Derwich M. Ferho, Brussel, 21 juli 2015

Explosion hits Kurdish cultural center in Suruc, Turkey, July 20, 2015. Photo: Ekurd/Twitter

Aanslag op het Koerdisch cultureel centrum in Suruc, Turkije, 20 juli 2015.                      Foto: Ekurd/Twitter

32 mensen, jong en oud, werden gedood door de aanslag in Pirsus, de stad aan de grens met Kobanê. Meer dan honderd mensen zijn gewond geraakt. Enkele honderden studenten, afgestudeerden, moeders en vaders waren daar, in het Cultureel Centrum Amara, een persconferentie aan het geven om enkele uren later als vrijwilligers naar Kobanê te gaan met als doel de stad te helpen herbouwen.

Een van de groepsleden vertelde in een videogesprek het volgende.
“We gaan 500 bomen planten in naam van de revolutionairen die gedood werden in het verzet tegen ISIS in Kobanê. We gaan ook fruitbomen planten in naam van Berkin Elvan (de 15-jarige jongen die gedood werd tijdens de Gezi-protesten), het oorlogsmuseum in Kobanê heropbouwen, de bibliotheek en de kinderopvang in het cultureel centrum herstellen, een speeltuin bouwen en bijdragen aan het opruimen van het centrum van Kobanê.”
De driehonderd vrijwilligers hadden een heilig doel. Ze wilden mee gaan heropbouwen wat de haat vernield had. Ze hadden boeken voor de schoolgaande kinderen, speelgoed voor kinderen, kleding voor hun leeftijdsgenoten en enkele honderden planten mee. Geen wapens, geen kogels en ze reden niet met militaire jeeps en tanks om een oorlog mee te voeren. Ze hadden een missie: vrede en vrijheid mee gaan opbouwen. Toch zijn deze mensen zwaar gestraft door vijanden van de vrede en de vrijheid.

Wie zit hier achter? Wie kan zo een misdaad tegen de mensheid laten gebeuren? Op een plek waar alles en iedereen op de voet gevolgd wordt, waar niets en niemand kan bewegen zonder dat de Turkse autoriteiten op de hoogte zijn, gebeurt een aanslag op onschuldige burgers die niets anders dan goede, menselijke doelen hadden. Geen weldenkende persoon kan aan de medeplichtigheid van de Turkse staat twijfelen. Want sinds enkele jaren blokkeert de Turkse staat alle wegen die naar Kobanê en de andere kantons van Rojava leiden. De vluchtelingen uit Kobanê, Cizîrê en Afrîn werden het leven zuur gemaakt. Humanitaire hulp werd tegengehouden aan de grens. De Koerdische opstand in Rojava tegen de terreurgroepen en de Syrische militaire agressiviteit werden door de Turkse regering gestraft door op alle vlakken een embargo toe te passen. Enkel en alleen de IS-terreurgroepsleden kunnen schijnbaar vrij bewegen in de streek.

Ondanks alle tegenwerkingen van de Turkse staat wisten de YPG- en YPJ-milities samen met hun bondgenoten de IS-terreurgroep in Kobanê te verslaan. Nieuwe initiatieven werden genomen en het initiatief om Kobanê weer op te bouwen wordt internationaal gesteund. Dat ziet de Turkse staat niet graag gebeuren. Elke vooruitgang van de Koerdische kantons in Rojava ziet de Turkse staat als een bedreiging. Daarom doet ze alles om de regio nog meer te laten destabiliseren. Dergelijke misdaden hebben als doel solidariteitsinitiatieven als deze van enkele honderden vrijwilligers te saboteren. Het is al lang geweten dat de Turkse staat liever de ziekelijke IS-terreurgroep heeft dan de vrede- en democratie-eisende Koerden.

De Koerdische politieke en mensenrechtenorganisatieshebben een oproep gelanceerd waarin ze de internationale gemeenschap vragen om druk uit te oefenen op de Turkse staat opdat deze stopt met het saboteren van solidariteitsacties en haar veiligheidsdiensten niet langer inzet tegen vreedzame sociale en politieke bewegingen, maar tegen de fundamentalistische terroristen die een veilig heenkomen vinden in Turkije. Indien de Turkse autoriteiten niet van plan zijn om te luisteren en de huidige koers verder zetten door de IS te steunen, moet ze op de lijst gezet worden van de staten die het terrorisme voeden.

Derwich M. Ferho, voorzitter Koerdisch Instituut te Brussel

F
E
E
D

B
A
C
K