Stieg Larsson zag als 15-jarige hoe een meisje werd verkracht door drie van zijn vrienden. Hij greep niet in; de loyaliteit jegens zijn vrienden was groot en hij was onzeker. Het meisje verweet hem later lafheid en passiviteit: ‘Ik zal je nooit vergeven’.
Het is altijd aan Larsson blijven knagen. Misschien, zo stelt Kurdo Baksi, vechten de vrouwen in zijn trilogie Mannen die vrouwen haten, Het meisje dat met vuur speelde en Gerechtigheid, daarom altijd terug. Ze nemen wraak en ze bieden verzet aan de mannen die hen misbruiken.
Kurdo Baksi, van Koerdische afkomst, doet een klein, maar interessant boekje open over Larsson. Met Larsson runde hij jaren het antiracistische tijdschrift Expo. Baksi figureert onder eigen naam in het derde deel van de Millenniumtrilogie. Larsson droeg Koerdistan een warm hart toe en nam deel aan de strijd voor mensenrechten in Iran, Irak en Turkije.
In Zweden veroorzaakte Mijn vriend Stieg Larsson enige opschudding. Baksi noemt Larsson een middelmatige journalist en schrijft dat Larsson het, net als zijn opmerkelijke creatie Lis Salander, niet zo nauw nam met de journalistieke regels. Dat Larsson en Baksi zeer verschillend over journalistiek dachten, blijkt uit een aantal conflicten tussen hen. Op verzoek van Larsson infiltreerde bijvoorbeeld een zeer jonge journalist van Expo in een extreemrechtse organisatie. Baksi vond het opmerkelijk dat juist Larsson, de auteur van het vakboek Deadlines overleven – Handboek voor bedreigde journalisten (2000) het leven van deze jongen op het spel zette. Hij vond het levensgevaarlijk, omdat Baksi en Larsson dagelijks werden overspoeld met hatemail, en er al een aanslag was gepleegd op een voormalig medewerker van Expo door een extreemrechtse groepering. Ook ging Larsson volgens Baksi over de scheef door een stuk te schrijven over de bedreigingen van nazi’s tegen hem en drie medewerkers bij Expo, waarmee hij al hun levens verder op het spel zette.
Baksi was niet de enige die moeite had met de journalist Larsson. Ten aanzien van nazi’s en racisten gebruikte Larsson het liefst woorden als ‘psychopaten’, ‘mafkezen of ‘idioten’, een reden die zijn co-auteur Anna-Lena Lodenius van Extreem-rechts (1991) aanvoert om duidelijk te maken dat het lastig was om samen te werken met Larsson en onpartijdige journalistiek te bedrijven. Maar Baksi is ook lovend over Larssons werk, met name als het gaat om zijn betrokkenheid bij vrouwenrechten. Hij koos bij voorkeur voor het genderperspectief: vrouwen, of ze nu Zweeds of Irakees zijn, worden onderdrukt door het patriarchaat.
Uit het boek doemt een portret op van Larsson als een hardwerkende old school journalist. Overdag schrijft hij zijn journalistieke stukken en komt hij in zijn favoriete koffiehuizen, ’s nachts werkt hij aan zijn thrillers. Hij is bezeten door waarheidsvinding en zijn strijd tegen het racisme van extreemrechtse groeperingen.
Baksi’s portret is niet sentimenteel; nergens krijg je de indruk dat Baksi zichzelf probeert te verrijken door als vriend een privaat boekje open te doen over Stieg. Misschien zegt dat ook iets over de vriendschap: Baksi kwam niet over de vloer bij Larsson. Voor de trilogiefans is dat misschien teleurstellend. Het gaat nauwelijks over Larssons privéleven; zelfs de kwestie dat zijn vader en broer er met de opbrengsten van de trilogie vandoor gingen blijft onbecommentarieerd. Ook komen we niet veel te weten over Larssons nachtleven als thrillerauteur – al worden er voorzichtige balletjes opgeworpen over de redactieleden van Expo op wie sommige personages gebaseerd zouden zijn, en worden er wat inspiratiebronnen genoemd (Elizabeth George, Minette Walters en anderen). De biografie en de vriendschap staan vooral in het teken van keihard werken en gemeenschappelijke strijd voor een niet-racistisch Zweden.

F
E
E
D

B
A
C
K