Syrië binnen geraken is vooral een kwestie van geduld. De dag nadat we in Hewler aankomen krijgen we een telefoonnummer van iemand die ons kan helpen. Hij weet te vertellen dat je normaal toestemming dient te hebben van een zekere dokter Hamid, een hoge piet in de Koerdische regering van Noord-Irak. Een bezoek aan het kantoor van de man en wat rondbellen levert echter niets op. Geen punt volgens ons contact, rij gewoon naar Tel Koçer. Die grensovergang ligt meer naar het zuiden, buiten Koerdisch Irak. Dat betekent een rit door het Arabisch deel van Irak waar we eigenlijk geen visum voor hebben. We wagen het er toch op, maar aan het laatste checkpoint moeten we rechtsomkeer maken. De chauffeur stelt voor langs de stad Mosul te rijden, een gevaarlijk plan, maar de hoofdweg zou veilig zijn. Net voor de afslag richting Mosul komt er echter een telefoontje, geen idee van wie, die in perfect Engels uitlegt dat die route geen optie is en dat we moeten terugkeren. Terug naar af, richting Hewler.

Een paar telefoons naar Brussel leveren een nieuw contact op. Deze keer meer succes. Via hem slagen we die mysterieuze dokter Hamid te pakken te krijgen. Vermoeid vraagt de man wat al die journalisten toch in Rojava (Syrisch Koerdistan) willen gaan zoeken, en pro forma wil hij weten voor wie we werken, maar ‘s avond komt er een antwoord – weinig officieel, gewoon via sms – dat we de grensovergang Semalka in het noorden mogen gebruiken. Op weg erheen passeren we een groot vluchtelingenkamp, Syrië is nu vlakbij. Alleen de Tigris scheidt ons nog.

Semalka is nooit bedoeld als officiële grensovergang, maar kwam er om vluchtelingen de mogelijkheid te geven Syrië buiten te geraken. Om politieke redenen (onenigheid tussen de Koerdische overheid in Irak en de PYD) wordt er maar een beperkt aantal mensen over gelaten. Mijn verbazing is groot als blijkt dat er aan de Iraakse kant ook een heleboel mensen staan te wachten om Syrië binnen te geraken. Ze sleuren zakken vol thee en suiker mee, kleren, generatoren, …  Op dit punt vormt de rivier de Tigris de grens, oversteken gebeurt met een klein bootje. Al die lading doet het metalen ding vervaarlijk overhellen, maar we zijn er zo. Aan de overkant worden we opgewacht door drie manschappen van de YPG, de Koerdische volksmilitie. Ze heten ons ‘Welcome in Syria‘. Het klinkt ironisch als ik het opschrijf, maar het is gemeend. Aan de Syrische kant staan honderden mensen klaar om de oversteek in de andere richting te maken, weg van hier.

We worden opgepikt door iemand van de Union of Free Media. Onder weg vraagt hij of we zin hebben even in Tel Marouf te stoppen. Uiteraard. Hier werd twee weken geleden zwaar gevochten tussen de YPG en Daesh, zoals de Koerden de Al Qaida-milities noemen. Nu is Tel Marouf een spookstad. De paar YPG-soldaten die de lege stad bewaken kijken verbaasd op als we aankomen. De oudste gidst ons rond door de verlaten straten. De stad was het centrum voor de naqshbandi, een  islamvariant die aanleunt bij de soefi. Mede daardoor, en omwille van de ligging, wilden de islamisten Tel Marouf zo graag in handen krijgen. In de paar dagen dat ze de baas waren hebben ze de moskee, de koranschool en de gewone school opgeblazen. De oude soldaat leidt ons naar het dak van het voormalig politiekantoor en wijst naar een paar dorpen in de verte. Daar zitten ze blijkbaar, de radicale islamisten van Dahash. Op nog geen kilometer blijkbaar, iets wat mij toch verontrust, want zo in vol zicht, vanboven op een dak, zijn we een perfect doelwit. Maar onze YPG’er blijft er kalm onder.

De tweede dag brengen we door in Amuda. De gids neemt ons mee langs een rits organisaties en overheden. Daar zitten wat verplichte nummers tussen, maar het is interessant om te zien hoe enthousiast de mensen zijn om iets te doen met hun hard bevochten vrijheid.

Dag drie leek dezelfde richting uit te gaan. In de voormiddag waren we te gast bij mensen van de lokale overheid van Qamishlo. Erg vriendelijke mensen vol plannen wat te doen met hun pas verworven vrijheid. Een van hen, Helebje, vertelt over haar werk bij de vrouwenbeweging en over hun project om een park voor vrouwen alleen aan te leggen. Na het interview nodigen ze ons uit om te blijven eten, maar de gids sleurt ons mee naar het volgende interview twee straten verder. Nog  geen half uur later horen we twee luide knallen. Iedereen stormt naar buiten om te zien wat er gebeurd is. Op de straat heerst chaos, niemand heeft een idee wat er aan de hand is. Dan zie ik hoe een van de vrouwen die ik net geïnterviewd heb door twee mannen wordt weggedragen. Het gebouw waar we net zaten is blijkbaar aangevallen. Later horen we dat zes zelfmoordterroristen zijn binnengestormd, drie zijn erin geslaagd zich tot ontploffing te brengen. Van de vier mensen van daarnet liggen er twee in het ziekenhuis. Het meisje dat net taart en thee bracht en zo vol over haar plannen vertelde is dood.

De volgende dag maakt heel Qamishlo zich op voor de begrafenis van de tien slachtoffers. Voor ons in het Westen is dat een intieme gebeurtenis. Maar de begrafenis van iemand die sterft als shahid (martelaar) is een publiek gebeuren bij uitstek. De gids duwt ons de moskee in, we worden bijna gedwongen om foto’s te nemen. Een paar dagen later krijg ik via via een usb-stick met foto’s van een of andere Al Qaida-website. Twee kerels, pubers nog, poseren met een bomgordel om hun midden. Het waren zij die zich opbliezen in Qamishlo. Onmogelijk om in te beelden wat er door hun hoofd ging op dat moment. Het lijkt volmaakt zinloos. De mensen in Rojava zitten gekneld tussen religieus nihilisme en  brute machtswellust.

De dag erop gaan we naar het front in Xerbet Benat. Het is opvallend kalm. Nochtans kan je met een verrekijker de zwarte Al Qaidavlag zien wapperen tussen de bomen verderop. De vijand is vlakbij, maar de laatste week is het blijkbaar rustig. De soldaten van de YPG zijn bijna allemaal mensen uit de omliggende dorpen die de wapens opgenomen hebben om hun land te bevrijden van de islamisten. Alleen het kader komt meestal van de PKK. Ze hebben hier duidelijk nog al journalisten gezien, met veel plezier nemen ze positie in en tonen hun wapens.

Iets verderop ligt een tweede post, ditmaal van de YPJ, de vrouwenbrigade. Net als bij de PKK vechten de vrouwen in Rojava mee, op gelijke voet met de mannen. Onze auto is in de modder blijven steken, tot groot plezier van de kerels in de YPG-jeep. Vijf meter verder steken ook zij vast. We gaan te voet verder, de YPJ zien ons al van ver aankomen en hebben hun posities al ingenomen. De commandant is misschien ergens achteraan de twintig, de rest is jonger. Een meisje dat ik interview is nog maar zeventien. Haar kalasjnikov is net te groot om goed te schouderen. Als ik haar vraag waarom ze hier aan het front zit, antwoordt ze dat ze hier tenminste vrij is. Trots vertelt ze dat het er bij de vrouwen veel gedisciplineerder aan toe gaat dan bij de mannen. Roken mag bijvoorbeeld niet volgens haar. Maar als we terug vertrekken zie ik haar stiekem een sigaretje roken in een hoekje. Niets is wat het lijkt in Syrië…

De volgende dagen bezoeken we een paar dorpen op het platteland, de Sutoro, een kleine christelijke militie, en enkele vrouwenrechtenorganisaties. Op het einde zijn we platgeslagen van te veel informatie en te weinig slaap. We halen de grensovergang in Semalka op het nippertje, anders hadden we een week langer moeten blijven. Eens terug op het bootje mis ik Rojava al …

Toon Lambrechts is freelancejournalist voor o.a. Mo* en Knack

F
E
E
D

B
A
C
K