Vandaag is het precies 23 jaar geleden dat Saddam Hoessein een gifgasaanval begon op de Iraaks Koerdische plaats Halabja. Bij die aanval kwamen meer dan vijfduizend mensen om. Nog steeds is er geen internationale erkenning van dat misdrijf als genocide. Bij de herdenking vandaag van de gifgasaanval pleit Harry van Bommel voor die erkenning en de stichting van een monument ter nagedachtenis aan de slachtoffers.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog omschreef de Britse premier Winston Churchill de daden van Duitsland in Europa als “een misdaad waar geen naam voor bestaat.” Na de oorlog werd deze misdaad een naam gegeven: genocide. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties nam in december 1948 het Verdrag inzake de Voorkoming en de Bestraffing van Genocide aan. Dit verdrag werd in januari 1951 van kracht. Het verdrag stelde dat “genocide, ongeacht of het feit in vredes- dan wel in oorlogstijd wordt bedreven een misdrijf is krachtens internationaal recht, welk misdrijf zij op zich nemen te voorkomen en te bestraffen.” Het verdrag definieert genocide als “handelingen, gepleegd met de bedoeling om een nationale, etnische of religieuze groep, dan wel een groep behorende tot een bepaald ras, geheel of gedeeltelijk te vernietigen.” Dit is precies wat er gebeurde in 1986 toen Saddam Hoessein een campagne tegen de Koerden begon waarbij in 1988 grootschalige gasaanvallen werden gebruikt.

Hoewel de Verenigde Staten de campagne nu genocide noemen, deden ze dat toentertijd niet omdat er officieel niet genoeg bewijs was dat Saddam genocide pleegde tegen de Koerden. Soortgelijke argumenten werden gebruikt in zowel Rwanda als Bosnië. Er werd beweerd dat er niet genoeg informatie was of dat de gebeurtenissen niet pasten in de officiële definities van genocide. De regering Clinton, die terughoudend was voor interventie na de mislukking van de Amerikaanse inval in Somalië, vermeed bewust het gebruik van de term genocide met betrekking tot Rwanda, hoewel zeker 800.000 mensen werden vermoord in de eerste 100 dagen van de burgeroorlog. Deze voorbeelden tonen het belang aan van een vroege erkenning van genocide.

Na mijn eerste bezoek aan Koerdistan in 2008 samen met Fred Teeven (VVD) vroeg ik de Nederlandse regering of zij de campagne tegen de Koerden als genocide bestempelde. Wij waren erg teleurgesteld toen het antwoord ontkennend was. Samen met politici in heel Europa streef ik nu naar Europese erkenning van de campagne tegen de Koerden als genocide. December 2010 bezocht ik de stad Halabja en sprak er met overlevenden van de gifgasaanvallen. Veel mensen hebben nog steeds medische zorg nodig hoewel de verschrikkingen 23 jaar geleden plaats hadden. Het is ook duidelijk dat de stad Halabja economische en financiële steun nodig heeft om huizen te bouwen, wegen aan te leggen en instituties op te richten. Daar ligt ook een rol voor Nederland, niet op de laatste plaats omdat veel grondstoffen van het gebruikte gifgas, afkomstig waren uit Nederland. Die leveranties waren lange tijd gewoon door de overheid vergund. Dat is verwijtbaar omdat Irak toen al jaren in oorlog was met Iran en er al eerder berichten waren over de inzet van gifgas.

De internationale gemeenschap moet meer doen om te helpen. Niet alleen in Halabja of in Koerdistan. Heel Irak heeft behoefte aan buitenlandse investeringen om beter te kunnen herstellen van de gevolgen van de oorlog. Daarom heb ik de Nederlandse regering opgeroepen het Duitse voorbeeld te volgen en een volwaardig consulaat in Koerdistan te openen teneinde burgers en bedrijven te steunen in het reizen en zakendoen met Koerdistan. Tevens ben ik in gesprek met de Nederlandse zakenwereld, de Kamers van Koophandel en het Nederlands Centrum voor Handelsbevordering om te onderzoeken of zij een helpende hand nodig hebben om hun weg in Irak te vinden. Het herbouwen van het land na een oorlog is een enorme taak maar geeft ook kansen voor ondernemers.

Dit jaar is de Halabjaherdenking eenmalig in het gebouw van de OPCW, de organisatie die toeziet op het verbod op chemische wapens. In de jaren hiervoor gebeurde dit op de stoep tegenover het gebouw van de OPCW. De Koerdische gemeenschap in Nederland verdient een fatsoenlijke plaats om op een waardige wijze de genocide op haar volk te herdenken. Het gebouw van de OPCW is te klein om elk jaar alle belangstellenden onderdak te bieden maar gelukkig is Den Haag rijk aan plantsoenen en pleinen. Met de plaatsing van een monument of gedenksteen op één van die plaatsen kan worden voorkomen dat nabestaanden en overlevenden volgende jaren deze herdenking moeten houden op een wijze die geen recht doet aan het leed dat is geschied.
http://www.sp.nl/wereld/opinies/1172/Erken_Koerdische_genocide.html

 

Vragen van het lid Van Bommel (SP) aan de minister van Buitenlandse Zaken over uitsluiting kandidaten algemene verkiezingen in Turkije op 12 juni 2011.

1. Deelt u de opvatting dat de uitsluiting van 12 kandidaten, waaronder Leyla Zana naast ook  niet Koerdische kandidaten, voor de algemene verkiezingen in Turkije op 12 juni in strijd is met de normen van de OVSE voor vrije en eerlijke verkiezingen? Indien neen, waarom niet? (1)

2. Deelt u de opvatting dat deze maatregelen niet bijdragen aan het noodzakelijke proces van verdergaande democratisering in Turkije? Indien neen, waarom niet? (2).

3 Wat is de stand van zaken met betrekking tot onderhandelingen van de EU met Turkije over de hoofdstukken 23 en 24 van het toetredingsverdrag? Deelt u de mening dat hoe dan ook, dus ook nu al, de basisprincipes van het Europees verdrag voor de Rechten van de Mens moeten worden toegepast in Turkije? Indien neen, waarom niet? (3)

4. Bent u bereid er op zo kort mogelijke termijn bij de Turkse autoriteiten op aan te dringen deze kandidaten alsnog de gelegenheid te geven zich officieel te kandideren voor de verkiezingen? Indien neen, waarom niet?

5. Deelt u de mening dat uitstel van de algemene verkiezingen van 12 juni een reële optie moet zijn om de verkiezingen met alle kandidaten mogelijk te maken? Indien neen, waarom niet?
 
Bronnen:
1 “Political turmoil follows election ban in Turkey”, Hürriyet Daily News d.d. 19 april, zie
http://www.hurriyetdailynews.com/n.php?n=turkey8217s-streets-rise-against-election-ban-for-independents-2011-04-19. “12 Independent candidates barred form general election”, 20 april 2011, bianet.org
http://bianet.org/english/minorities/129390-12-independent-candidates-barred-from-general-election.

2 Zie ook uw antwoord op Kamervragen d.d. 8 januari 2010, nr 1162; “Turkije is, als vitale democratie, niet gebaat bij uitsluiting van democratische gekozen parlementariërs zoals de leden van de DTP”.

3 Zie Aanhangsel 1378, vergaderjaar 2008-2009. Deel van het antwoord op vragen 4 en 5; “In de nog te openen onderhandelingshoofdstukken over ‘de rechterlijke macht en fundamentele rechten’ en ‘justitie, vrijheid en veiligheid” staan deze onderwerpen centraal.

 

 “Our children belong to the young generation of this land, and they are its most valuable asset. Don’t execute them.”

Shirkoo Moarefi is one of 21 Kurdish political prisoners currently awaiting execution in Iran. On two separate occasions his family asked the Islamic Republic leader [Ali Khamenei] to use his powers to overturn their son’s death sentence. In spite of the pleas and the efforts [that were also] made by his lawyer, Shirkoo still sits on death row and may be executed at any moment.

Shirkoo’s mother, Roghiyeh Ebn-Abass told RAHANA that she sees no difference between her son and other political prisoners who are awaiting execution: “Our children belong to the young generation of this land, and they are its most valuable asset. Don’t execute them.”

RAHANA: What are the latest developments on Shirkoo’s case?
Roghiyeh: His sentence was upheld by the Court of Appeals. During the first court, he was represented by Messrs Loghman Rayzan and Ahmad Shaikhi. Currently, Mr. Khalil Bahramian is in charge of Shirkoo’s defense. He states that Shirkoo’s situation is uncertain and remains unchanged.

RAHANA: Has Mr. Bahramian ever commented on whether Shirkoo’s sentence could be reduced?
Roghiyeh: All his lawyers have always been optimistic about the possibility of a sentence reduction, but their efforts have been unsuccessful.

RAHANA: What was your son charged with?
Roghiyeh: My son was arrested last year. He was tried and charged with acting against national security and ‘Moharebeh. ‘ He was [consequently] sentenced to death. Since his arrest on October 2, 2008, he has been detained by the Ministry of intelligence.

RAHANA: During his first trial, Shirkoo was sentenced to death for alleged ties to a Kurdish opposition group. Did your son ever take part in armed operations?
Roghiyeh: Not at all. All the residents of the village where he was arrested can testify that Shirkoo was not carrying arms when he was arrested. He has never been part of any armed struggle against the Islamic Republic. I am very grateful to the residents of that village who got together and signed a witness statement which his lawyers were able, after much effort, to introduce as evidence.

RAHANA: What steps have you taken to stop the execution?
Roghiyeh: Before the election, when the Leader [Khamenei] was on a trip to Sanandaj, we sent him a letter with the names of prisoners on death row, and urged him to grant them clemency. It took a lot of effort to deliver the letter to him. We have also written to international organizations asking for their help to stop or reduce Shirkoo’s sentence.

Additionally, during a visit to Tehran, the Iraqi president Jalal Talabani asked for Shirkoo’s sentence to be overturned. Unfortunately, his efforts have failed to bring results. Regardless, our family is very grateful to him for all his efforts to stop the execution of Kurdish political prisoners.

RAHANA: Are you allowed to visit your son?
Roghiyeh: Yes, Wednesdays are visit days and we always go see him then. His physical condition has been better in recent visits.

RAHANA: What are your demands from human rights organizations and government officials?
Roghiyeh: Not only Shirkoo, but all prisoners belong to the young generation of this land. We don’t see a difference between our son and others. They are all innocent and have mothers who are waiting for them to come back. I am calling on all human rights organizations not to remain silent about the prisoners on death row. I also want to ask the officials to review all the cases and dismiss their charges.

http://www.madaraneparklale.org/2011/03/interview-with-shirkoo-moarefis-mother.html

F
E
E
D

B
A
C
K