Ergenekon

Velen zien in het proces Ergenekon de bevestiging van het bestaan van de zgn. staat binnen de staat of de diepe staat, een amalgaam van individuen en organisaties die buiten de wetten opereren om de staatsbelangen veilig te stellen. Dit werd voor het eerst erg duidelijk op 3 november 1996, toen in Susurluk een dodelijk auto-ongeval gebeurde. Uit de identificatie van de slachtoffers bleek toen dat er banden bestonden tussen de hoogste politieke regionen, de georganiseerde misdaad, de militairen en de veiligheidsdiensten. Sinds de start van het Ergenekon-onderzoek in april 2007, is er ongeveer wekelijks een nieuwe spectaculaire onthulling of arrestatie. Op 20 oktober jl. ging het Ergenekon-proces van start waarin maar liefst 65 mensen in de beklaagdenbank zitten. Uit het onderzoek blijkt dat het Ergenekon-netwerk gigantisch groot is en een gevaar vormt voor de Turkse samenleving. Eindelijk begint men in bepaalde kringen het gevaar van dit netwerk juist in te schatten en realiseert men zich dat deze organisatie moet opgerold worden. Of dit onderzoek werkelijk iets zal veranderen, is echter nog maar vraag. De organisatie heeft immers vertakkingen binnen alle lagen van de bevolking, zowel bij kemalisten als bij aanhangers van de huidige islamitische regeringspartij AKP, en heeft zoveel middelen ter beschikking dat het wel onbegonnen werk lijkt.
De naam Ergenekon verwijst naar een Turkse mythe. Volgens deze mythe was Ergenekon een vruchtbare vallei in een Centraal-Aziatisch gebergte waar de Turkse volkeren een veilig onderkomen vonden tegen hun Mongoolse aanvallers. Zij besloten om van hun ijzeren wapens een poort te smeden die de enige toegang tot de vallei zou afsluiten. Na vele generaties was de bevolking echter zo hard toegenomen dat er niet meer genoeg plaats was voor iedereen. Ze besloten daarom om van de ijzeren poort wapens te maken. Niemand kon hen echter door de bergpassen, valleien en ravijnen leiden. Ze bleven daarom doelloos rondzwerven in de bergen totdat een grijze moederwolf – het symbool van het Turkse nationalisme – hen veilig over de bergen terugloodste naar de steppen van hun voorvaderen.
Tal van moorden en aanslagen uit het verleden worden nu in verband gebracht met Ergenekon, een bende die geloofde dat zij de redders van het vaderland zijn. Zij worden verdacht van 37 doden bij de 1-mei manifestatie in 1977, rellen tussen de politie en Alevi’s in 1995 waarbij tientallen mensen omkwamen, moord op zakenman Özdemir Sabanci in januari 1996, bomaanslag in het stadje Semdinli (gelegen in het Koerdische Zuidoosten) die gepleegd werd door enkele leden van de Turkse veiligheidsdiensten, de moord op de Armeens-Turkse journalist Hrant Dink (januari 2007), enz. Verschillende publieke figuren – schrijvers, journalisten, generaals, politici, zakenmensen – werden al onder massale mediabelangstelling gearresteerd. Andere mensen die nog op hun dodenlijst stonden waren onder andere de Turkse schrijver en Nobelprijswinnaar Orhan Pamuk.Onlangs deed een pas vrijgekomen moordenaar, Ayhan Çarkin, een spectaculaire onthulling op het tv-programma ‘Arena’ van Ugur Dündar. Hij stelde dat hij misschien wel 1000 moorden zou hebben gepleegd in het kader van de strijd tegen het terrorisme. Naast verklaringen over het Susurluk schandaal, verklaarde hij ook meerdere moorden op zijn geweten te hebben van mensen die verdacht werden banden te hebben met de PKK. In elk geval blijkt hieruit nogmaals dat dit netwerk verweven is met de staat. De verantwoordelijkheid voor deze misdaden ligt dan ook volledig bij de staat.
Onder de verdachten bevinden zich de twee gepensioneerde generaals Sener Eruygur en Hursit Tolon. Eruygur was ooit hoofd van de Gendarmerie en staat nu aan het hoofd van de Kemalistische Gedachtegoed Stichting, een notoire tegenstander van premier Erdogan. De andere generaal op rust, Hursit Tolon, schreef een aantal jaren geleden het boek De weg naar Sèvres. Daarin waarschuwde hij dat het Westen nog steeds uit is op de ondergang van Turkije. Een ander kopstuk in de Ergenekon-zaak is Veli Küçük, oud-leider van de geheime en illegale inlichtingen- en antiterreurorganisatie van de Gendarmerie (JITEM). Volgens zijn advocaat werd Orhan Pamuk een aantal keren door Veli Küçük bedreigd. Andere verdachten zijn de ultranationalistische advocaat Kemal Kirincsiz, bekend van de vele intellectuelen en schrijvers als Orhan Pamuk en Elif Shafak die hij voor de rechter daagde op beschuldiging van ‘belediging van de Turkse identiteit’, de voorzitter van de Kamer van Koophandel van Ankara en een senior writer van de kemalistische krant Cumhuriyet, Ilhan Selçuk, die zich steeds heeft afgezet tegen de regering Erdogan.
Hierbij wil ik er nog aan toevoegen dat Ergenekon maar één van de vele organisaties is die door de Turkse staat werden uitgestuurd om vuile zaakjes te regelen. In Turkije, en meer bepaald in de Koerdische regio, zijn dergelijke misdaadorganisaties die duizenden moorden op hun geweten hebben nog steeds actief. De moord op mijn ouders, van 82 en 85 jaar oud, is hier maar één voorbeeld van. Al deze moorden, die door ‘onbekenden’ werden gepleegd, vragen dringend om opheldering.

Deniz Feneri

Deniz Feneri, een Turkse hulporganisatie in Duitsland, wordt beschuldigd van fraude. Volgens de aanklager Kerstin Loetz zou minstens 16 miljoen euro misbruikt zijn door de hulporganisatie. Drie verdachten werden in Frankfurt schuldig bevonden en veroordeeld. De openbare aanklager beweerde bovendien dat het hoofd van Turkije’s Hoogste Raad voor Radio en Televisie (RTÜK), Zahid Akman, verantwoordelijk was voor bepaalde misbruiken. Toen echter de mediagroep Aydin Dogan nieuwe rapporten begon te publiceren waarin premier Erdogan geïmpliceerd werd in de zaak, geraakte de gemoederen erg verhit. Een deel van het geld van Deniz Feneri zou beland zijn bij de regerende AK-partij. De premier beschuldigde Dogan media daarop hem aan te vallen als wraakactie voor de eerdere weigering van bepaalde zakengunsten die Dogan had gevraagd. Vervolgens geraakte ook Deniz Baykal, de leider van de belangrijkste oppositiepartij – de Republikeinse Volkspartij (CHP) – betrokken in de polemiek toen hij de regering ervan beschuldigde druk uit te oefenen op de Bestuursraad van de Kapitaalmarkten (SPK) om een dossier over het conservatieve Kanal 7 tv-station te verwijderen. Kanal 7 zou één van de bedrijven zijn naar wie Deniz Feneri op een illegale wijze geld stuurde.
Deze zaak wordt nu door sommigen verheven tot een kwestie van de persvrijheid. Het IPI, Internationaal Pers Instituut, bemoeit er zich zelfs al mee. Zij hameren erop dat media ‘hun redenen om over een publiek belangrijke zaak te publiceren niet hoeven te verantwoorden’. Dat is waar. Voorts stellen ze dat de kwestie ‘serieuze vragen oproept over de mate waarin de Turkse regering zich hard maakt voor een onafhankelijke pers’. Al heeft premier Erdogan zich de afgelopen jaren niet bepaald laten kennen als aanhanger van de vrije pers, de Dogan-groep is ook niet bepaald een persgroep die de ‘onafhankelijke pers’ zou vertegenwoordigen. Dogan-kranten worden immers niet gemaakt uit passie voor kwaliteitsjournalistiek, maar uit passie voor zakendoen. De kranten zijn simpelweg de instrumenten voor het zakenimperium. Uit deze zaak blijkt wederom dat er een machtsstrijd bezig is tussen secularisten en het conservatieve islamitische middenveld. Wanneer de AKP werkelijk onschuldig is in het schandaal rond Deniz Feneri, zal dit zonder twijfel blijken uit het onderzoek en hoeft de regeringspartij niets te vrezen. Anderzijds hoop ik dat indien Dogan werkelijk een lastercampagne tegen de regering voert uit zakelijke overwegingen, dit door een onderzoeksjournalist aan het licht zal worden gebracht. Zo’n onthulling hoeven we in elk geval niet te verwachten in de Dogan-kranten.

Koerdische kwestie

Inzake een oplossing van de Koerdische kwestie lijkt de staat zijn mening niet te herzien. De Koerden zijn het gewoon om de schuld van de onwil van de overheid om een vreedzame oplossing te zoeken, op de militaire macht in Turkije te steken. Maar is dat wel zo? Hebben alleen de militairen baat bij een status quo in Turkije?  Sinds het begin van de gewapende strijd van de PKK wordt deze partij door Ankara beschouwd als een terreurbeweging. En bijgevolg is elke Koerd een potentiële terrorist. Pesterijen, bedreigingen, gevangennemingen, folteringen, moorden maken inmiddels deel uit van het dagelijks leven van de Koerden in Zuidoost-Turkije. Zelfs burgemeesters die democratisch verkozen werden blijven niet buiten schot. Wanneer zij, zoals Abdullah Demirbas, het initiatief nemen om kinderverhalen in de moedertaal, het Koerdisch, van de kinderen te publiceren, worden zij uit hun functie ontzet. De parlementsleden van de pro-Koerdische Partij voor een Democratische Samenleving (DTP) worden zowel in het parlement als daarbuiten bedreigd en beledigd. Voor hen geldt blijkbaar geen parlementaire onschendbaarheid. En de DTP zelf dreigt verboden te worden omdat een aantal van hen in het Koerdisch de menigte toegesproken hebben of omdat de DTP als partij de PKK niet als terreurbeweging wil erkennen.
Op 8 oktober heeft het parlement de toelating voor het uitvoeren van grensoverschrijdende invallen tegen de PKK verlengd. Dit gebeurde vijf dagen nadat de PKK een grootschalige militaire operatie had uitgevoerd tegen een Turkse militaire basis in de regio rond Hakkari. Hierbij waren volgens Turkse officiële bronnen 18 Turkse soldaten gedood en geraakten een twintigtal soldaten gewond. In de militaire confrontatie zouden 23 Koerdische rebellen de dood hebben gevonden. Koerdische bronnen brengen echter een heel ander verhaal. Volgens hen waren er 62 Turkse soldaten omgekomen en een dertigtal soldaten gewond geraakt en werden slechts 9 Koerdische rebellen gedood.
Het is duidelijk dat de oorlog in het zuidoosten de afgelopen maanden is geïntensiveerd. Dagelijks verschijnen nu berichten in de Turkse media dat het Turkse leger opnieuw een zware slag heeft toegebracht aan de PKK. In werkelijkheid is de PKK echter aan het groeien. Bovendien blijkt uit de massale steun van de Koerdische bevolking dat het niet gaat om een terroristische organisatie maar om een volksbeweging. Ze komen op voor de rechten van een volk, dat meer dan 20 miljoen mensen telt in Turkije, en er geen enkel bestaansrecht heeft. Moet men zich trouwens ook niet de vraag stellen of het in de praktijk niet de staat is, die onder andere verantwoordelijk is voor de dood van een baby van drie maanden door politiekogels, die de terroristische actor is in deze vuile oorlog? Op 19 oktober doodde de politie bovendien opnieuw een jongeman van 19. Uit het autopsierapport blijkt dat het schot langs achter werd gelost.
Op 21 oktober bracht premier Erdogan een bezoek aan Diyarbakir. Hij was gekomen om het begin van het academiejaar aan de Dicle Universiteit in te luiden en vooral om een meeting van zijn AK-partij bij te wonen. Hier moest hij mee een nieuwe overwinningsstrategie van de AKP in de regio uittekenen. De AKP stelt zich als doel om bij de lokale verkiezingen in 2009 de volledige Koerdische regio voor zich te winnen. Zijn bezoek was echter slecht getimed. Het weekend voordien was uitgekomen dat Abdullah Öcalan in de gevangenissen mishandeld en bedreigd zou zijn geweest. Uit protest waren bijna alle winkels in de stad op 21 oktober gesloten en werd Erdogan onthaald op grootschalige straatprotesten. Volgens de co-voorzitter van de DTP, Ahmet Türk, was deze fysieke aanval op Öcalan, in feite gericht tegen het Koerdische volk. Hierdoor willen ze de Koerden treffen, maar het Koerdische volk pikt de mensenrechtenschending tegen de leider van de PKK niet langer.
De Koerdische partijen, niet alleen de DTP maar ook de PKK, zijn al jarenlang vragende partij voor een vreedzame oplossing van de Koerdische kwestie, een onderhandelde oplossing via dialoog. Telkens opnieuw heeft de PKK aangeboden om de wapens neer te leggen en om de geschillen vreedzaam rond de tafel uit te klaren. Hun enige eis is een verdraagzame samenleving binnen de huidige grenzen waarin iedereen gelijke rechten heeft en men respect heeft voor de verschillende identiteiten. Zelfs wanneer Koerdische burgers door politiekogels vermoord worden, roepen ze om vrede. Dit staat in scherp contrast met de houding en mentaliteit van de staat. Telkens wanneer een Turkse soldaat sneuvelt, lokt dit massale protesten uit van Turkse nationalisten die haatslogans roepen tegen de Koerden. Dit toont aan dat de terreur gevoed wordt door de Turkse staat en niet door de PKK.

Het is wraakroepend dat de roep van de Koerden om vrede en dialoog nooit de aandacht van de internationale publieke opinie krijgt. Wanneer zal men op internationaal vlak eindelijk inzien en toegeven dat de oorzaak van deze slepende oorlog niet bij de Koerden, de PKK of de DTP ligt maar wel bij de decennialange onderdrukking van de Koerden in Turkije. Zolang de mentaliteit in Ankara niet veranderd zal de oorlog blijven duren. En zolang de westerse landen hun steun geven aan de Turkse staat zal deze laatste het niet nodig vinden om haar politiek bij te sturen. De vraag blijft of de Europese Unie zo’n Turkije, een land in oorlog, als lidstaat wil van de Europese Unie.

F
E
E
D

B
A
C
K