Doelstelling Om een dieper inzicht te verwerven in de Koerdische kwestie is het nuttig en relevant te bestuderen hoe de situatie van de Koerden zich ontwikkelt in de zogeheten diaspora, in het bijzonder in de Kaukasus, een regio waar de Koerden sinds lang aanwezig zijn en die aansluit bij het ruimere Mesopotamische gebied, waar in het begin van de twintigste eeuw ei zo na een Koerdische republiek, Koerdistan, had kunnen opgericht worden. De studiereis had de volgende doelstellingen : -Onderzoek van de demografische, politieke, sociale, economische en culturele situatie van de Koerden in de Kaukasus. -Prospectie van de mogelijkheid tot oprichting van een Koerdisch instituut in Tbilisi en Jerivan. -Onderzoek naar de toestand van de plaatselijke Koerdische archieven, naar de mogelijkheid tot bewaring, bescherming en verdere uitbouw ervan ter plaatse of tot overbrenging ervan naar andere landen, bijvoorbeeld naar Vlaanderen, met de daaraan verbonden voorwaarden. -Bijkomende suggesties en gegevensverstrekking vanwege Koerdische deskundigen in verband met de doctoraatsthesis van HVR. Deelnemers -Jan Béghin, lid Brussels parlement -Derwich M. Ferho, directeur Koerdisch Instituut Brussel -Hugo Van Rompaey, eresenator en doctorandus theologie 1. Koerdische zetel te Tbilisi, Georgië (24/8/04, van 11 tot 13 u.) Als vertegenwoordigers van de Koerdische gemeenschap namen 17 mannen en 9 vrouwen deel aan het gesprek. Vanwege de Koerden werd uitdrukkelijk gewezen op het belang van politieke en diplomatieke steun voor de algemene Koerdische vrijheidsstrijd, vooral dan van niet-Koerdische vrienden : ” Jullie zullen in gouden letters vermeld worden in de Koerdische geschiedenisboeken “. Door vele staten wordt het Koerdische probleem genegeerd. De PKK-leider wordt voorgesteld als een terrorist, een duivel. Zijn isolatie door Turkije op het gevangeniseiland Imrala in de Zee van Marmara (tegenover Istanbul) is duidelijk gericht op het vernietigen van zijn identiteit. De Koerden ondervinden obstructie op het politieke vlak, omwille van de nabuurschap van Turkije. Het is moeilijk in Georgië om Koerden zich poltitiek te laten engageren. Sinds Sjevernadze is de situatie, in vergelijking met de Sovjetperiode, verslechterd, ook omwille van de relatie met Turkije. Turkije stuurt immers in gans Europa agenten uit tot promotie van het Turkse regime. Onder het Russsiche regime gebeurde er slechte dingen, maar ook goede. De Koerden lijden onder de discrminatie op het vlak van sociaal beleid, arbeidsmogelijkheden, onderwijs en cultuur. Voorheen werd in twee scholen twee uur per week Koerdisch gegeven. Nu zijn Koerdische boeken geweerd. De toegang tot de universiteit is uiterst moeilijk voor Koerden. Er worden geen kansen geboden aan Koerdische atleten. Na dertig jaar werd ook een einde gemaakt aan Koerdische programma’s op de radio. Op de vraag aan de overheid om alsnog een en ander te subsidiëren komt het laconieke antwoord : ” Vraag geld aan uw criminelen “. Men raamt dat de Koerden in Georgië demografisch nu gedaald zijn van 35.000 à 40.000 tot 19.000. Dit moet vergeleken worden met de naar schatting 500.000 Armeniërs en de daling van de oorspronkelijk 150.000 Joden tot 3.000 à 4.000. De naar eenheid strevende volksnationalistische drang leeft evenwel zeer sterk bij de Koerden, zoals het bijna sloganmatig weergegeven wordt in het vijfvoudige Koerdische wachtwoord : yek kereme (één wil), yek nedere (één hoop), yek sefoete (één gelaat), yek dewlete (één land), yek zare (één taal). 2. Gesprek met Keremê Ankosî, specialist in de koerdologie en de Iraanse filogie (25/8/04, 15 tot 18u.) Ankosî bekommert er zich over dat door de sterke emigratie de Koerdische aanwezigheid wel eens zou kunnen gedaald zijn tot 10.000 à 15.000. Door het ontbreken van overheidssteun verdwijnt de sociale, culturele en politieke opbouw van één eeuw. Meer dan de helft van de Koerdische archieven is in privé handen en dreigt naar het buitenland te verdwijnen. Het gaat over boeken, affichen, foto’s, verslagen, brieven, folders, krantenartikels betreffende onder andere feesten, manifestaties, tentoonstellingen en relaties met buurvolkeren vanaf 1920. Voor een eventuele stockage van archiefdocumenten ontbreken de financiële middelen. Door het uiterst lage welvaartspeil willen de Koerden eerst brood op de plank. De weinige rijke Koerden reageren niet. Ook niet de internationale instanties, want daarin opereren Georgische functionarissen, en ook niet het Europese bureau in Tbilisi. Europa heeft geen belangstelling voor koerdologie, maar wel voor Georgië. Delegaties van organisaties voor mensen- en minderhedenrechten hebben geen contacten met Koerden. Er is reëel geen mogelijkheid om klacht in te dienen. Voorheen, tijdens het Sovjetregime, waren er op radio en TV voor alle minderheden programma’s. Voor de Koerden rest er 15 minuten per week terwijl voor andere minderheden, zoals de Russen, Azaeri’s en Armeniërs, de programma’s worden uitgebreid. De Koerden worden, door hun financieel onvermogen, de facto ook zwaar gediscrimineerd betreffende de toegang tot de universiteiten, die voor 80 % in privé handen zijn gekomen en waar ook wel eens diploma’s worden afgekocht. Men zou in rekening moeten nemen dat Tbilisi sinds 500 jaar hét centrum van de Kaukasus is. Er zijn in Tbilisi archieven over Turkije en enkele Arabische landen. Gezien de belangstelling van de Amerikanen voor het Midden-Oosten zou men toch wel een en ander mogen verwachten. 3. Gesprek Vereniging Koerdische Intellectuelen, opgericht sinds een maand (25/8/04, 19 tot 21 u.) Deze vereniging werd vertegenwoordigd door 2 professoren (historiografie en oriëntalistiek) en een advocaat, journalist, bioloog, economist, oriëntalist, journalist en 2 kunstenaars. Door hen werd een zeer negatieve status quaestionis opgemaakt van de Koerdische zaak. Na de implosie van de Sovjet-Unie werd volgens hen alles verloren. Sinds 4 jaar bezondigt men zich in Georgië aan onomatocide, alleen Georgische namen worden toegestaan, wat alleen voor de rechtbanken kan aangevochten worden. Voor de meeste Koerden ontbreken daartoe de nodige financiële middelen. Bovendien worden de Koerden, ondanks het bezit van diploma’s (vooral daterend uit de Sovjettijd, maar ook van recente datum) inzake tewerkstelling zwaar gediscrimineerd. De internationale fondsen, bestemd voor Tbilisi, worden gekanaliseerd door Georgische ambtenaren. Aan de Koerden wordt vooral gezegd wat men niet mag doen, onder andere in verband met publicaties. De Koerden vragen dezelfde fundamentele rechten zoals voor de andere volkeren. Er mag niet uit het oog verloren worden dat er belangrijke archieven bestaan, maar de financiële middelen om deze te beheren en ten nutte te maken ontbreken. 4. Programma Ministerie van Buitenlandse Zaken van Armenië (27 en 28/8/04) 4.1. Diplomaat Hasnik Talimadjan (27/8/04, 10.30 u. tot 11 u.) Bespreking van voorziene programma en van de doelstellingen van de studiereis (zie hoger). 4.2. Gesprek op de Kamer van Koophandel en Industrie van Armenië (27/8/04, 11.15 u. tot 12.15 u.) Aanwezig waren directeur Samvel Hovakimian en twee medewerkers. De directeur heeft sinds 2 jaar de politiek verlaten en is verantwoordelijk voor de promotie van de export naar Europa en van de economische activiteiten in en tussen de kleinere steden. De Kamer heeft de opdracht te reageren op de economische conjunctuurgolven en de actuele problemen en de kansen van de kleinere ondernemingen, vooral marktgericht, te bevorderen. Aan de orde is de juiste integratie in de Kaukasus en samenwerking met Rusland, Europa en internationaal. Er wordt een positieve groei in het vooruitzicht gesteld voor de volgende 10 jaar. 4.3. Gesprek met Armen Roustamian, voorzitter van de Commissie Buitenlandse Zaken van het Armeense parlement (27/8/04, 12.20 u. tot 13 u.) De commissie ijvert voor goede internationale contacten. Er zijn subcommissies voor de kwestie Karabach, voor de nationale en internationale samenwerking, voor de economische relaties, voor de rechten van de Armeniërs in het buitenland en voor de internationale contacten. De relatie met de buurlanden is complex. Omwille van de kwestie Karabach zijn er geen diplomatieke betrekkingen met Azerbaidzjan en Turkije, wel met Iran en Irak. Met Wit-Rusland zijn er bilaterale contacten, met Georgië ook maar in dit verband zijn er nog niet opgeloste problemen. Ten overstaan van Turkije ligt zijn blijvende ontkenning van de genocide van 1915 zeer zwaar. De genocide is niet alleen een historisch feit, maar Armenië blijft ze beschouwen als een reële bedreiging. 4.3. Ontmoeting met Gabriel Gyozalian, prefect van de regio Aragatsoten (27/8/04, 13.15 tot 14.15 u.) Deze prefect is, als regeringsverantwoordelijke, bevoegd voor 3 steden, 45 gemeenten en 111 dorpen. Er zouden in de respectieve lagere scholen meerdere uren per dag Koerdisch gegeven worden, zoals Russisch en Armeens, en er zou opvang zijn voor Koerdische kinderen. Eveneens zou de zo noodzakelijke watervoorziening voor de (afgelegen) dorpen quasi verzekerd zijn. Deze positieve voorstelling van zaken werd evenwel door meerdere Koerden uit de dorpen ten stelligste tegengesproken. De opsplitsing tussen de Koerden en de aanhangers van het Yezidisme wijst volgens de Armeense autoriteiten -dit komt verder nog ter sprake- op een verdeeldheid binnen de Koerdische gemeenschap. De Armeense overheid zou geen onderscheid maken tussen Koerden en Yezidisten, wat in dit rapport zal tegengesproken worden. 4.5. Gesprek met Heranouch Kharatian, Directrice van de Dienst Minderheden (28/8/04, 11 tot 12.30 u.) Aanwezig zijn de directrice en 3 medewerkers. Volgens de overheid is de nieuwe wet betreffende de nationale minderheden gunstig, daar deze gericht is op zowel integratie als respect voor de culturele identiteit. Armenië zou geen assimilatie nastreven. Voor de minderheden zou er een oplossing gegeven worden aan het onderwijs- en waterprobleem. Het probleem van het onderscheid tussen Koerden en Yezidi’s geeft aanleiding tot emotionele discussies. Het Yezidisme (een typisch Koerdische godsdienst) zou verwijzen naar de intellectuele uiting van die gemeenschap. De regering zou deze kwestie verder ter studie nemen, vooral in verband met de voorkeur die binnen de Koerdische gemeenschap zou uitgesproken worden voor één van beide. 4.6. Bezoek monument van de genocide (28/8/04, 12.30 tàt 14 u.) Rondleiding en gesprek met directeur Lavrenti Barseghian. 4.7. Interview voor TV PROMETEE (28/8/04, 18 tot 19.30 u.) Dit is een commerciële TV. Het interview had betrekking op de doelstelling van de studiereis (zie hoger). De opname werd dezelfde avond uitgezonden in de nieuwsberichten. 5. Koerdisch Comité (28/8/04, 16 tot 17.30 u.) Vijf Koerdische gesprekspartners waren aanwezig. Zij bestrijden heftig de opsplitsing door de overheid in Koerden en Yezidi’s. De Koerden zijn een etnische groep, het yezidisme is een godsdienst. In 2002 zou de Armeense overheid 41.000 yezidi’s en maar 1519 Koerden geteld heben. De bevolking wordt in onwetendheid gelaten, de overheid voert geen duidelijk beleid en de geestelijke leiders van het yezidisme, de sjeiks (aangesteld op basis van erfrecht), laten in hun eigen belang en blijkbaar niet zonder succes hun invloed gelden. Publicaties in het Koerdisch worden voorgesteld, niet als Koerdisch, maar als yezidi-taal. De overheid lijkt erop gebrand om de Koerdische gemeenschap te verdelen en daardoor te verzwakken. 6. Koerdische radio (30/8/04, 11 tot 13 u.) De Armeense radio zend programma’s uit in 12 talen. In de jaren vijftig kregen de Koerden 15 minuten per dag, in de jaren zestig anderhalf uur. Na de implosie van de Sovjet-Unie werd dit herleid tot 30 minuten. Door de economische rampspoed werd de oorspronkelijke staf herleid tot één journalist. In het totaal wordt twee uur gegund, als de kosten ervan gedekt worden. Het salaris bedraagt 30 à 40 euro per maand. Betreffende de eventuele overname van het radioarchief (bevattende een honderdtal uur theater, muziek en interviews) wordt een prijs vooropgesteld van 3.000 euro. 7. Departement Koerdologie (30/8/04, 13 tot 14.30 u) Aanwezig waren het departementshoofd prof. dr. Maxim en twee medewerkers. Het doctoraatsproject wordt beschouwd als een nieuw en zeer interessant thema, dat nog niet werd behandeld door Turkse of Europese wetenschappers. Er kunnen wel aanknopingspunten gevonden worden met het werk van de Russische wetenschapper Desjeriev (Socio-linguistika, in het Engels vertaald). Betreffende de verzameling van een Koerdisch archief is prof. Maxim bereid gratis zijn medewerking te verlenen. Volgens hem zijn er als zodanig geen Koerdische archieven beschikbaar, maar wel boeken en documenten in bibliotheken, met name in de Armeense staatsbibliotheek, in deze van de universiteit en in deze van het departement koerdologie. Hij stelt als objectief 4.000 à 5.000 boeken te laten mikrofilmen. Voor dit werk zouden 1 à 2 medewerkers moeten voorzien worden, die een salaris zouden moeten ontvangen van 200 euro per maand. 8. Maandblad Rya Teze (De Nieuwe Weg, 30/8/04, 15 tot 15 u.) Het eerste nummer verscheen in 1930. Het is de oudste Koerdische krant, die een encyclopedisch overzicht bracht van alle Koerdische activiteiten in de Sovjet-Unie, inzake publicaties, literatuur en onderzoek. Tijdens de Sovjetperiode verschenen twee nummers per week. Toen had men 25 medewerkers en een wagen ter beschikking. De editie stopte in 1937 en werd hernomen in 1955. Vanaf 1991 verscheen één nummer per maand. Vanaf 1930 tot 1937 werd het Latijnse alfabet gebezigd, vanaf 1955 tot 2.000 het cyrillische en vanaf 2.000 (tegen de wil van de regering) terug het Latijnse. Sinds 1991 wordt er geen subsidie meer ontvangen. Nu wordt één salaris uitbetaald van minder dan 50 dollar per maand en twee van minder dan 40 dollar. Drie medewerkers werken gratis. In Armenië wonen er amper een duizendtal Oekraïners (wel voor 99% getrouwd met Armeensen), maar hun krant wordt volledig gefinancierd door de staat. De Koerdische krant overleeft door buitenlandse steun (onder andere van Talabani in Irak, het Koerdisch instituut in Parijs, Koerden uit Duitsland en uit Moskou) De Koerden in Armenië zijn zelf te arm om geldelijke steun te verlenen. Het Koerdisch Instituut van Brussel heeft onmiddellijk een bijdrage (400 euro) ter plaatse uitgekeerd, net zoals voor de Koerdische radio. De krant zou kunnen overleven met een budget van 6.000 dollar per jaar. De oplage is nu 500 exemplaren die alleen in Armenië verschijnen, maar de inhoud is wel gericht op alle aspecten van de Koerdische kwestie, zowel in binnen- als buitenland. De krant is ingebonden over gans de periode 1930 tot 2001. Dit archief wordt gratis overgedragen aan de goede zorgen van het Koerdisch Instituut van Brussel, aangevuld met een honderdtal foto’s en materiaal uit privécollecties.

F
E
E
D

B
A
C
K