De drie slachtoffers waren zeker niet willekeurig. Cansiz was medeoprichter van de PKK, de Koerdische Arbeiderspartij die sinds de jaren ’80 in een gewapend conflict met de Turkse staat is verwikkeld. Zij genoot van een enorm aanzien binnen de Koerdische gemeenschap zowel door haar aandeel in de vrijheidsstrijd als door haar persoonlijke moed en opoffering tijdens haar gevangenschap, toen ze zoals zovele Koerden gruwelijke martelingen onderging. Doğan en Sölemez waren twee jonge beloftevolle Koerdische activisten. Doğan was verbonden aan het Kurdish National Congres, gevestigd in Brussel, en was goed gekend in Europese diplomatieke kringen.

De identiteit van de moordenaar, Ömer Güney, is veel schimmiger. De dertigjarige Turk verhuisde een twintigtal jaar geleden met zijn ouders naar Frankrijk. Hij komt uit een Turks nationalistisch milieu en volgens zijn collega’s in Duistland, waar hij van 2003 tot 2011 werkte, was hij een aanhanger van het Turkse ultranationalisme, de beruchte ‘Grijze Wolven’. Zo droeg hij een ring met drie halve manen, symbool van de Turks-fascistische partij MHP.

Toen Güney in 2011 terugkeerde naar zijn ouders in Frankrijk begon hij zich in te werken binnen het netwerk van Koerdische organisaties in Frankrijk. Dankzij zijn goede kennis van het Frans werd hij veel gevraagd voor administratieve hulp aan Koerdische gezinnen. Zo slaagde hij er uiteindelijk in het vertrouwen te winnen van onder andere Dogan en Sölemez. Op 9 januari 2013 werd Güney gevraagd om als chauffeur te rijden voor Cansiz, die op weg was naar de luchthaven.

De nacht voor de driedubbele moord brak Güney binnen in een Koerdische organisatie in een voorstad van Parijs en nam er foto’s van de ledenlijst. Enkele dagen eerder nam hij ook foto’s van rekeninguittreksels van de ‘revolutionaire taks’ geïnd door de organisatie, die de meeste Europese staten kwalificeren als afpersing. Güney zelf beweert dat dit in opdracht was van iemand binnen het kader van de PKK. Wie juist herinnert hij zich niet meer, noch zijn of haar adres of contactgegevens. Het sluit in ieder geval zo goed als zeker uit dat Güney alleen handelde.

Sowieso staat het als een paal boven water dat het een politieke moord betrof, niet enkel vanwege de slachtoffers maar ook door de timing. Eind 2012 kondigde de Turkse premier Erdoğan immers aan dat de regering aan het onderhandelen was met Abdullah Öcalan, de in gevangenschap verblijvende leider van de PKK. Dit zette veel kwaad bloed bij machtige facties binnen de Turkse samenleving.

Wie of wat er dan achter de executies zit, heeft het Franse parket nog steeds niet kunnen of willen bekend maken. Potentiële daders zijn er echter genoeg. In Turkije bestaat er immers zoiets als de ‘diepe staat’, een amalgaan van extreem-nationalistische bewegingen, zoals de eerder vermelde grijze wolven, en de kemalistisch-militairistische oppositie.  In het verleden twijfelden groepen binnen deze ‘diepe staat’ niet om met extreme middelen politieke ontwikkelingen binnen en buiten Turkije naar hun hand te zetten. De laatste jaren heeft ook de Islamo-Turkse Cemaat, van in VS verblijvende predikant Fethullah Gülen, steeds explicieter haar stempel trachten te drukken op de Turkse samenleving. Volgens Antoine Comte, advocaat van de families van de slachtoffers, zijn er in het onderzoek eveneens aanwijzingen van betrokkenheid van de Turkse staat zelf.

Zolang het onderzoek geen concrete resultaten oplevert blijft het echter gissen naar de motieven en eventuele opdrachtgevers van Güney. Gezien de politieke geladenheid en betrokkenheid is het nog maar de vraag of hier ooit helderheid over zal komen. De sleutel ligt in ieder geval in Turkije. Güney was eind december nog in het land en telefoneerde zeer geregeld naar verdachte en ‘atypische’ Turkse nummers, niet gelinkt aan een persoon of administratie. Maar de samenwerking tussen de Turkse justitie met de Franse onderzoekers verloopt zeer stroef en de Fransen lijken niet geneigd veel druk te zetten op hun Turkse collega’s.

Dit is echter niet de kern van de zaak. Het is geen geheim dat machten binnen de Turkse diepe staat alsook de Turkse staat zelf doodseskaders uitsturen tegen Koerden of linkse opposanten, in Turkije en in het buitenland. Als de onderzoekers erin zouden slagen de opdrachtgevers van de moord aan te wijzen en de moordenaars zouden uit deze Turks-nationalistische kringen afkomstig zijn, dan zou dit alleszins geen wereldschokkend nieuws zijn.

Het verloop van het onderzoek, of juist het gebrek daaraan, het afgelopen jaar heeft meer aan het licht gebracht dan de naakte feiten die het tracht te verdoezelen. Het werd meer dan eens duidelijk dat Ankara Europese landen, ook het onze, in een sterke houdgreep knelt als het gaat om Koerdische of linkse politieke activisten, zelfs als deze een Europese nationaliteit hebben.

Keer op keer worden Koerdische activisten in Europa onder druk gezet door de justitieapparaten van landen als Frankrijk, Duitsland, Nederland, Spanje en België in het kader dan de zogezegde “strijd tegen terrorisme”. Hierbij krijgt de Turkse staat vrij spel om haar definitie van terrorisme, die meer dan problematisch is en die zowat alle zichzelf respecterende internationale monitoren veroordelen, op te leggen aan de Europese staten waarmee ze ‘samenwerkingsakkoorden’ heeft gesloten.

Twee weken na de executies in Parijs ondertekende ook Joëlle Milquet een ‘memorandum of understanding’ met haar Turkse collega, Idris Sahin. Dit document voorziet in een nauwere samenwerking op politioneel vlak, onder andere voor wat betreft terrorismebestrijding. Wat in Turkije onder terrorismebestrijding valt, maakte premier Erdoğan nogmaals duidelijk door enkele dagen na de moord aan de Franse president Hollande om verantwoording te vragen over het feit dat “terroristen”– de drie slachtoffers – zomaar vrij kunnen rondlopen in Frankrijk.

Ondanks de samenwerkingsakkoorden die Frankrijk ondertekende met Turkije op vlak van justitie en politie – gelijkaardig aan die met ons land – heeft, volgens de advocaten van de nabestaanden, de Turkse justitie het onderzoek tot nu toe enkel maar tegengewerkt. Antiterrorismesamenwerking is dus eenrichtingsverkeer, een lege doos als het niet in het belang is van de Turkse staat.

Het ziet er met andere woorden niet naar uit dat er snel rechtvaardigheid zal komen voor Sakine, Fidan en Leyla door de veroordeling van de opdrachtgevers van Ömer Güney. Maar een poëtische rechtvaardigheid voor hen is wel mogelijk, als de Europese staten eindelijk het juk van de Turkse ’antiterreur-terreur’ afwerpen. Als Europa inziet dat deze executie enkel mogelijk was door de deccenialange staatsterreur van de Turkse staat zelf. Als landen als Frankrijk, Duistland en België zich sterk maken om de democratische rechten van hun burgers te beschermen tegen de inmenging van ondemocratische regimes zoals dat van Erdoğan.

F
E
E
D

B
A
C
K