Erdogan

De pro-Koerdische Democratische Volkspartij (HDP) heeft een enorm risico genomen door  als partij op te komen bij de Turkse parlementsverkiezingen van zondag 7 juni 2015. Als de partij de kiesdrempel van 10 % op nationaal niveau niet haalt zullen er geen Koerden meer zetelen in het parlement. En kan president Recep Tayyip Erdogan ervan dromen de nieuwe “sultan” (zie foto: Erdogan uitgebeeld als sultan) van Turkije te worden.

De Koerden kunnen dan meteen hun ambities voor autonomie voor jaren vergeten. Voor partijleider Selahattin Demirtas staat er ook persoonlijk veel op het spel. Bij een mislukking van zijn strategie, dreigt hij door miljoenen Koerden te worden uitgespuwd. Of het al dan niet lukt zal in grote mate afhangen van het stemgedrag van de religieuze Turken en Koerden.

De gok van de HDP bestaat erin dat de partij een andere strategie volgt. Vroeger was de partij er, terecht, zeker van de kiesdrempel  – een drempel die tegen de Koerden is gericht – niet te zullen halen. Daarom werden toen onafhankelijke kandidaten, voor wie geen drempel geldt, in het veld gestuurd. Eens het parlement verkozen, vormden die “onafhankelijken” dan een Koerdische fractie.

Populaire president

Of de drempel nu haalbaar is, lijkt onzeker. Maar partijleider Selahattin Demirtas heeft de gok toch gewaagd – ondanks de blijvende populariteit van de president. In de lokale verkiezingen van 30 maart 2014 haalde de HDP, toen nog Partij voor Vrede en Democratie (BDP), genoemd,  6,1 % van de stemmen. De Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling (AKP) van Erdogan, ondanks een reeks schandalen en onlusten over het hele land in 2013, 45,5 %. Slechts 3,5 % minder dan in de parlementsverkiezingen van 2011, toen de AKP een hoogterecord van 49 % haalde. De religieuze achterban van de president nam blijkbaar geen aanstoot aan malversaties allerhande noch aan het steeds autoritairder en ondemocratischer optreden van Erdogan.

Dat Erdogan populair bleef, bleek ook uit de presidentsverkiezingen – de eerste rechtstreekse in Turkije – van 10 augustus 2014,waarbij hij verkozen werd met een absolute meerderheid van 51,79 % van de uitgebrachte stemmen. Maar Demirtas, tegenkandidaat van Erdogan, zag licht aan het einde van de tunnel: hij kreeg 9,8 % van de Turken achter zich. Nog nooit had een Koerdische partij zoveel stemmen behaald. De 10 % kwam in zicht.

Slaagt hij erin die drempel te halen, dan kan hij de plannen van Erdogan voor een sterk presidentieel regime blokkeren. Al bij de parlementsverkiezingen van 2011 droomde Erdogan, die niet meer opnieuw eerste minister kon worden, een voldoende meerderheid te kunnen halen om de grondwet in de door hem gewenste zin te kunnen wijzigen zodat hij inj plaats van officieel ceremonieel staatshoofd de alleenheerser zou kunnen worden.

De grondwet kan worden gewijzigd door een tweederde meerderheid – dat is 376 zetels op het totale aantal van 550 – of door een referendum, waarvan de organisatie door 330 parlementsleden moet worden goedgekeurd. Voor dat laatste kwam Erdogan in 2011 vier zetels te kort. Als het opzet van de HDP mislukt komen die vier zetels wellicht in het bereik, want Erdogan kan dan profiteren van het feit dat de zetels die de HDP behaalt, worden verdeeld over de andere partijen. In de eerste plaats zijn AKP en de twee andere oppositiepartijen, de Republikeinse Volkspartij (CHP) en de rechts-nationalistische Partij van de Nationalistische Beweging (MHP).

Speculeren op baisse

Demirtas speculeert er echter duidelijk op dat de populariteit van Erdogan aan het tanen is. En er zijn redenen genoeg om dit te geloven. Na de boom van de voorbije jaren, die vooral het gevolg was van buitenlandse investeringen, zit de Turkse economie in een dipje. De groei bedraagt nog nauwelijks 1,5 % in plaats van ruim 9 % , de werkloosheid en inflatie nemen toe; de Turkse lira daalt in waarde, en, ondanks meevallers als de sterk gedaalde energieprijzen, is het handelsoverschot omgeslagen in een tekort.

Politiek gezien nemen meer en meer Turken aanstoot aan het autoritaire gedrag van de president. Politieke tegenstanders en kritische journalisten worden bij dozijnen in de gevangenis gestopt. Kritische media krijgen onbetaalbare boetes opgelegd. Internet en “sociale media” zoals Facebook en Twitter worden aan banden gelegd. Bij het seculiere segment van de bevolking stuit de sluipende islamisering van Erdogan tegen de borst. Hetzelfde is het geval voor het misprijzen van de president voor de wet. Zo liet hij bij Ankara een enorm paleis, groter dan het Versailles van Louis XIV, bouwen in een natuurgebied. Toen daar kritiek op kwam, antwoordde de president dat ze dan maar moesten proberen hem te stoppen. Inmiddels bevestigde het Turkse Hooggerechtshof dat het bouwwerk illegaal was. Juist, maar wie gaat daar iets aan doen?

Verder is er de buitenlandse politiek aan wie velen aanstoot nemen. “No conflict” met de buren, of de zgn. “neo-Ottomaanse” diplomatie, was aanvankelijk de politiek van Erdogan en zijn toenmalige minister van buitenlandse zaken, nu eerste minister, Ahmed Davutoglu. Die politiek is een grandioze mislukking geworden. Erdogan zit tot over zijn oren verwikkeld in het drama in Syrië. Via Turkije reizen jihadisten uit de hele heen en weer. En Turkije is het voornaamste doorgeefluik van vooral westerse wapens aan officieel “terroristische organisaties” als de Islamitische Staat (IS) en Jabhat-als Nusra (De Steungroep), het filiaal van Al-Qaeda in Syrië.

Alevieten en alawieten

Ongeveer 15 % van de Turken zijn alevieten, een tak van de sjiitische islam, die nauw verwant zijn met de alawitische machthebbers in Syrië. En die zich van in het begin al verzetten tegen de Turkse steun voor de Syrische opstandelingen. Maar het verzet wordt met de dag breder. De politiek van Erdogan heeft Turkije opgezadeld met twee miljoen Syrische vluchtelingen, die steun krijgen van de Turkse regering. Tot groot ongenoegen van vele arme Turken die vinden dat het geld daarvoor beter aan hen zou worden besteed. Die vluchtelingen zijn ook economische concurrenten voor velen omdat ze bereid zijn aan echte hongerlonen te werken. Ze drijven de huurprijzen op en zijn zelfs rivalen van de Turkse bedelaars. Er zijn al vele incidenten gemeld tussen Turken en vluchtelingen, van handgemeen tot echte aanvallen, vernielingen, brandstichtingen enz.

De grootste oppositiepartij, de Republikeinse Volkspartij (CHP), de partij die destijds door de stichter van Turkije, Kemal Pasha Atatürk, werd opgericht, wil de Syriërs terug naar huis sturen. Haar voorzitter, Kemal Kiliçdaroglu, zelf een aleviet, beloofde tijdens de verkiezingscampagne dat de partij, indien ze wint, alleen nog steun zal geven aan Turken en dat de Syrische vluchtelingen de grens zullen worden over gezet. In die optiek is de verkiezingsuitslag ook van groot belang voor de kwestie-Syrië.

Religieuze achterban

Dit alles neemt niet weg dat Erdogan totnogtoe heeft kunnen rekenen op de steun van een brede islamitische achterban, zowat de helft van de bevolking, die vooral in het binnenland van Anatolië geprofiteerd heeft van zijn bewind. De vraag is of die achterban al dan niet is afgekalfd. Geen wonder dat Erdogan zijn verkiezingscampagne vooral met religieuze argumenten doorspekt en er te pas en te onpas Allah bij betrekt.

Koerdistan is in dat opzicht belangrijk. De AKP is er de tweede grootste partij ondanks de pogingen van Erdogan er de eerste partij worden. Ook in de lokale verkiezingen van 2014 lukte hij niet in dat opzet. De Koerden zijn niet allemaal zo seculier als het in het Westen wordt voorgesteld. Denken we maar aan het feit dat de Koerden in de jaren 1920, op religieuze gronden – de strijd tegen de christenen -, met succes hun steun gaven aan de oorlog tegen de Griekse invasietroepen. Ze kregen er wel stank voor dank voor: binnen de kortste keren mocht het woord Koerd niet meer worden uitgesproken in Turkije.

Denken we, meer recenter aan de Koerdische Hezbollah (Partij van God), die vooral vanaf de jaren 1980, toen de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) van Abdallah Öcalan, een guerrillaoorlog begon, in Koerdistan actief was. Ze kreeg wapens en steun van de Turkse veiligheidsdiensten en folterde en vermoordde tientallen Koerden die verdacht werden de PKK te steunen. Pas in 2000 werd de terreurgroep opgerold. Maar hij dook weer op als een politieke partij, die nu Huda-Par (afkorting van Hür Dava Partisi, of Partij van de Vrije Zaak), heet. Toen er in oktober vorig jaar zware rellen uitbraken in Turks Koerdistan uit protest tegen de politiek van de regering om elke steun te weigeren aan de door IS belegerde Koerden in het Syrische Kobane, traden Huda-Par-milities op tegen nationalistische Koerden en lokalen. Daarbij vielen zeker een 40-tal doden.

Kentering

De affaire Kobane heeft Erdogan geen goed gedaan in Koerdistan. Het heeft ertoe geleid dat religieuze Koerden, die traditioneel voor de AKP stemden, hem de rug hebben toegekeerd. Koerdische organisaties zoals het Congres voor een Democratische Samenleving (DTK), een koepel voor politieke en burgerlijke groepen, voerden in Koerdistan campagne bij de aanhangers van de AKP. Naar verluidt met succes. Vele stammen zouden hun band met de AKP hebben verbroken. Onder hen zelfs “dorpswachters”, stamleden die in de hoogdagen van de gewapende strijd van de PKK optraden als hulptroepen van het Turkse leger.

Verder heeft Demirtas ook gewerkt aan het uitbreiden van de HDP van een Koerdische partij naar een partij met bredere basis. De deuren werden geopend voor Turken die hun plaats niet vinden bij de twee traditionele oppositiepartijen CHP en MPH. Verscheidene etnische Turken kregen plaatsen op de lijsten van de HDP.

Maar het blijft wachten op de volledige uitslag van de parlementsverkiezingen, wel een week op zich zou kunnen laten wachten, om te zien of het tot een belangrijke trendbreuk is gekomen – of Erdogan terugkeert als de echte grote en onbetwiste baas..

Verschenen op Uitpers, 04.06.15

F
E
E
D

B
A
C
K