De laatste jaren zagen de vooruitzichten voor de Turkse economie er niet bemoedigend uit. Veel buitenlands kapitaal verdween en van aanslagen en regionale spanningen ging een negatieve invloed uit.

Toch groeide de Turkse economie in het laatste kwartaal van 2015 met 5,7 procent. Na de eerste drie maanden van dit jaar bleef daar nog 4,8 van over, maar daarmee was Turkije nog altijd koploper in Europa. Alleen Zweden en Roemenië kwamen met 4,2 procent in de buurt en binnen de G-20 is Turkije de op drie na snelst groeiende economie.
Indrukwekkend, en je zou geneigd zijn om vertegenwoordigers van de regerende Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling (AKP) te geloven wanneer die stellen dat de Turkse economie veerkrachtig is.
Meer schuld
Voor de AKP is groei als de heilige graal. Ook wat betreft het electorale succes van de partij, omdat stemmers zich er op blindstaren.
Die groei is meer gebaseerd op binnenlandse vraag dan bijvoorbeeld op export. In het tweede kwartaal, waarin de groei tot 3,1 procent terugliep, liep de groei van uitgaven door huishoudens terug. Dit verklaart waarom de regering nu tracht de consument te stimuleren door lenen aantrekkelijker te maken.
Maatregelen daartoe bestaan uit het verlengen van de termijn waarop credit card schuld kan worden afbetaald. Dat is nu mogelijk over maximaal 72 maanden. De termijn voor het aflossen van andere leningen is uitgebreid van 36 naar 48 maanden, terwijl het minimumbedrag van een lening werd verhoogd van bijna 1200 euro naar meer dan 1500 euro.
Om de onder druk staande bouwsector tegemoet te komen zijn voortaan leningen mogelijk voor 80 procent van de waarde van het onroerend goed in plaats van de eerdere 75 procent.
Ondertussen blijft president Erdogan bij de Centrale Bank aandringen op een lagere rente, waardoor nog meer geleend kan worden. Hij krijgt zijn zin, want de rente is de laatste maanden in stappen gedaald.
Het gevolg van deze maatregelen is zeer waarschijnlijk dat nog meer Turken dan de huidige 67,9 procent in de schuld komen te zitten. Voor de AKP is dat geen bezwaar zolang de indruk van een bloeiende economie standhoudt.
Vluchtelingen
In het eerste kwartaal van dit jaar groeiden de uitgaven van de overheid al sneller dan die van de huishoudens. Die tendens zette zich nadrukkelijker voort in de het tweede kwartaal. De overheidsuitgaven namen daarin met vijftig procent toe. De economische groei is daardoor meer afhankelijk geworden van bestedingen door de overheid.
Waar ging dat geld heen? Niet naar projecten om de werkgelegenheid te creëren, of om armoede te bestrijden onder de Turken. Al zou daar alle reden toe zijn, want door het Turkse bureau voor statistiek verstrekte cijfers tonen dat de armoede blijft toenemen (terwijl de rijkste 20 procent wederom rijker is geworden).
De overheidsuitgaven gingen voor een deel naar Syrische vluchtelingen. Een jaar geleden zei president Erdogan dat daar tussen 2011 en juni 2015 6,67 miljard euro aan was uitgegeven. In zijn recente toespraak voor de VN noemde hij opeens echter een bedrag van 22,3 miljard euro. Wat Erdogan niet zei was dat hij voor de gelegenheid de uitgaven van lokale overheden en maatschappelijke organisaties meetelde.
In werkelijkheid gaf de overheid tussen maart en augustus maandelijks 74 miljoen euro minder uit aan vluchtelingen. Met de winter voor de boeg en de onlangs geopende scholen zal deze kostenpost waarschijnlijk echter weer groeien. Dat is in economisch opzicht geen weggegooid geld. Vergeet niet dat Syrische vluchtelingen sinds 2011 4456 ondernemingen zijn begonnen, waarmee een bijdrage aan de Turkse economie wordt geleverd. De uitgaven voor de vluchtelingen dragen ook bij aan de binnenlandse vraag en compenseren zo voor de minder snel groeiende uitgaven van huishoudens, alsmede voor de daaruit volgende krimp van de economische groei.
PKK
Verder hadden de toegenomen overheidsuitgaven in het tweede kwartaal alles te maken met de oorlog tegen de Koerdische PKK in Zuidoost-Turkije. Hoewel er ook meer geld naar de gezondheidszorg ging voor de opvang van gewonde politieagenten, soldaten en burgers, werd een groot deel van die voor de economische groei gunstige extra vijftig procent uitgetrokken voor de strijdkrachten en andere veiligheidsdiensten.
Met een economische groei die voor een belangrijk deel voortvloeit uit bestedingen voor oorlogsdoeleinden is Turkije terechtgekomen bij het ‘militaire Keynesianisme’. De columnist Zülfikar Dogan komt tot de stelling dat Turkije nu een (gedeeltelijke) oorlogseconomie kent.
Aldus ligt de conclusie op de loer dat de AKP-regering de oorlog met de PKK om economische dan wel electorale redenen laat voortduren. Zo ver ga ik niet en als het al zo zou zitten zullen we dat van president Erdogan niet horen. Hij toont zich er in plaats daarvan van overtuigd dat de PKK met veel geweld definitief naar de geschiedenis kan worden verwezen.
Maar is dat zo? Eerdere Turkse regering waren daar niet toe in staat, al brachten die de PKK wel vaak zware slagen toe. De PKK is echter meer dan een organisatie en staat ook voor de na meer dan 35 jaar oorlog geculmineerde haat onder veel Koerden jegens Turkije. Haat die er met de vernietiging van steden en veel slachtoffers in het afgelopen jaar niet minder op is geworden en voor eenheid onder een groot deel van de Koerden zorgt – met uitzondering dan van de religieus georiënteerde Koerden die AKP stemmen.
Koerdische publicisten die eerder bekend stonden om hun kritiek op de PKK spreken nu bijvoorbeeld van ‘wij’. Dat wil zeggen, met inbegrip van de PKK. Zou Turkije de organisatie geheel vernietigen, dan neemt de haat en eenheid toe, waardoor er binnen een generatie zonder meer een nieuwe PKK klaarstaat om de strijd voort te zetten. Oorlog voeren met de PKK staat op langere termijn dus gelijk aan dweilen met de kraan open.
Öcalan
Het alternatief bestaat uit een hervattingen van de onderhandelingen. De PKK wil wel, want die vecht nu op drie fronten. Naast Turkije ook in Syrië en Irak en dat eist een zware tol.
De tot levenslang veroordeelde PKK-oprichter Abdullah Öcalan deed een betekenisvolle uitspraak die goed als instemming met nieuwe onderhandelingen kan worden begrepen. Hij zei dat deze oorlog door geen van beide partijen kan worden gewonnen. Dat is na die 35 jaar uiteraard volstrekt duidelijk.
Dat de buitenwereld iets van Öcalan te horen kreeg was bijzonder, want hij verbleef sinds vorig jaar in totale isolatie; zelfs zijn advocaten konden hem niet bezoeken. Dit veranderde nadat volgend op de mislukte staatsgreep van 15 juli jl. een gerucht ontstond over een op het gevangeniseiland Imrali gelande militaire helikopter en de dood van Öcalan.
Het gevolg van het gerucht was dat Öcalans heiligverklaring onder Koerden niet eerder vertoonde vormen begonnen aan te nemen. De AKP zag dat met lede ogen aan en justitieminister Bozdag haastte zich om te bevestigen dat er niets mis was met de PKK-oprichter. Dat kon echter niet overtuigen, waardoor Öcalan bezoek door zijn broer werd toegestaan. Zo kwam een einde aan het gerucht en kon de wereld weer iets van Öcalan vernemen.
Dat bezoek kan heel voorzichtig als een positieve ontwikkeling worden gezien. Bovendien doet een verhaal de ronde dat president Barzani van de regionale Koerdische regering in Irak zal gaan bemiddelen tussen de AKP en de pro-Koerdische Democratische Volkspartij (HDP).
Er zijn echter geen tekenen dat de AKP haar voornemen om HDP-leiders te vervolgen heeft laten varen. Bovendien is Erdogan niet op zijn woorden teruggekomen om de PKK langs militaire weg geheel te vernietigen. Voor de verwachting dat de oorlog met de PKK binnenkort voorbij zal zijn is het daarom nog veel te vroeg. Gaat de oorlog door dan zullen de overheidsgaven voor militaire doeleinden verder groeien en blijft de economische groei langs die weg een aanhoudende (doch ongezonde) impuls krijgen.
Syrië
De Turkse bemoeienissen in Syrië kunnen eveneens een economisch aspect krijgen. Turkije steunde de rebellen van het Vrije Syrische Leger (FSA) bij het veroveren van de over de Turkse grens gelegen stad Jarablus op de Islamitische Staat (IS). Erg moeilijk was dat niet, want IS trok zich uit Jarablus terug voordat het er op aan kwam. De inzet van militaire middelen door Turkije bleef daardoor beperkt.
Turkije zou in de komende tijd vanuit Jarablus weerstand aan IS kunnen bieden. In aanmerking genomen dat het FSA recentelijk al een serie dorpen aan IS verloor staat het echter verre van vast dat deze taak aan dit jihadistische allegaartje kan worden overgelaten. Een scenario waarin Turkije binnenkort infanterietroepen naar Syrië gaat sturen wordt zo aannemelijk.
Al-Bab
Erdogan zei echter dat het volgende doel uit het zuidelijker gelegen al-Bab bestaat. Daartoe dient eerst Dabik veroverd te worden en dat zal in vergelijking met Jarablus niet meevallen. Dabik is omgeven door loopgraven en IS plaatste veel landmijnen in de omgeving. Bovendien is er het gevaar van antitankraketten. Dat kan het FSA niet bolwerken zonder hulp van Turkse boots on the ground.
De inzet van infanterie bij Dabik en al-Bab kan grote gevolgen krijgen, en niet alleen in de vorm van gevulde body bags. Daarnaast liggen internationale politieke consequenties voor de hand, aangezien Turkije in dat geval het etiket van bezetter krijgt.
Bovendien is het de vraag hoe lang de Turkse campagne in Syrië gaat duren wanneer de ambities zich naar het zuiden verplaatsen. Sommige waarnemers vrezen al dat Syrië in dat geval het Vietnam van Turkije gaat worden.
Raken Turkse grondtroepen inderdaad langdurig verstrikt in het Syrische moeras dan zal dat ook in de papieren gaan lopen. Ieder nadeel heeft echter een voordeel, want zoals gesteld zijn meer overheidsuitgaven voor oorlogsdoeleinden volgens het principe van het militaire Keynesianisme heilzaam voor de groei van de economie.
Over die groei kan de AKP zich op de borst kloppen, maar van oorlog wordt uiteindelijk vaak alleen het militair industrieel complex beter. Met dat laatste gaan de gedachten tenslotte terug naar een uitspraak van Erdogans adviseur Yigit Bulut in mei van dit jaar. Hij merkte toen op dat de productie van de wapenindustrie de kern zal gaan vormen van het nieuwe Turkse economiemodel…

Volg Peter Edel op Twitter
Peter Edel is schrijver van De diepte van de Bosporus, een politieke biografie van Turkije (2012, Uitgeverij EPO, Antwerpen)
dinsdag 4 oktober 2016

F
E
E
D

B
A
C
K