Daarenboven verwerpen zij de stilte van de internationale media die “de ogen sluit voor de aanranding van de publieke, politiek en intellectuele vrijheden.”
Hieronder het integrale opniestuk :

Hoewel Turkije, dankzij de weerbaarheid van de regering gevormd door de Islamo-conservatieve AKP, groeicijfers kan voorleggen die de rest van de wereld doen dromen; begint de keerzijde van dit plaatsje alarmerend te worden. Een hegemoniale machthebber oefent toenemende juridische repressie uit op universitairen, onderzoekers, uitgevers, studenten en journalisten. Enorme arrestatiegolven maken dat er angst heerst binnen alle democratische middens. Justitie houdt mensen maanden of zelfs jaren in voorarrest op basis van onbestaande beschuldigingen en organiseert daarna een immens politiek proces, zoals begin juli in Istanbul (193 beschuldigden), met als doel de Koerdische burgerbeweging en haar intellectuele steun te breken.
Binnen deze context worden in het bijzonder de vrijheid van onderzoek en van onderwijs geraakt. De meest flagrante casus is die van Bür?a Ersanli: professor politiek wetenschappen aan de Universiteit van Marmara, lid van de legale Koerdische partij BDP die in het parlement zetelt. Zij werd op 28 oktober 2011 gearresteerd en moet verschijnen in het kader van dit zogenaamde ‘KCK-proces’. Hoewel zij wordt beschuldigd van “het leiden van een terroristische organisatie”, maakt haar arrestatiebevel enkel een inventaris op van ordinaire activiteiten van om het even elke onderzoeker: wetenschappelijke verplaatsingen naar het buitenland, telefoongesprekken met journalisten, vergelijkende studies over verschillend Europese grondwetten of artikels verschenen in wetenschappelijke tijdschriften.
Dit soort van even verontrustende kafkaiaanse aantijgingen werd gericht tegen duizenden studenten. Volgens een recent rapport van het’ Solidariteitsinitiatief voor vastgehouden Turkse studenten’ (TODI), bevinden zich momenteel 771 studenten in hechtenis, waarvan de grote meerderheid lid is van de jeugdwerking van de BDP. Onder hen ook een andere Bürsa, 22 jaar, studente politieke wetenschappen, die in haar gevangenisbrieven de absurditeit van de beschuldigingen tegen haar onderlijnt: Koerdische liederen gevonden op haar computer, haar deelname aan diverse manifestaties en persconferenties, etc. Zoals haar zijn er honderden jongeren die niet kunnen studeren, of omdat zijn een lange voorhechtenis ondergaan, of omdat ze onderwerp zijn van een disciplinair onderzoek wat vaak leidt tot uitsluiting aan de universiteit.
Volgens dezelfde logica zitten duizenden journalisten en uitgevers vast omdat ze onderzochten en publiceerden zoals hun professionele activiteit van hen verlangt. Een sociaal wetenschappelijk oeuvre dient op zich als bewijs in de acte van inbeschuldigingstelling. Dit doet denken aan de jaren van de militaire dictatuur. Hoe anders is het mogelijk dat zulk een alledaagse handelingen geassocieerd kunnen worden met terrorisme? De aanpassing van de antiterreurwet in 2006 heeft de definitie van terrorisme op zulk een manier gebanaliseerd dat ze de helft van alle misdaden dekt opgesomd in het strafrechtboek. Zo komt het, volgens Associated Press, in de hele wereld dat één derde van alle gevangenen op beschuldiging van terrorisme zich bevinden in de Turkse gevangenissen. Niks opzienbarend aangezien dat de nieuwe wet, in plaats vaan een link te leggen met gewapende actie, toe laat simpele publieke uitingen te criminaliseren. Opstappen met de vrouwenmars op 8 mei of de 1 mei-optocht wordt zo een bewijs van affiliatie met terrorisme op het moment dat een illegale organisatie opgeroepen heeft tot deelname.
Binnen het domein van onderzoek worden systematische bedreigingen uitgeoefend op de vrijheid van universitairen en onderzoekers. Een rapport van de Internationale werkgroep voor Vrijheid van Onderzoek en Onderwijs (GIT afdeling Turkije) stelt talrijke verstikkingen vast van deze vrijheid. Volgens hetzelfde rapport zijn onderzoekers die werken rond gevoelige onderwerpen voorwerp van intimidatie en kunnen zij hun activiteiten strafbaar zien worden volgens de antiterreurwet. De aanpassing van het TUBITAK-statuut, het nationaal Turkse centrum voor wetenschappelijk onderzoek, bewijst nogmaals de wurggreep waarin de regering het onderzoek houdt. Deze heeft al haar autonomie verloren, zo werd de speciale editie van het tijdschrift van deze instelling gewijd aan Darwin en de evolutieleer in 2009 gecensureerd.
Het resultaat is een geheel nieuwe definitie van ‘terreur’, gepleegd zonder wapens, geweld of intentie. Als gevolg is de gevangenispopulatie bestegen met 250% op acht jaar tijd. Het aandeel van preventieve opsluitingen is sindsdien gestegen tot 40%. Zoals de recente gevangenisopstanden in Urfa hebben aangetoond is de overbevolking op zichzelf een manier om gedetineerden te straffen. Bovendien heeft de Mensenrechtenassociatie in Turkije honderden gevallen van martelingen onmenswaardige behandeling vastgesteld in gevangenissen, voor enkel het jaar 2011.
Al deze aanslagen op de vrijheid, gelinkt aan arbitraire juridische beslissingen, ontsluieren de autoritaire kant van de AKP-regering en maken duidelijk waarom het Turkse middenveld ongerust is om haar toekomst. De diplomatieke middens en internationale media die zich haasten om te verklaren dat Turkije en premier Erdogan een model zijn voor het Midden-Oosten, vanwege haar politieke stabiliteit en economische groei, sluiten hun ogen voor de aanranding van de publieke, politieke en intellectuele vrijheden. Wij zijn ver verwijderd van democratisering die de AKP tien jaar geleden aankondigde. Eerder dan het repressieve staatsapparaat, geërfd van de militaire dictatuur, aan te vallen, heeft ze dit heropgevist op eigen rekening en gebruikt ze het vandaag tegen alle dissidenten. Onder hen onderzoekers, journalisten, studenten die allen een zware tol betalen voor het behoud van een democratische hoop. Het pad van de democratie wordt steeds nauwer in Turkije. Europa moet zich dit dringende bewust worden.

Ondertekenaars :
Samim Akgönül, onderwijzer/onderzoeker aan Université de Strasbourg-CNRS; Salih Akin, docent G???GUniversité de Rouen; Janine Altounian, psychoanalist, stichtend lid van AIRCRIGE; Marie-Laure Basilien-Gainche, docent Université Paris 3 Sorbonne Nouvelle; Jean-François Bayart, Hoofd Onderzoek CNRS/Sciences-Po Paris; Annette Becker, professor à l’Université de Paris Ouest; Avner Ben-Amos, professor Université de Tel Aviv; Faruk Bilici, professor INALCO; Matthias Bjornlund, onderzoeker Danish Institute for Study Abroad; Olivier Bouquet, docent Université de Nice; Hamit Bozarslan, directeur studies EHESS; Jean-Paul Burdy, docent Institut d’études politiques de Grenoble; Lieven De Cauter, professor  Mediaschool Rits de Bruxelles; Christophe Charle, professor Université de Paris 1-Panthéon Sorbonne; Dominique Colas, professor Sciences-Po Paris; Etienne Copeaux, Historicus Turkije; Philippe Corcuff, docent Institut d’études politiques de Lyon; Yves Déloye, professor Sciences-Po Bordeaux en Université Paris 1 Panthéon-Sorbonne, secretaris-generaal Association française de science politique; Gilles Dorronsoro, professor Université de Paris 1-Panthéon Sorbonne; Vincent Duclert, professor EHESS en Columbia University-Paris; Deborah Dultzin, Universidad NacionalAutonoma de Mexico; Ragip Ege, professor Université de Strasbourg; Jean-Louis Fabiani,  directeur studies EHESS; Sylvie Gangloff, verantwoordelijke lesgever INALCO; François Georgeon, directeur onderzoek CNRS; Catherine Goldstein,  directeur onderzoek Institut Jussieu; Nilüfer Göle, directeur onderzoek EHESS; Diana Gonzalez, lesgever Sciences-Po Paris; Benjamin Gourisse,  postdoc Université de Paris 1-Panthéon Sorbonne;  André Grelon,  directeut studies EHESS; Gérard Groc, postdoc IREMAN/CNRS; Erdal Kaynar, postdoc de l’EHESS; Ali Kazancigil, co-directeur Anatoli; Raymond Kévorkian, professor Institut Français de Géopolitique; Hans-Lukas Kieser, professor Université de Zurich; Michèle Lardy, docent Université de Paris 1-Panthéon Sorbonne; Gulçin Erdi Lelandais, Marie Curie Fellow University of Warwick; Henri Lombardi, CNRS Lab Besançon ; Hélène Piralian-Simonyan, psychoanalist en stichtend lid van l’AIRCRIGE; Claire Mauss-Copeaux, verantwoordelijke onderzoek CNRS; Claire Mouradian, directeur onderzoek CNRS; Veli Pehlivan, doctorant EHESS; Jean-François Pérouse, docent Université de Toulouse-II; Dalita Roger-Hacyan, docent Université de Paris 1 Panthéon-Sorbonne; Monique de Saint Martin, directeur onderzoek EHESS; Emine Sarikartal, doctorant Université de Paris-Ouest; Inan Sevinç, doctorant en assistent Université de Strasbourg; Roger W. Smith, professor emeritus College of William and Mary (Williamsburg, Virginie), oud-voorzitter International Association of Genocide Scholars; Emmanuel Szurek, doctorant EHESS; Ferhat Taylan, doctorant Université de Bordeaux; Lucette Valensi, directeur studies EHESS; Murat Yildizoglu, professor Université de Bordeaux, ondertekenaars van de openingsverklaring van de Internationale werkgroep “Liberté de recherche et d’enseignement en Turquie”. 

F
E
E
D

B
A
C
K