Volgens de ondersecretaris-generaal voor vredesoperaties, Hervé Ladsous, is Syrië na 15 maanden van demonstraties en gevechten in een burgeroorlog terechtgekomen. "Wat er aan het gebeuren is, is duidelijk. De Syrische regering heeft grote brokken territorium in verschillende steden aan de oppositie verloren en wil deze regio’s terug onder controle krijgen".
Op 21 maart keurde de Veiligheidsraad van de VN unaniem een zes punten tellend vredesplan goed met daarin een staakt-het-vuren dat vanaf 10 april moest ingaan. Maar regeringstroepen, noch gewapende milities hebben zich daaraan gehouden. Het aantal militaire operaties nam integendeel nog toe.
In een toespraak voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties schetste Kofi Annan, de architect van het vredesplan een somber beeld: "De crisis escaleert. Het geweld wordt erger. Het land geraakt meer en meer gepolariseerd en geradicaliseerd. En de onmiddellijke buren van Syrië zijn in toenemende mate bezorgd dat de dreiging zal overslaan."
Volgens Annan ligt de belangrijkste verantwoordelijkheid om het geweld te stoppen bij de Syrische regering, die dorpen en steden bombardeert. Maar hij wijst ook de gewapende oppositie met de vinger wiens aanvallen toenemen en die laten verstaan heeft dat ze geen reden ziet om de vijandelijkheden te staken, "wat niet in het belang is van de Syrische bevolking."
Yara Nseir, een opposante die in Beiroet verblijft verwoordde het enkele maanden geleden al zo: "Het is allemaal in de handen van Bashar al-Assad nu. Hij is de enige die kan vermijden dat het land in een burgeroorlog belandt en die het gevaar op verdeeldheid en militarisering kan tegengaan. Hij is enkel bezig om politieke tijd te kopen en tegelijk organiseert hij de toename van het geweld en de sectaire spanningen. En dat op een danige manier dat er geen tijd is voor een politieke en diplomatieke oplossing."
Volgens de VN te laat dus. De Burgeroorlog is er onder de grote verantwoordelijkheid van het Syrische regime. Maar ook de gewapende oppositie gaat niet vrijuit, daarin aangemoedigd door internationale spelers met een eigen agenda. Omgekeerd laten die internationale spelers zich dan weer gewillig inschakelen in een bepaalde voorstelling van feiten die dan weer goed past in de agenda van de gewapende oppositie, waarbinnen sectair georganiseerde groepen zich zeer bedrijvig tonen. Met succes worden hiervoor ook de media ingeschakeld.
1. Bloedbad
De internationale aandacht voor Syrië is opnieuw gegroeid na twee bloedbaden in al-Houla en vervolgens in Mazraat Al-Qubeir. Wie achter deze gruwelijke slachtpartijen zit die samen rond de 200 slachtoffers maakten, onder wie veel kinderen, is niet duidelijk. De vechtende partijen beschuldigen elkaar. Hoewel de bewijzen ontbreken, wezen de meeste westerse media en regeringen in de richting van het Syrische regime.
Verschillende landen, waaronder België en Nederland, verbraken na al-Houla onmiddellijk de diplomatieke betrekkingen. Dat het regime en pro-Assad-milities hard uit de hoek kunnen komen en niet terugdeinzen voor het gebruik van geweld en daarbij ook oorlogsmisdaden begaan, is voldoende gedocumenteerd. Maar in dit conflict is informatie erg vatbaar voor manipulatie.
De Fransen en Britten kwamen meteen met een voorstel van verklaring van de Veiligheidsraad op de proppen die het Syrische leger verantwoordelijk maakte voor de slachtpartij in al-Houla. Voorbarig, want de informatie die ze daarvoor gebruikten, was afkomstig van oppositiebronnen die via onder meer de Britse media zoals de BBC het groot aantal doden toewees aan de regeringsbombardementen, wat naderhand niet bleek te kloppen.
De meeste slachtoffers werden van dichtbij geëxecuteerd. Er zijn getuigenissen, maar die spreken elkaar tegen. Onze media brengen vooral verhalen van getuigen die de ‘Shabiha’ (de ‘spoken’ of pro-regeringsmilities) als daders aanwijzen. Andere versies die gewapende milities beschuldigen, worden genegeerd of niet ernstig genomen.
2. Mediamanipulatie?
Zo is er een opmerkelijk verslag in de conservatieve Duitse Frankfurter Allgemeine Zeitung (FAZ), van 7 juni, dat stelt dat de slachtoffers in al-Houla bijna allen behoorden tot de lokale Alawitische en sjiitische minderheden. De bevolking van al-Houla is voor meer dan 90 procent van soennitische strekking. Volgens de FAZ – die getuigen uit de regio aanhaalt die tot de oppositie behoren evenals vluchtelingen uit de regio – vielen gewapende rebellen drie controleposten van het Syrische leger aan om de Alawitische dorpen in Al-Houla te beschermen.
Daarbij vielen aan beide kanten doden. Vervolgens zou de slachtpartij zijn aangericht waarbij vooral leden van twee families van respectievelijk sjiitische en Alawitische strekking zijn vermoord, alsook enkele familieleden van een parlementslid. Een variante op die versie verscheen in een videogetuigenis van een rebel.
Even opmerkelijk is het mea culpa van Jon Williams, de eindredacteur van de wereldomroep van BBC, die in zijn blog toegeeft dat het al-Houla-verhaal in de westerse media initieel tal van onjuistheden bevatte en dat er eigenlijk zo goed als niets geweten is.
Hij suggereert dat oppositiebronnen het verhaal hebben gefabriceerd, want: "zij die tegenstanders zijn van Assad hebben een agenda". Hij citeert ook een westerse diplomaat die zegt dat "de VS en andere militairen de bevolking willen overtuigen van zaken die niet noodzakelijkerwijs waar zijn".
Zowel de Amerikaanse als de Britse mediawaakhonden, Fair en Medialens, wijzen op de vooringenomenheid en eenzijdigheid van veel westerse media-organen over al-Houla, met verhalen die niet onafhankelijk kunnen worden geverifieerd. Zij stelden vast dat bepaalde versies over de feiten de voorkeur kregen, terwijl andere onderbelicht werden.
Politieke bronnen, zoals van de oppositie, die nochtans politiek baat kunnen hebben bij een bepaalde voorstelling van zaken, worden onkritisch gebruikt. Dat is uiteraard niet zonder politieke gevolgen.
Het bloedbad in al-Houla werd niet alleen een alibi om diplomatieke betrekkingen te verbreken, maar ook voor herhaalde pleidooien voor militaire scenario’s zoals een militaire interventie, installatie van no-flyzones of het bewapenen van de oppositie. Al-Houla zou uiteindelijk erg schadelijk blijken voor het Syrische regime en haar aanhangers en dus rijst automatisch toch de vraag: wie heeft er belang bij?
3. De andere versie volgens het Vaticaan
"In Syrië zou de vrede kunnen worden gered als iedereen zich houdt aan de waarheid. Na een jaar van conflict, staat de realiteit op het terrein ver van het beeld van desinformatie in westerse media", zo citeert Agencia Fides, het officiële persagentschap van het Vaticaan, de Franse bisschop Philip Tournyol Clos, na een rondreis door Syrië.
Hij vertelt hoe in Homs christenen worden geterroriseerd en christelijke kerken zijn vernield. Volgens hem zijn alle christenen (volgens hem 138.000 inwoners uit de wijken Dawin Al Bustan en Hamidieh), met inbegrip van de vijf bisschoppen, de stad ontvlucht. Hij spreekt over extremistische gewapende soennitische islamisten die bewapend en ‘zwaar’ gefinancierd worden door Qatar en Saoedi-Arabië die een "heilige oorlog uitvechten tegen vooral Alawieten".
Het agentschap maakt ook gewag van buitenlandse strijders uit Libië, Libanon en de Golfstaten, maar ook Afghanen en Turken, die tegen het Syrische leger vechten. In een rapport van de VN-observatiemissie UNSMIS, van 25 mei wordt ook gesproken over indicaties die wijzen op de aanwezigheid van gevestigde terroristische groeperingen in het land, alsook bepaalde oppositiegroepen, die verantwoordelijk zijn voor een stijgend aantal ‘gesofisticeerde’ aanslagen.
De impact van deze groepen wordt groter naarmate de militarisering toeneemt. Dat gaat ten koste van de democratische krachten die aan de wieg staan van de protestbeweging.
4. Sabotage van het vredesplan
Het gewelddadige antwoord van het regime op de democratische protestbeweging is evenwel niet de enige factor die er voor gezorgd heeft dat de gewapende oppositie op het voorplan is komen te staan. Verschillende internationale machten lijken er evenzeer alles aan te doen om het vredesplan van de VN-Veiligheidsraad te kelderen en dat gebeurt in klassieke koude-oorlogsstijl.
De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton beschuldigde Rusland ervan aanvalshelikopters te leveren aan Syrië. Rusland ontkent en stelt dat het enkel contracten afwerkt van wapens die niet kunnen worden gebruikt tegen ‘vreedzame betogers’. Clinton moest nadien toegeven dat het enkel ging om het opkalfateren van oude helikopters als gevolg van een lopend contract.
Dat neemt niet weg dat Rusland de belangrijkste wapenleverancier van het Syrische regime is met contracten ter waarde van 4,7 miljard dollar tussen 2007 en 2010. Ook Iran wordt genoemd als een belangrijke wapenleverancier, wat overigens meteen ook een schending is van het VN-wapenembargo dat tegen Iran loopt. Die wapens worden zeker niet alleen ingezet tegen gewapende opstandelingen, maar ook tegen vreedzaam betogende burgers.
Maar Rusland doet zoals alle andere grote wapenhandelaars. Moskou liet dan ook niet na om meteen te pareren door te wijzen op de hypocrisie van Washington dat gevechtsvliegtuigen en patrouilleboten levert aan Bahrein, waar de oppositie eveneens met harde hand wordt aangepakt.
De VS, maar ook de Europese Unie hebben de afgelopen jaren inderdaad hun wapenhandel met Arabische regimes (voor de Arabische lente) drastisch opgevoerd, met inbegrip van leveringen aan erg repressieve regimes zoals Libië onder Khaddafi of Saoedi-Arabië.
Dat laatste land kreeg eind vorig jaar toestemming voor de aanschaf van Amerikaanse F-15-gevechtsvliegtuigen ter waarde van maar liefst 30 miljard dollar. Datzelfde Saoedi-Arabië gooit in Syrië samen met Qatar olie op het vuur door de gewapende oppositie openlijk te steunen.
5. Wapens voor de oppositie
Tijdens de conferentie van de zogenaamde ‘Vrienden van Syrië’ in Istanbul – eind maart, begin april 2012 – is gebleken dat de verschillende westerse hoofdrolspelers, samen met Turkije, Qatar en Saoedi-Arabië een dubbel spel spelen. Terwijl ze hun lippendienst betuigden aan het VN-vredesplan, namen ze concrete maatregelen om het plan te ondermijnen.
Op deze conferentie kondigden Saoedi-Arabië en Qatar de oprichting van een fonds aan om de Syrische rebellen te financieren. Het zou dienen om de soldij van de rebellen te betalen en zo ook nieuwe deserties aan te moedigen. De VS deelde op haar beurt mee dat ze communicatie-apparatuur aan de rebellen zou leveren opdat ze zich beter zouden kunnen organiseren. Ze legitimeerde haar steun aan de gewapende oppositie met de boodschap dat de vredesinspanningen onder leiding van Kofi Annan faalden.
Nochtans moest het door de Veiligheidsraad goedgekeurde vredesplan nog in werking treden en waren er nog geen VN-waarnemers op post. Dat het over meer gaat dan soldij of communicatie-apparatuur lijkt inmiddels ook duidelijk geworden.
De Britse krant The Independent onthulde dat het Vrije Syrische Leger ook wapens kreeg van beide Golfstaten die via Turkije naar Syrië worden getransporteerd. Volgens de krant gebeurt dat met de impliciete steun van de Turkse geheime dienst MIT. De wapensmokkel bestaat al van bij het begin van de gewapende opstand, maar niet van de omvang zoals die van de jongste weken.
Leden van het Vrije Syrische Leger verklaarden dat ze sinds midden mei 2012 verschillende grote ladingen aan wapens ontvingen gaande van kalasjnikovs, BKC-machinegeweren, antitankwapens, enz. "De Turkse regering helpt ons aan wapens", aldus een lid van het Vrije Syrische Leger in Turkije.
De krant citeert ook een anonieme westerse diplomaat die bevestigt dat de levering van ‘lichte wapens’ een recente ontwikkeling is. Deze wapens zouden vooral hun weg vinden naar milities die verbonden zijn aan de moslimbroeders, de dominante politieke kracht binnen de Syrische Nationale Raad, het oppositieplatform dat gesteund wordt door Turkije. Toeval of niet, het is vanaf mei – zoals vastgesteld door de VN-waarnemersmissie – dat de militaire operaties van de gewapende oppositie sterk zijn toegenomen.
Terwijl het Westen hard uithaalt naar de wapenleveringen aan de troepen van al-Assad, hult het zich in stilzwijgen over de overduidelijke sabotage van het Vredesplan door de Golfstaten. Het resultaat is inmiddels gekend. Robert Mood, het hoofd van UNSMIS, zag zich verplicht om te verklaren dat zijn waarnemers door het toenemende geweld niet langer in staat zijn om hun opdracht uit te voeren.
Hij deed een oproep aan zowel regering als rebellen om de burgerbevolking te ontzien, maar "dat vereist bereidheid in beide kampen om het leven van de Syrische bevolking te respecteren en te beschermen". Het is wat cynisch dat Mood deze verklaring moet afleggen, terwijl achter zijn rug de wapens worden geleverd die ook het leven van zijn VN-waarnemers in gevaar brengen.
6. Russisch vredesplan
In de media wordt Rusland gemakkelijk afgeschilderd als het land dat Syrië in bescherming neemt en alle initiatieven afblokt. Wat klopt is dat Rusland geen militaire interventie tegen zijn bondgenoot in de regio wil. Het wordt daarin gevolgd door China, dat een van de belangrijkste handelspartners is van Damascus en geen herhaling wenst van wat in Libië is gebeurd. Wat Rusland ook niet wil is dat – zoals het Westen dat doet – alle schuld voor de escalatie van het geweld in de schoenen van Damascus wordt geschoven.
Het kan Rusland nochtans niet verweten worden geen constructieve pogingen te ondernemen die Syrië uit de geweldspiraal kunnen halen. Op 10 juni legde Moskou een plan op tafel voor een internationale conferentie over Syrië. Kofi Annan heeft zijn wens uitgedrukt dat de sleutelactoren eind juni rond de tafel zouden gaan zitten om zijn plan alsnog te redden.
Dat is ook het doel van het Russische plan, namelijk om "praktische stappen te onderhandelen die naar een duurzame politieke oplossing kunnen leiden voor de Syrische crisis. Externe belangrijke spelers aan te moedigen die reële invloed kunnen uitoefenen op de verschillende Syrische partijen; coherente maatregelen te nemen ter ondersteuning van het vredesplan van Kofi Annan en die de volledige implementatie kunnen garanderen van de resoluties 2042 en 2043 van de VN-Veiligheidsraad waarin de Veiligheidsraad het plan en de ontplooiing van een VN-waarnemersmissie in Syrië aanvaardde."
Daarop stelt Rusland een lijst met landen voor die er zouden moeten deel van uitmaken. Het gaat over landen en instellingen die allemaal op de een of andere manier bij het conflict betrokken zijn, inclusief Iran. Maar de VS en Groot-Brittannië stelden al hun veto tegen dat laatste land, wat een poging kan zijn om het Russische plan terug naar af te sturen.
Rusland lijkt zich ook kritischer op te stellen tegenover het regime in Damascus. In een opiniestuk in de Huffington Post, schrijft de Russische minister van Buitenlandse Zaken, Sergei Lavrov: "Zij die stellen dat Rusland Bashar al-Assad ‘aan het redden is’, zijn verkeerd. Ik wil benadrukken dat het aan het Syrische volk is om het politieke systeem en het leiderschap van hun land te kiezen. We proberen niet de verschillende fouten en misrekeningen van Damascus wit te wassen, met inbegrip van het gebruik van geweld tegen vreedzame betogingen in het begin van de crisis." (…)
"Geen geweld kan worden gerechtvaardigd. Het bombarderen van residentiële buurten door regeringstroepen is onaanvaardbaar, maar dat betekent geen vrijgeleide voor zij die zich bedienen van terreuracties in Syrische steden, voor moordpartijen door rebellen, met inbegrip deze van al-Qaeda".
Ludo De Brabander
(Uitpers nr. 144, 13de jg., juli-augustus 2012) en (Vrede nr. 416, juli-augustus 2012), De Koerden, Nr. 66