Maar je kan ook het Turkse voorbeeld volgen. De regerende AKP beschikte in het parlement ook niet over een tweederde meerderheid om een aantal door haar gewenste grondwetswijzigingen erdoor te krijgen, en legde deze daarom als pakketje in een referendum voor aan de Turkse bevolking. 58 procent van de kiezers die kwamen opdagen voor het referendum op 10 september 2010 stemden met ja. De datum van het referendum viel toevallig of niet samen met de dertigste verjaardag van de militaire putsch die de huidige, nu dus geamendeerde grondwet had opgeleverd. De putschisten regeerden niet alleen met ijzeren hand, maar ook de grondwet die ze op het einde van hun bewind oplegden aan de bevolking was ongemeen rigide. Terwijl de vorige grondwet (die van 1961) nog een liberale geest ademde, was het in 1982 uit met de pret: de nieuwe grondwet maakte de burger ondergeschikt aan de staat en beperkte heel wat rechten en vrijheden. Daarmee moesten de mensen het dus doen. Ondertussen zijn de tijden veranderd. Turkije is in 1999 kandidaat-lid van de Europese Unie (EU) geworden. In 2005 zijn de onderhandelingen geopend over het acquis communautaire, de EU-wetgeving die elke kandidaat-lidstaat moet overnemen. In 2002 is de AKP, een partij met religieuze inslag, aan de macht gekomen in Turkije en die partij regeert sindsdien met net geen tweederde meerderheid. In 2007 kreeg ze opnieuw het fiat van de kiezer. De oude demonen, waarmee de Turkse republiek ook al bij haar stichting in 1923 te maken had, hebben weer de kop opgestoken. Er woedt een Kulturkampf tussen het oude seculiere establishment, de Kemalisten (die zich zo noemen naar Mustafa Kemal Atatürk, de stichter van de republiek), en de religieus gezinde AK Partisi van premier Erdogan. De kemalisten vrezen dat de AKP een verborgen agenda heeft en aanstuurt op de islamisering van de republiek. De Koerdische nationalisten eisen ondertussen meer institutioneel gewaarborgde rechten op voor de Koerdische taal en cultuur, waaraan op het ogenblik in die vorm geen denken is in het unitaire Turkije.
Het was voor de Turken duidelijk geworden: met de grondwet van de militairen, de ‘coup-grondwet’, kan Turkije de hervormingen niet aan die het kandidaat-lidmaatschap (van de EU) vergt noch de uitdagingen die draaien rond het seculiere en unitaire karakter van de staat. Vandaar de worp van 26 amendementen die de AKP eerder dit jaar deed. Daartegen rees verzet van de oppositie die bestaat uit de ‘sociaaldemocratische’ CHP (de door Atatürk gestichte partij), de radicaal Turks-nationalistische MHP en de BDP die opkomt voor de Koerdische zaak (maar zich niet Koerdisch-nationalistisch mag noemen, verboden als verwijzingen naar etnische verschillen zijn in Turkije). De BDP boycotte het referendum omdat ze voor een volledig nieuwe grondwet is in plaats van wat gesleutel aan de bestaande en ook omdat ze er zich over ergerde dat de AKP geen rekening had gehouden met haar eigen voorstellen rond de Koerdische identiteit. Indien de AKP oren had gehad naar die verzuchtingen, had ze in het parlement wel een tweederde meerderheid kunnen halen (met de BDP erbij) en was een referendum niet nodig geweest. Machtsoverwegingen verhinderden die denkpiste. De kemalistische en Turks-nationalistische CHP en MHP riepen op tot een neen-stem omdat ze bang waren dat een goedkeuring van de amendementen de machtspositie van de religieus gezinde AKP nog zou versterken. De AKP heeft al een aantal bastions van de kemalisten ingenomen of verzwakt: de generaals hebben minder te zeggen in de Nationale Veiligheidsraad, die nu in een louter adviserend orgaan van de regering is veranderd, en de functies van president, premier en parlementsvoorzitter worden bekleed door politici van AKP-signatuur. Wat tot nu toe nog niet in handen van de AKP was, is de rechterlijke macht. Daar zou wel eens verandering in kunnen komen, zoals gevreesd door de kemalisten, nu het pakketje van 26 amendementen is goedgekeurd door het volk. Sommige amendementen, de belangrijkste in feite, gingen over de samenstelling van het Grondwettelijk Hof waarover de president van de republiek een grotere zeg krijgt, en de Hoge Raad van Rechters en Procureurs waarvan de werking meer door regelwerk vanuit regeringshoek zal bepaald worden. Voorstanders van een ‘Ja’ verwijzen dan weer naar een hele reeks andere amendementen zoals de instelling van het ambt van Ombudsman, of die bijvoorbeeld meer rechten voor vrouwen en kinderen mogelijk maken. Dat moet de bittere pil verzachten en was voor de EU ook de aanleiding om de Ja-campagne moreel te ondersteunen. De kritiek blijft echter overeind: zal het ene ‘regime’, dat van de kemalisten die altijd al op de rem gingen staan tegenover de regering, vervangen worden door dat van de regerende AKP? Als de regering nu ook de rechterlijke macht kan beïnvloeden, zal ze dan niet ook in een het louter regeringswerk overstijgend ‘regime’ veranderen? 42 % neen-stemmen spreken voor een nog groot genoeg wantrouwen bij de bevolking. De vraag is ook of de goedgekeurde amendementen echt een stap zullen vormen in de richting van een volledig nieuwe grondwet.