Hugo Van Rompaey publiceert zijn zesde boek over een volk dat in Turkije vervolgd wordt en in Irak, Iran, Armenië en Syrië grote problemen heeft. Groot-Koerdistan voor de 30 miljoen Koerden is niet voor morgen.
Hugo Van Rompaey (68) is een habitué in het Volkshuis van het ACW in Geel. Koerdenvrienden noemen hem Hugo de Koerd. De arbeideristische vleugel van de christendemocratie is zijn milieu. De oud-burgemeester van Geel, het oud-parlementslid en de oud-senator koestert ondanks zijn syndicale coloriet een taaie liefde voor volkeren en hun staat. Bij een pilsje opent de Kempenaar met veertig jaar politiek leven onder de riem zijn hart. Op tafel ligt “Hebben de Koerden in Turkije recht op zelfverdediging?”, Koerdisch Instituut Brussel, met op de omslag gehoofddoekte strijders met kalasjnikovs.
Van Rompaeys liefde voor de Koerden is gestut door naarstige studie. In de zomer verdedigt hij aan de KU Leuven een doctoraat in de theologie waarbij de Koerden, als minderheid in hun thuislanden in het Nabije Oosten, zijn visie op het prudent pacifisme en het ethisch nationalisme illustreren. De passie voor de Koerden heeft hem nooit verleid om politiek te versassen naar het volksnationalisme van N-VA (zie kader): “Mijn belangstelling voor Koerdistan is een kwart eeuw geleden ontstaan toen ik de genocidaire wandaden zag van het Irakese regime van Saddam Hoessein. Vijfduizend Koerden werden op korte tijd met gif vermoord _ kinderen, vrouwen en mannen. Voordien had ik interesse in mensenrechten en bijstand aan de derde wereld. Ik word tot vandaag kwaad als het Koerdisch verzet door de VSA en de Europese Unie wordt afgeschilderd als terrorisme. Mijn jarenlange ervaring, ook door reizen in Koerdistan en de Kaukasus, is dat de Koerden open staan voor een prudent pacifisme en ethisch nationalisme, die laatste term is van mij. De contrastervaring, een begrip gelanceerd door de Vlaamse theoloog Edward Schillebeeckx in de jaren zestig, leidt tot de vaststelling in Koerdistan: dit is de grens van de onderdrukking die wij willens nillens moeten aanvaarden, gaat de onderdrukking voorbij de zelfgekozen limiet dan mogen de wapens spreken.”
Hugo Van Rompaey houdt van studeren: “Die passie was er in mijn politieke jaren en heb ik na mijn vertrek uit de Wetstraat in CHECK verder ontplooid door in Leuven klassieke filologie, filosofie, antropologie, kunstgeschiedenis, godsdienstwetenschappen en theologie te studeren of bij te studeren. Alle richtingen die ik bestudeer en waarvoor ik examen afleg _ zonder examens vertoef je in het luchtledige _, draaien rond het zoeken en onderzoeken van de werkelijkheid. Een leerzame tijd waren de zes maanden van een vertaling, zeven dagen op zeven, van het boek “De Koerden” van Knyaz Mirzoyev, die ik leerde kennen in Kazachstan. Deze Koerdische geleerde is een taalkundige en een specialist in vergelijkende letterkunde. Zijn tekst in het Engels was dooraderd van Russische zinstructuren en draaiingen. Door hem en door de vele gesprekken met Koerden voor en na die vertaaloefening weet ik dat volksnationalisme geen vrucht is van de verbeelding, geen loutere romantiek, maar pure werkelijkheid, ook dus het Koerdisch nationalisme. Ik ben en blijf ten gronde christendemocraat, maar heb het volksnationalisme leren waarderen door de Koerdische kwestie.”
Het jongste boek is een voorsmaakje van het doctoraat van Hugo Van Rompaey: “Ik wilde eerst iets schrijven dat leesbaar is. (lacht luid) In het boek staan wel 523 voetnoten, die groeien in mijn doctoraat tot 700 notities en die voetnoten bewaken wat je intellectueel voortbrengt.”
Hugo Van Rompaey herconstrueert in zijn jongste geschrift niet de Koerdische beschaving maar behandelt de elementen die helpen om de Koerdische kwestie te begrijpen: “In het hoofdstuk over staats- en volksnationalisme, heb ik het bijvoorbeeld over de werkfactoren van het nationalisme _ nationalisme is een proces, een werk in uitvoering. Het begrip werkfactoren leen ik van de Duitse filosoof-historicus Fredrik Barth en concretiseer ik middels de Koerdendiscriminatie. In de Koerdische kwestie zit een ethische dimensie waarvoor ik mij onder meer baseer op de ideeën van de filosoof Emmanuel Levinas en de theoloog Schillebeeckx. Aan de KU Leuven zijn Johan de Tavernier _ mijn promotor _ Luc Boeve en Johan Verstraete de gesprekspartners. Naar mijn mening hebben de Koerden in Turkije recht op zelfverdediging mits enkele omkaderende voorwaarden.”
De ouders van Derwich Ferho, voorzitter van het Koerdisch Instituut in Brussel, zijn op 2 maart 2006 om kwart voor negen ’s avonds vermoord door het Turks leger. Hugo Van Rompaey: “Zoiets aanvaard ik niet. De Belgische regering deed en doet weinig moeite om serieus in te gaan op dergelijke incidenten en de minister van Buitenlandse Zaken ontwijkt zijn verantwoordelijkheid door louter informatie op te vragen bij de Turkse ambassadeur. Die is erop getraind om dergelijke moorden te ontkennen of te duiden als contraterrorisme.”
Hugo Van Rompaey wordt deels spottend en deels waarderend Hugo de Koerd genoemd: “Ik predik met uitzonderingen in de woestijn. Jonge christendemocraten, ik denk aan Elke Tindemans, familie van Leo Tindemans, heb ik getracht te interesseren in het Koerdendossier en deze doet het nodige, maar elders in CD&V heeft dat weinig uitgehaald. Over de partijen heen heb ik redelijk wat contacten onderhouden, maar daar evenzeer zonder veel resultaat en dat stelt mij diep teleur.”
Is de PKK, de Koerdische gewapende arbeiderspartij, ook niet zelf een moordmachine? Hugo Van Rompaey: “Die visie is achterhaald. Essentieel in mijn boek is het lange gesprek dat ik in de gevangenis voerde met de veroordeelde Koerdenleider Ocalan. Daarin zitten bouwstenen voor een prudent pacifisme. Vanaf 1993 hebben de Koerden aangeboden, met de PKK op kop, om in de plaats van het wapengeweld, de politieke dialoog te voeren en dat is tot en met vandaag genegeerd. De PKK heeft achtmaal een wapenstilstand afgekondigd met daaraan gekoppeld een verzoek tot politiek beraad. Al haast twintig jaar is dat de positie van de meest zichtbare en radicaalste Koerdenstroming. De PKK ziet sedert 1993 bijvoorbeeld af van het separatisme en ondanks dat rapporteert de VRT in haar nieuwsuitzendingen steeds over de afscheidingsbeweging PKK. De Koerden zoeken een oplossing binnen de grenzen van Turkije en het confederalisme gaat in die richting. Het Turkse regime ontkent de etnische diversiteit van zijn land. De Koerden vragen geen zotte dingen. Enkel maar het recht op eigen taal, Koerdisch onderwijs van laag tot hoog en een deelname als Koerd aan de economie en aan de politiek. Die normale verzuchtingen worden stelselmatig genegeerd door Ankara.”
Hoe blijft het mogelijk dat een regime zich een dergelijke onderdrukking kan veroorloven, vraagt Hugo Van Rompaey zich af: “Ik schrijf in mijn boek dat ook deze regering en haar leger een fascistisch regime uitmaken. Politiek Ankara bedrijft een extreme vorm van staatsnationalisme door het negeren van de etnische werkelijkheid van Turkije. De vader des vaderlands, Kemal Atatürk, wilde één volk, één taal, één cultuur, terwijl er 25 minderheden zijn in Turkije. Met hun 15 miljoen zijn de Koerden de grootste minderheid op een bevolking van 73 miljoen. In Turkije woont de helft van de Koerden, het grootste volk op aarde zonder een eigen staat”
Het recht van minderheden is zeer onderontwikkeld in het internationaal recht, ervaart Hugo Van Rompaey: “Dat is te betreuren en is een gevolg van de invloed van het doorgedreven staatsnationalisme op de internationale rechtsontwikkeling en -praktijk. Omdat ik dergelijke zaken aankaart, noemt men mij een terrorist onder druk van het Turkse bewind. Ik sprak in Parijs voor de Raad van Europa over de Koerdenkwestie. De Turken zijn er toen in geslaagd om de eerste ontmoeting te doen schrappen. Op de tien sprekers waren er zogenaamd vier terroristen en mijn naam werd door het slijk gesleurd. Dat geeft de mentaliteit weer. De lijst van terroristische organisaties is, door de paniek na de aanslagen op de VSA in september 2001, zonder nuances opgesteld door de westerse landen. Om de Turken te vriend te houden staat de PKK ononderbroken op die lijst en het is, door de vereiste unanimiteit om namen te schrappen, aartsmoeilijk om dat te wijzigen. Voor de Amerikanen heeft het geopolitieke belang van Turkije absolute voorrang en spelen de Koerden geen rol.”
Was er in Turkije vorig jaar geen kentering ten goede? Het antwoord van Van Rompaey is scherp: “Ja, er was zogezegd een verbetering met het recht op eigen taalgebruik en meer onderwijs in het Koerdisch. In de praktijk worden de lokalen waarin les gegeven zou worden afgekeurd omdat het venster te smal is of de beschikbare oppervlakte te beperkt. Het treiteren van de miljoenen Koerden in Turkije gaat verder. De Koerden zijn als Koerd niet welkom in het leger, ze worden niet als dusdanig erkend. Koerden blijven voor Ankara berg-Turken, officieel bestaan zij niet. Zeven maanden geleden sprak AK-premier Erdogan voor de allereerste keer over de “Koerdische opening”, een handreiking naar dialoog, kort daarop was dat begrip al gegeneraliseerd, afgezwakt tot de “democratische opening”. Turkije heeft Chaldeeërs, Koerden, Tjserkezen, Assyriërs, Armeniërs maar wil dat niet geweten hebben. De Turkse mentaliteit is niet gespitst op dialoog.”
Zijn er Turkskiljons in Koerdistan?
Hugo Van Rompaey: “Dat verandert over de jaren, denk aan Vlaanderen tot in zijn recente geschiedenis. Het nationale atoomcentrum van Mol, aan mijn voordeur, was ooit een broedplaats van franskiljons. Tot vijftien jaar geleden waren veel Vlaamse parlementsleden tegen het federalisme en op een bepaald moment trad de kering op. Die evolutie zie ik ook in Koerdistan. Je hebt daar Turkskiljons zolang zij voordelen hebben. In het Koerdisch kan je bijvoorbeeld geen handel drijven want dat is verboden. Als het verzet tegen die miskenning sterker wordt, beginnen de mensen hun mentaliteit te veranderen. Denk aan de recentste verkiezingen die naar traditie ondemocratisch waren. Toch haalden de pro-Koerdische partijen 36 parlementsleden, waarvan er nog steeds zes in de gevangenis verblijven, op rond 550 parlementsleden. De AK-partij kwam op in Koerdistan, haalde 45 verkozen van Koerdische oorsprong, maar die mogen zich niet zo noemen. Het zijn AKP’ers. Dat zet kwaad bloed en versterkt het lokale patriottisme van de Koerden.”
Tot voor kort waren de Turkse intellectuelen allemaal unionistisch, maar door de sterkere Koerdenbeweging is er een kentering. Nobelprijswinnaar Orhan Pamuk en andere schrijvers hebben stilaan belangstelling voor de rechten van de Turkse minderheden, weet Hugo Van Rompaey: “Ook leeft de vraag steeds de sterkers, wat is Turks zijn? Hoeveel procent van de burgers van Turkije is Turk? Twintig tot 25% zijn Turks en al de rest is ook vandaag Grieks, Armeens, Koerdisch, Circassisch, Cyprioot. Aan de top van de staat en het leger zie je 5% Turken en de rest is niet-Turks. Traditioneel stamt de legerleiding af van Albanezen en Grieken. De staatsveiligheid zit evenmin sterk in de handen van de etnische Turken.”
De Koerden hopen dat Turkije zo vlug als mogelijk lid wordt van de EU zodat zij snel beroep kunnen doen op de instanties van de EU, zegt Van Rompaey: “De hoop op een toetreding begint echter te tanen. Als zij volledig verdwijnt, kan dat leiden tot een lange oorlog tussen de Koerden en de Turkse staat. De verhouding tussen de Koerden en Ankara is ten gronde veranderd door de internationale veroordeling van de PKK als een terroristische organisatie. De Koerden accepteren hun achterstelling niet langer. Vroeger zei iedereen, de Turkse staat zal met een oplossing komen. Neen dus. De Koerden willen hun zeg aan de onderhandelingstafel en blijft dat uit dan is de kans op een bloedige oorlog mogelijk.”
De (jonge) Iraakse Autonome Koerdische Regio is een voorbeeld dat verzelfstandigingen kunnen. De mentaliteit van de Irakese Koerden en die van Noord-Koerdistan, zoals Koerdisch Turkije zichzelf noemt, is anders, getuigt Van Rompaey: “Het Irakese Koerdistan heeft sedert 1993 veel betere banden met het westen, voordien waren zij eveneens zogenaamde bergrovers. De Irakese Koerden zijn vandaag partners van de EU, van de VSA en van Syrië.”

Koerdisch Davidsfonds?

De boeken van Hugo Van Rompaey worden uitgegeven bij het Koerdisch Instituut, een mantelorganisatie voor de gewapende strijd of een brave vereniging à la het Davidsfonds?
Hugo Van Rompaey: ”Ja, dat is een passende vergelijking, het Koerdisch Instituut als een Davidsfonds. De intellectuelen van het Koerdisch Instituut verdedigen de Koerdische cultuur en zijn, in tegenstelling tot wat de Turken opdissen, geen halfterroristen. De Koerdologie is niet fel ontwikkeld in de wereld en het instituut tracht dat te keren. Tussen de 15 à 20% van de 120.000 Turken in België zijn Koerd. De Koerdische letterkunde is een prachtige bron van de Koerdische identiteit en mentaliteit. De Koerden zijn weinig vlijtige moslims en je vindt er eveneens christenen, atheïsten en joden onder. Die laatste groep groeit want Koerdistan is mooi en biedt commercieel kansen. In Irakees Koerdistan heb je een parlement van 105 afgevaardigden waarvan effectief 5% van de zetels gaat naar christenen, 1% naar Armeniërs, enzovoort. Irakees Koerdistan wordt het Zwitserland van het Nabije Oosten.”

Nationalist en christendemocraat

“N-VA en VB zouden de eerste partijen moeten zijn die zich in Vlaanderen inspannen voor de Koerden, maar dat gebeurt niet. Het weinige dat er hier politiek werd verricht voor deze kwestie ging uit van christendemocraten als Jean-Luc Dehaene, toen hij premier was, en Mark Eyskens, als minister van Buitenlandse Zaken. Voor de Koerdenkwestie is hier nooit, zoals voor de Palestijnen bijvoorbeeld, een interparlementaire vereniging ontstaan.”
“Ik bestrijd auteurs als de Vlaamse hoogleraar en publicist Mon Detrez die over de Balkan schrijft en beweert dat nationalisme een zinsbegoocheling is, een hersenspinsel, wat een marxiserende interpretatie is. Akkoord, landen ontstaan meestal op basis van een cerebraal concept, maar een volk is veel meer dan de weerspiegeling van de inbeelding.”
Neen, door de Koerdenstudie is Hugo Van Rompaey niet weggelokt van het ACW naar N-VA of VB: “Omdat ik ongaarne zie hoe Bart De Wever en zijn vrienden flirten met de achttiende-eeuwse conservatieve denker Edmund Burke. Ik zie bijvoorbeeld een tegenstelling in het streven van N-VA naar een republiek, wat ik begrijp en wat voor mij mag, maar uitgerekend Edmund Burke fulmineerde tegen de revolutie, de verlichting en het republikeinse gedachtegoed. Ik ben en blijf een zeer overtuigd christen en daar ben ik blij om. Een christen moet zijn weg vinden in de christendemocratie, maar daarom praat ik niet alles goed wat in die partij gebeurt.”
(t’ Pallieterke, Nummer 17,25/04/2012)

F
E
E
D

B
A
C
K