Reeds in november 2007 had de Turkse justitie een procedure gestart tegen de DTP waardoor deze partij ervan beschuldigd werd te gehoorzamen aan de ‘richtlijnen’ van de PKK die door Ankara, de EU en de VS als een terroristische partij wordt beschouwd. De DTP garandeerde echter geen ‘organische banden’ te hebben met de PKK maar weigerde wel om deze organisatie als terroristisch te kwalificeren en riep de regering op om met de partij te onderhandelen.

Vrijdag 11 december was het dan zover. Het Turkse Grondwettelijk Hof ontbond op de pro-Koerdische DTP. Met deze beslissing zit de ‘Koerdische of Democratische Opening’, het regeringsinitiatief dat in de lente van 2009 werd gelanceerd, duidelijk in een impasse. De regerende Gerechtigheids- en Ontwikkelingspartij (AKP) hoopte met dit initiatief een einde te maken aan de oorlog en de Koerdische steun aan de PKK te doen opdrogen. Zo konden de lancering van TRT6, een tv-kanaal van de Turkse staat dat uitzendt in het Koerdisch, en de start van Koerdische studies aan de universiteiten alvast rekenen op luid applaus vanuit de EU en werden beschouwd als belangrijke stappen in de goede richting.

Ondanks de nieuwe rethoriek van de ‘opening’, bleven het Turkse gerecht en de veiligheidsdiensten de DTP en zijn leden echter intimideren. In september was het aloude discours van ‘één natie met één vlag’ en de weigering van de regering om te dialogeren met ‘terroristen’ opnieuw alomtegenwoordig. Herhaaldelijk hebben de Koerden verklaard dat zij geen separatistische plannen hebben en dat er geen oplossing kan zijn van de Koerdische kwestie zolang men de Koerden, inbegrepen de PKK, blijft negeren. Terwijl de Turkse autoriteiten zeiden aan een oplossing van de Koerdische kwestie te werken, ging het Turkse leger gewoon door met haar militaire operaties tegen de Koerden en dit ondanks het feit dat de PKK in april reeds haar zesde eenzijdig staakt-het-vuren had afgekondigd.

Voor de Koerden wees dit alles erop dat de regering niet serieus was in haar beloftes om te streven naar een duurzame vrede. Eind november uitte DTP-voorzitter Ahmet Türk in een interview met het dagblad ‘Vatan’ fundamentele kritiek op de ‘Koerdische opening’. Hij stelde dat het op taalkundig vlak en ook op het gebied van de administratieve autonomie niet ver genoeg ging. De DTP eiste ook dat Öcalan zou erkend worden als gesprekspartner in het debat, een mogelijkheid die Ankara categoriek uitsluit.

Het verbod van de DTP komt op een moment dat de PKK meer dan ooit het onderwerp is van een intens publiek debat, zeker na de PKK-aanslag in de provincie Tokat waarbij zes soldaten om het leven kwamen. De afgelopen maanden waren er al verschillende provocaties aan het adres van de Koerden. Zo werd een DTP-konvooi in de stad Izmir op 22 november door Turkse nationalisten bekogeld waarbij er drie mensen gewond geraakten.

De ontbinding van de DTP zal naar alle waarschijnlijkheid dan ook vooral het nationalistische en seculiere kamp van de oppositie versterken in hun verzet tegen het pro-Koerdische regeringsinitiatief. Het zal ook de Koerdische politieke beweging ongetwijfeld doen radicaliseren daar het perspectief van een politieke oplossing nu opnieuw ver weg lijkt.

Nu de pro-Koerdische DTP uit de politiek wordt geweerd, mag het dan ook niemand verwonderen dat de Koerden in het zuidoosten, en zeker de talrijke werkloze jongeren, opnieuw zwaaien met vlaggen van Öcalan en leuzes roepen zoals ‘Leve Öcalan’. Naast het feit dat Öcalan een symbool is voor de Koerdische strijd in Turkije, is de vreselijke waarheid dat het dankzij de gewapende PKK-strijd is dat de Koerdische kwestie nu op de Turkse agenda staat.

Het lijdt geen twijfel dat aanhangers van de DTP sympathie hebben voor PKK. Anderzijds zijn vele Koerdische nationalisten ook tegen de PKK’s gewapende strijd. Het beleid van onderdrukking van de Turkse staat is echter gericht tegen elke uiting van Koerdisch nationalisme. Of dit nu vreedzaam of gewelddadig is. En dit beleid speelt de PKK in de kaart.

Opvallend in het verdict van het Grondwettelijk Hof is bovendien dat vooral de gematigde leden van de DTP, zoals Ahmet Türk, Aysel Tugluk en Leyla Zana, worden geviseerd. Het is duidelijk een politiek gemotiveerd vonnis waarin ongetwijfeld het almachtige Turkse leger en de kemalistische oppositiepartijen een rol hebben gespeeld. De grote verliezer van het DTP-verbod zal dan ook de AK-partij en haar ‘pro-Koerdisch’ initiatief zijn. Een groot deel van haar kiespubliek zijn immers nationalisten die de opening naar de Koerden geenszins steunen. Bovendien heeft de AKP met haar initiatief nu evenmin het Koerdische kiespubliek voor zich kunnen winnen.

Verschillende mensenrechtenbewegingen hebben de beslissing van het Grondwettelijk Hof inmiddels veroordeeld. Zo stelde Human Rights Watch dat het Hof niet voldoende onderscheid gemaakt heeft tussen de DTP en de PKK door te stellen dat “nergens in de wereld een politieke partij die betrokken is bij terrorisme en geweld het recht op vrije meningsuiting en vrijheid van vereniging verdient.” Volgens HRW is het bewijsmateriaal waarop de aanklacht is gebaseerd afkomstig uit speeches en mededelingen van parlementsleden, burgemeesters en bestuurders waarin het geweld niet expliciet werd verdedigd en geprezen. Volgens de mensenrechtenorganisatie heeft het verbod dan ook schadelijke gevolgen voor de vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vereniging en voor de vrijheid van politieke deelname. Bij de voorstelling van haar democratische opning op 13 november had de Turkse regering nochtnas beloofd om de fundamentele rechten en vrijheden van alle groepen in Turkije te verbeteren.

Uitspraken van EU-vertegenwoordigers gaan in dezelfde zin. Het Zweedse EU-voorzitterschap riep Turkije op “om grondwettelijke maatregelen te nemen om haar wetgeving betreffende de politieke partijen in overeenkomst te brengen met de Europese regelgeving”.

Deze beslissing van de Turkse justitie toont nogmaals aan dat dit land nog steeds ver verwijderd is van het respecteren van de democratische politieke criteria van Kopenhagen. Het is nu aan de Europese instellingen om krachtig te reageren tegen het ontemen van het recht aan het Koerdische volk om zich te vertegenwoordigen in het politieke leven van Turkije en Europa.

Ludo De Brabander (Vrede), Frieda Brepoels (Lid Europees Parlement N-VA), Lieve Driesen (Koerdisch Instituut vzw), Derwich M. Ferho (Koerdisch Instituut vzw), Dr. Egbert Rooze, Bart Staes (Lid Europees Parlement Groen!), Paul Vanden Bavière (Uitpers), Lionel Vandenberghe (voormalig parlementslid en voorzitter van de Interparlementaire Werkgroep Koerden), Karel van Reeth en Hugo Van Rompaey (eresenator)

 

F
E
E
D

B
A
C
K