Koerdisch Instituut vzw, Brussel, 3 november 2016
Het Koerdisch Instituut is opgelucht te vernemen dat de Brusselse raadkamer vandaag beslist heeft om 36 mensen, waaronder Koerdische politici, organisaties en journalisten van Koerdisch tv-stations, niet te vervolgen voor terrorisme.
Het federaal parket had gevraagd om de 36 personen en organisaties naar de correctionele rechtbank te verwijzen voor deelname aan de activiteiten van “een terroristische groep”. Volgens de aanklacht zouden de beklaagden deel uit maken van een “wolk” rondom de Koerdistan Arbeiderspartij (PKK), die sinds meer dan 30 jaar in een guerrillaoorlog is verwikkeld met de Turkse staat.
De raadkamer heeft nu geoordeeld dat het Turks-Koerdische conflict beschouwd moet worden als een gewapend conflict en dat de terrorisme-wetgeving dus niet van toepassing kan zijn. De rechter oordeelde eveneens dat de Koerdische tv-stations niet vervolgd moeten worden omdat daarbij het recht op vrije meningsuiting in het gedrang kan komen.
Het federaal parket kan tegen die beslissing wel nog in beroep gaan bij de kamer van inbeschuldigingstelling.
Het gaat om een rechtszaak aangespannen door het Belgische federaal parket, op vraag van de Turkse staat die optreedt als burgerlijke partij in het proces. Het is onaanvaardbaar dat de Turkse staat interne conflicten naar Belgische rechtbanken brengt en zich op deze manier mengt in Belgische aangelegenheden. De Belgische staat beschikt immers over voldoende bekwame onderzoeksrechters om vervolgingen in te stellen, vooropgesteld dat dit al nodig zou zijn, waardoor het niet nodig is dat de Turkse staat zich hier burgerlijke partij komt stellen.
Onder de beklaagden bevinden zich Koerdische politici zoals Remzi Kartal, Zubeyir Aydar en Adem Uzun. Kartal en Aydar zijn voormalige parlementsleden van de Koerdische partij DEP, die door de Turkse autoriteiten in 1994 buiten de wet gesteld werd. De vervolging van democratisch verkozen Koerdische politici in de jaren ’90 zorgde toen voor een intensivering van het gewapende conflict tussen de Turkse autoriteiten en de PKK, een duistere periode voor de Koerdische regio in Turkije. Verschillende DEP-politici, waaronder Layla Zana, werden toen jarenlang opgesloten in de gevangenis. Leyla Zana zou later de Sakharov-prijs krijgen van het Europees Parlement. In 2002 werd Turkije veroordeeld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens voor het niet eerbiedingen van het recht op vrije verkiezingen door de DEP te verbieden. Andere Koerdische DEP-politici, waaronder Remzi Kartal en Zubeyir Aydar, vluchtten na het verbod op de DEP naar Europa waar ze politiek asiel kregen in verschillende Europese landen, waaronder België. Zowel Remzi Kartal als Zubeyir Aydar bekleden vandaag belangrijke functies binnen het Koerdistan Nationaal Congres (KNK), een soort parlement in ballingschap, net als Adem Uzun, die optrad als bemiddellaar in het vorig jaar door de Turkse autoriteiten beëindigde vredesproces tussen de Turkse overheid en de PKK. Een interview met Adem Uzun door Mo* over deze rechtszaak kunt u hier lezen.
Het Koerdisch Instituut is opgelucht dat de Brusselse raadkamer niet is ingegaan op de eisen van de Turkse staat om deze Koerdische politici en Koerdische tv-stations te vervolgen voor terrorisme.
Het Koerdisch Instituut hoopt verder dat Europese instellingen en politici de huidige juridische vervolging van democratisch verkozen pro-Koerdische HDP-parlementsleden en DBP-burgemeesters en de sluiting van pro-Koerdische media in Turkije, krachtig zal veroordelen.
De huidige repressie van pro-Koerdische politici bereikte vandaag alweer een nieuw dieptepunt met de veroordeling van HDP-co-voorzitster Figen Yüksekdağ tot tien maanden gevangenis wegens “terroristische propaganda”. De Koerdische bevolking van Turkije moet het recht hebben om op een democratische manier op te komen voor haar – door de decennia heen zwaar geschonden -mensen- en volkerenrechten, door deel te nemen aan vrije en eerlijke verkiezingen, door maatschappelijke actie te kunnen voeren en door persvrijheid.
Het Koerdisch Instituut roept dringend op om de huidige repressie tegen pro-Koerdische politici, burgemeesters, mensenrechtenactivisten, leerkrachten en journalisten streng te veroordelen. Dit om te voorkomen dat de donkere jaren ’90 zich vandaag opnieuw zouden kunnen herhalen, toen het vervolgen van de toenmalige Koerdische politieke partij DEP het gewapende conflict deed escaleren, door de Koerdische bevolking te beroven van alle democratische middelen om aan politiek te doen. Enkel door het garanderen van democratische rechten binnen de Turkse staat, kan het vredesproces heropgestart worden, een zaak waar het Koerdisch Instituut zich blijvend voor wil inzetten.
We zijn dan ook opgelucht dat de Belgische raadkamer met haar uitspraak van vandaag niet toegeeft aan de pogingen van de Turkse staat om elke vorm van vreedzaam en legitiem Koerdisch protest te criminaliseren door er het etiket “terroristisch” op te plakken.