe, Nelly Maes, Hugo Van Rompaey, Jan Loones, Hugo Van Dienderen en Jef Sleeckx werden voor dit boek geïnterviewd. Hun bedenkingen en getuigenissen vormen de basis van dit werk.

Marlies Casier is werkzaam als onderzoekster aan de Universiteit Gent, verbonden met de Middle East and North Africa Research Group (MENARG) aan de Vakgroep Studie van de Derde Wereld, waar ze onderzoek verricht naar het transnationaal politiek activisme in relatie tot de Koerdische kwestie in Turkije. Van haar hand verschenen wetenschappelijke artikels in Ethnicities, the European Journal of Turkish Studies alsook het samengesteld volume Nationalisms and Politics in Turkey. Political Islam, Kemalism and the Kurdish Issue , bij Routledge, in samenwerking met Prof. Joost Jongerden (Wageningen Universiteit). Marlies Casier is licentiate in de Moraalwetenschappen en Master in Conflict & Development.

Meer info en bestelling: Koerdisch Instituut vzw
Bonneelsstraat 16-1210 Brussel
Bankrek. 001-2068530-81
T.: +32/(0)2 230 89 30 – F.: +32/(0)2 231 00 97 – [email protected]

 

Ludo Abicht over het onderzoek:

Het onderzoek beslaat de periode van maart 1985, toen volksvertegenwoordigers Willy Kuypers en Jaak Vandemeulebroucke in het Europees parlement een voorstel van resolutie indienden betreffende het geloof van de Koerdische minderheid in Turkije, tot  een vraag van Bart Staes aan de Europese Raad over de anti-PKK acties in Europa en de druk hieromtrent van de VS op de Europese instanties in april 2010.  Tussen beide data ligt de ontwikkeling van een solidariteitsbeweging door Vlaamse parlementairen in de Vlaamse, Belgische en Europese  wetgevende organisaties.  De auteur heeft een uitvoerige lijst opgesteld van resoluties, tussenkomsten in commissies, betogingen, hongerstakingen, publicaties en onderzoeksreizen die deze politici, meestal in samenwerking met het Koerdisch Instituut in Brussel, voor de verdediging van de rechten van de Koerden hebben ondernomen en nog steeds voortzetten.
Daar het in de eerste plaats ging om de erkenning van de culturele, politieke en sociale rechten van een over vier staten verdeeld en onderdrukt volk is het niet verwonderlijk dat de meerderheid van hen uit de toenmalige Volksunie en de partijen die haar zijn opgevolgd afkomstig waren, maar ook politici uit andere partijen, van Groen! en VLD tot sp.a, hebben zich bij deze acties aangesloten.  Dat blijkt onder meer uit de interviews die de auteur van hen heeft afgenomen.
Het heeft geen zin, hier nogmaals te herinneren aan het lot van de Koerden en dus de noodzaak en relevantie van een dergelijke inzet, maar het is daarentegen wél nuttig, een aantal problemen te benadrukken die in bijna alle gesprekken terugkeren:

1. ten eerste is er de vraag naar de efficiëntie van deze acties.  Daarop kan men alleen maar antwoorden dat de voortdurende actualisering van het probleem een onmiskenbare invloed heeft gehad en nog steeds heeft op de vele discussies rond de voorwaarden voor de toetreding van Turkije tot de Europese Unie;

2. het is een interessante vaststelling  dat de met de Koerden sympathiserende politici het onderling oneens zijn over de strategie  in verband met deze toetreding.  Sommigen denken dat deze toetreding de Turkse autoriteiten vanzelf zal verplichten de discriminatie van de Koerdische taal en cultuur op te heffen, terwijl anderen van mening zijn dat een dergelijke koerswijziging aan elke volwaardige toetreding moet voorafgaan, omdat de Europese Unie, eens dat Turkije een gewoon lid geworden is, kan argumenteren dat dit een binnenlandse aangelegenheid geworden is.  In een interview met Derwich Ferho, de directeur van het Koerdisch Instituut van Brussel, lijkt  de auteur dit laatste standpunt bij te treden: “Ook de mogelijke toetreding van Turkije tot de Europese Unie kan niet van kracht gaan zolang de problemen die vandaag gekend zijn.”  Het is duidelijk dat het debat hierover nog niet afgelopen is.

3. alle politici keuren het gebruik van geweld af, zowel door de PKK als door de Turkse regering, en pleiten voor een politieke oplossing, ook al begrijpen ze dat  het gewapend verzet er in het verleden voor gezorgd heeft dat de Koerdische zaak op de internationale agenda gebleven is.  Ze beseffen echter ook dat de geopolitieke situatie na de aanslagen van 11 september 2001 in de VS en de door de VS geleide “oorlog tegen het terrorisme” grondig veranderd is.  Er moet, anders gezegd, met alle betrokkenen, ook de PKK, ten gronde over een oplossing onderhandeld worden.

4. interessant in deze studie is ook de discussie over de reële en vermeende tegenstelling tussen een internationaal engagement en de steun voor de nationale emancipatie van de Koerden.  De tegenstelling is reëel,  indien een eventuele Koerdische autonomie zou leiden tot een terugplooiing van de Koerden op zichzelf.  Ze is vermeend, indien men onterecht iedere vorm van streven naar grotere autonomie automatisch als afwijzing van de internationale solidariteit beschouwt en veroordeelt.

In de uitvoerige bijlagen, die ongeveer de helft van de tekst beslaan, staan tijdschriftartikels, de belangrijkste resoluties, interpellaties en initiatieven en de beargumenteerde principiële Platformtekst 1998 van de Coördinatie “Stop de oorlog tegen het Koerdische volk”.
Dit boek is een eerlijk document over de mogelijkheden die Vlaamse politici hebben om een positieve invloed uit te oefenen in de verdediging van de mensenrechten in de wereld, maar ook over de grenzen van dit engagement.  Door deze objectieve benadering is de auteur erin geslaagd, zowel een zelfgenoegzaam triomfalisme (“Kijk eens wat we allemaal gedaan hebben!”) als een verlammend pessimisme (“Maar wat hebben we nu in feite bereikt?”)  kunnen vermijden en daarmee de energie voor en de hoop op een verbetering van de toestand opengehouden.

 Jef Nyssen:

Marlies Casier, onderzoekster aan de Universiteit Gent, heeft met dit boek een gedocumenteerd werk samengesteld dat een omstandig overzicht geeft van het engagement van verschillende Vlaamse politici uit diverse politieke strekkingen voor de Koerden in Turkije, dat vanaf het eind van de jaren ’60 in Vlaanderen gestalte begint te krijgen. Dankzij de inspanning van deze politici door de jaren heen en de onvermoeibare inzet van de vrijwilligers van wat later het Koerdisch Instituut zou worden, is in Vlaanderen de belangstelling voor de Koerden in Turkije (en daarbuiten) vanaf de jaren ’70 enorm toegenomen.

Het boek is opgedeeld in twee delen. In het eerste komen verschillende Vlaamse politici aan het woord over hoe hun engagement tot stand gekomen is en hun visie omtrent de Koerdische kwestie. Het hoeft niet te verbazen dat aanvankelijk vooral toenmalige VU’ers zich geroepen voelden om op te komen voor de rechten van de onderdrukte Koerden, verdeeld over vier staten. Nadien voelden ook politici uit andere partijen, zoals het huidige Groen! en de Sp.a zich geroepen (veel van de betrokken oud-VU’ers hebben de overstap gemaakt naar de N-VA) om hun steentje bij te dragen aan de erkenning van de Koerdische zaak in Vlaanderen, België en Europa. Zo komen er verschillende interviews aan bod met o.m. Hugo Van Rompaey (ex-CD&V), Jef Sleeckx (ex-Sp.a, nu CAP), Willy Kuijpers (ex-VU), Jaak Vandemeulebroucke (ex-VU, nu N-VA), Frieda Brepoels (ex-VU, nu N-VA), Bart Staes (ex-VU, nu Groen!), Hugo Van Dienderen (Groen!), Nelly Maes (ex-VU, ex-Spirit/Vl.Pro./SLP), Bert Anciaux (ex-VU, ex-Spirit/Vl.Pro./SLP, nu Sp.a), en anderen. Sommige politici, zoals Willy Kuijpers, laten het ook niet na hun impressies te geven over de studiereizen die ze ondernomen hebben naar Diyarbakir en waar ze meermaals geconfronteerd werden met het harde optreden van de Turkse staat tegen de Koerden. Tot slot kan een interview met Derwich Ferho, voorzitter van het Koerdisch Instituut te Brussel, hier niet ontbreken.

Het tweede deel verzamelt een omvangrijk overzicht van o.a. krantenartikels, resoluties, mondelinge en schriftelijke vragen van Vlaamse politici (in de Senaat, de Kamer van Volksvertegenwoordigers en het Europees Parlement), interpellaties en tussenkomsten in commissies, een lijst van alle initiatieven van Vlaamse politici in het Europees Parlement met betrekking tot de Koerdische kwestie alsook de activiteiten die ze hieromtrent georganiseerd hebben (persconferenties, colloquia, enz.), en de platformtekst 1998 van de Coördinatie ‘Stop de oorlog tegen het Koerdische volk’.

In de gesprekken met de verschillende politici worden bepaalde onderwerpen steevast behandeld. Hoewel iedereen het ermee eens is dat de onderhandelingen tussen de Europese Unie en Turkije een drukkingsmiddel vormen om de Turkse staat te verplichten toe te zien op een bescherming van de minderheden op zijn grondgebied, zijn de meningen verdeeld over de vraag of een Turkse toetreding al dan niet wenselijk is. Sommige politici zijn van mening dat de Turkse staat na zijn toetreding zichzelf automatisch verplicht zal zien om hier werk van te maken. Anderen, waaronder Derwich Ferho, vinden dat Turkije eerst grondig werk zal moeten maken van de erkenning en bescherming van de politieke, culturele en sociale rechten van de minderheden vóór een mogelijke toetreding.

Over het guerrillaconflict tussen Turkije en de Arbeiderspartij van Koerdistan (PKK) zijn de politici het allen eens: het gebruik van geweld moet afgezworen worden willen we tot een oplossing van het conflict komen en een stap zetten naar vrede. Ze beseffen allen dat het gewapende verzet historisch gegroeid is en dat de Koerdische kwestie zonder dat verzet in de vergetelheid zou zijn geraakt en de internationale agenda niet had gehaald, maar geloven dat de tijd gekomen is voor alle betrokken partijen om met elkaar te onderhandelen willen ze het conflict tot een einde brengen.

Dit boek is niet enkel een uitvoerige terugblik op het engagement van verschillende Vlaamse politici voor de Koerdische zaak die voor velen onder ons geen nobele onbekende meer is, in tegenstelling tot amper enkele decennia geleden. Het biedt eveneens een vooruitblik naar de toekomst. Er mag dan al wel veel gerealiseerd en gebeurd zijn, de weg is nog lang en de Koerdische beweging heeft nog een heel eind af te leggen. Of het hierbij hulp zal krijgen van Europa en wanneer dit zal gebeuren valt nog af te wachten, maar het lijdt geen twijfel dat er alsmaar meer mensen zich geroepen voelen om de onderdrukking van de minderheden in Turkije aan te kaarten en de druk op de Turkse ketel te houden. Dit werk is dan ook een interessante bijdrage aan de bewustwording van de Koerdische problematiek in Vlaanderen en daarbuiten die bovendien aantoont dat ook lokale politici iets kunnen betekenen voor de bescherming van de mensenrechten overal ter wereld.

 

F
E
E
D

B
A
C
K