Een militair ingrijpen van het Westen dreigt vooral het regime te dienen en opposanten het zwijgen op te leggen  Kennen we de Iraanse onderhandelaars wel? Als we zien hoe weinig resultaten de onderhandelingen met het regime in Teheran opleveren, is dat een van de vragen die we terecht mogen stellen. Ik denk dat het antwoord negatief is. In zijn benadering van de ‘nucleaire crisis’ kent de westerse wereld noch zijn gesprekspartners, noch hun politieke cultuur (generaal de Gaulle had het al over het ‘gecompliceerde Oosten’); die bracht de onderhandelaars voortdurend in verwarring en leidde tot een door het Iraanse regime gewilde krachtmeting en een toename van de spanning.
Sinds de ontdekking van het Iraanse programma in 2002 schommelt de crisis tussen Iran en het Westen tussen provocatie en diplomatie. Het denkschema dat wordt gebruikt, de invalshoek van waaruit de opeenvolgende gebeurtenissen worden geïnterpreteerd en de genomen maatregelen vloeien voort uit een westerse visie die niet aangepast is aan de situatie. Het doet denken aan wat de Franse inlichtingsofficier Comte Alexandre de Marenches in zijn memoires schreef over deze visie: "een combinatie van kortzichtigheid, verkeerde informatie en historische naïviteit". We kunnen inderdaad vaststellen dat de Islamitische Republiek van in het begin van de nucleaire crisis voortdurend warm en koud heeft geblazen.
Het grote aantal beslissingscentra en onderhandelaars en hun tegenstrijdige uitspraken konden alleen maar leiden tot twijfels en vergissingen in het westerse kamp, dat zelf verdeeld is en waarin de acteurs niet altijd bereid waren om hun beslissingen door te zetten. De verschillende Iraanse gezagdragers laten er geen twijfel over bestaan dat hun land nooit zal stoppen met het verrijken van uranium. Maar dat valt moeilijk te rijmen met hun voorstellen om te onderhandelen. Want op 5 januari bevestigde Iran dat het bereid was de nucleaire onderhandelingen weer op te nemen en op 9 januari kondigde het aan dat het ging beginnen met het verrijken van uranium in een ondergrondse installatie in Fordo!
De tegenstrijdige uitspraken van de Iraanse leiders doen, alle verhoudingen in acht genomen, denken aan de uitspraken van Chroesjtsjov ten tijde van de Cubaanse raketcrisis in oktober 1962 en aan het klimaat van onzekerheid waarin de toenmalige Amerikaanse president Kennedy een beslissing moest nemen.
De Iraanse uitspraken zijn nooit helemaal duidelijk, het is nooit ja of nee. Dat bleek destijds (2006) ook uit de reactie van Teheran, toen de grote mogendheden een pakket aansporende maatregelen voorstelden in ruil voor een stopzetting van de verrijking van uranium.
Iran speelt constant dubbel spel en de tegenstrijdige signalen zijn voor de westerse experts en diplomaten niet gemakkelijk te ontcijferen. Het bestendigen van onzekerheid is een strategie op zich geworden.
Nadat het lang rustig is geweest rond het dossier ‘Sakineh’, waarin een van overspel beschuldigde jonge vrouw dreigt te worden opgehangen, wordt dat opnieuw op de agenda gezet. Hoe moeten we dat interpreteren? En hoe moeten we in dit gespannen klimaat tussen Teheran en Washington de terdoodveroordeling begrijpen van de Amerikaanse Iraniër Amir Mirzaï Hekmati, die beschuldigd wordt van samenwerking met de vijand en van spionage voor de CIA? Het zijn dreigementen die Iran waarschijnlijk nooit ten uitvoer zal brengen – laten we dat hopen – en die dus een bewijs van ‘goede wil’ moeten zijn. En wat te denken van het dreigement om de Straat van Hormoez af te sluiten, iets wat technisch mogelijk is maar ook zware economische gevolgen heeft voor Iran zelf. Hoewel het zich gesteund weet door de bevolking, weet het regime in Teheran dat het niet lang verzet zal kunnen bieden tegen een buitenlandse aanval, maar het kan wel zijn wereldwijde netwerk inschakelen om schade te berokkenen. Het rekent op een binnenlandse mobilisatie, terwijl de Iraniërs zich eerder zorgen maken over hun dagelijkse leven.
Van in het begin van de crisis probeert het regime tijd te winnen en waar dat kan voordeel uit de onderhandelingen te halen. Maar tegenover een coherent, eendrachtig en geloofwaardig discours zal het ook aan zijn overleving denken en de nucleaire kwestie is voor dit regime een garantie op overleven geworden.
Nee, de westerse onderhandelaars hebben heel weinig begrepen van de stijl van onderhandelen van de Iraniërs en een militair ingrijpen dreigt vooral het regime te dienen, de opposanten het zwijgen op te leggen en de binnenlandse onvrede op een zijspoor te zetten. De aangekondigde sancties zijn in het verleden nooit echt hard gemaakt en de toepassing ervan, die momenteel waarschijnlijker lijkt, kan een nieuwe situatie scheppen. Hoe dan ook, de Iraniërs kennen hun onderhandelingspartners zeer goed en zullen zoveel ze kunnen van de situatie profiteren. De onzekerheid bestendigen en de rivaliteit tussen de grote mogendheden uitspelen is al sinds de negentiende eeuw een constante in dit land.
http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/De-Gedachte/article/detail/1379678/2012/01/16/Iran-kent-ons-maar-kennen-wij-Iran.dhtml

F
E
E
D

B
A
C
K