Gezien de kiesdrempel van tien procent, kwamen de DTP-kandidaten tijdens de parlementsverkiezingen van juli 2007 op als onafhankelijken. Ze slaagden er zo in om 21 verkozenen in het parlement te krijgen. Ze vormden een eigen DTP-fractie samen met nog een onafhankelijke kandidaat uit Istanbul.

De jongste maanden was er sprake van de zogenaamde ‘democratische opening’, een politiek proces dat zogenaamd aan een aantal Koerdische verzuchtingen zou tegemoet komen om een einde te maken aan het vijfentwintigjarige conflict. Het verbod van de DTP zet een domper op dit ‘proces’ en toont dat Turkije blijft kiezen voor een militaire aanpak. Het verbod staat ook haaks op de politieke criteria om lid te mogen worden van de Europese Unie.

Het Hof legde ook een verbod op aan 37 DTP-leden om zich de komende vijf jaar aan te sluiten bij een andere politiek partij, wat een flagrante schending is van het recht op politieke vereniging.  Verder werd de parlementaire immuniteit van Ahmet Türk (voorzitter van DTP) en Aysel Tugluk opgehoffen en werden de bezittingen van de partij in beslag genomen.

Onder de leden van de DTP die uit het politieke leven worden verbannen bevindt zich ook Leyla Zana, de Koerdische politica die reeds tien jaar gevangen zat. Voor haar strijd kreeg zij de Sakharov Prijs van het Europees Parlement. Ook Selim Sadak, de huidige burgemeester van Siirt, behoort tot de slachtoffers van het politieke verbod. Beide politici werden in 1994 veroordeeld omdat ze hun eed in het Turkse parlement aflegden in het Koerdisch.

De voorzitter van het Hof, Hasim Kiliç, had tijdens een persconferentie verklaard dat men na vier dagen beraadslaging had beslist om de DTP te ontbinden omdat de partij een “haard van schadelijke activiteiten was geworden voor de onafhankelijkheid en voor de onverdeelbare eenheid van de staat”. (artikels 101 en 102 van de Grondwet). De elf rechters kwamen unaniem tot deze beslissing. 

Ook premier Erdogan had net voor de beslissing van het Grondwettelijk Hof, de DTP ervan beschuldigd zich te identificeren met de ‘gewapende rebellie’ van de PKK.

Na het verdict zei Ahmet Türk dat het duidelijk is “dat het sluiten van de weg naar een democratisch beleid het leed nog zal verdiepen (…) Turkije kan deze kwestie (de Koerdische, nvdr.) niet oplossen door een partij te verbieden”.

Hoewel zowel de regerende AKP-partij als de twee partijen in de oppositie dit verbod toejuichten, zijn ze zelf in het verleden al het slachtoffer geweest van dergelijk repressief beleid. Volgens president Gül was deze beslissing gegrond en ook de belangrijkste oppositiepartij CHP stelde dat deze beslissing juist en gefundeerd was.

De DTP-verkozenen hebben na dit vonnis gezamenlijk beslist om zich uit het parlementaire werk terug te trekken.  Als reden hiervoor werd gegeven: “De staat, de regering, de regeringspartij AKP en de twee oppositiepartijen CHP en MHP hebben van in het begin een repressieve houding aangenomen. Geen van hen kon aanvaarden dat we, als verdedigers van een democratische samenleving, op zoveel volkssteun in de Koerdische regio konden rekenen.” De DTP won dit voorjaar de lokale verkiezingen in het zuidoosten van het land en kwam er als belangrijkste partij uit de stemverrichtingen.

Het is nog niet duidelijk hoe de 98 verkozen burgemeesters van de DTP gaan reageren. Het is de verwachting dat ze hun werk zullen voortzetten om zo “de wil en de poging van de unitaristisch-militaire machthebbers om de democratische strijd te blokkeren te doen mislukken”.

Vrede vzw vraagt dat de Europese Unie krachtig reageert tegen het verbod. Het gaat om een ernstige inbreuk op de politieke vrijheden en kan niet in een staat die zich democratisch wil noemen. Met het verbod wordt de Koerden niet alleen een politiek kanaal ontnomen, maar ook het signaal gegeven dat Turkije geen politieke oplossing wil van de Koerdische kwestie.

Het Zweedse EU-voorzitterschap reageerde eerder laks. Het toonde zich ‘bezorgd’ over de beslissing van het Turkse grondwettelijk hof: “Het verbod van een politieke partij is een uitzonderlijke maatregel die met enige behoedzaamheid moet worden genomen. De Europese Unie roept Turkije op, een land dat zijn toetreding (tot de EU) onderhandelt, om grondwettelijke maatregelen te nemen om haar wetgeving betreffende de politieke partijen in overeenkomst te brengen met de Europese regels”. Vrede vraagt dat er zware druk wordt uitgeoefend op de Turkse regering om het verbod ongedaan te maken. Daartoe moet er eerst werk worden gemaakt van een democratische hervorming van de Turkse grondwet en wetgeving.

(Bovenstaande tekst is een aangepaste en lichtjes ingekorte versie van het standpunt van het Koerdisch Instituut te Brussel)
http://www.vrede.be/index.php?option=com_content&view=article&id=1793:de-europese-unie-moet-krachtig-reageren-tegen-het-verbod-van-de-pro-koerdische-dtp&catid=60:standpunten&Itemid=94

F
E
E
D

B
A
C
K