Op 2 juni 2015 droeg Turks president Recep Tayyip Erdoğan het gerecht op om de hoofdredacteur van de oudste krant van Turkije te veroordelen tot een levenslange gevangenisstraf omdat de krant bewijzen gepubliceerd had waaruit moet blijkt dat de Turkse regering gelogen heeft over het sturen van wapens aan extremistische groepen in Syrië. Turkey Analist publiceerde volgende analyse van het hele gebeuren.

Prosecutors intercepted five National Intelligence Organization trucks suspected of illegally carrying arms to Syria in January 2014. (Photo: DHA)

ACHTERGROND

In de late namiddag van 1 januari 2014 ontving de lokale gendarmerie van het district Kırıkhan in de Turkse provincie Hatay, aan de grens met Syrië, een anonieme tip dat een vrachtwagen gevuld met illegale wapens op weg was naar de grenspost in Reyhanlı om vandaaruit Syrië binnen te rijden. De gendarmerie verwittigde de openbare aanklager van Kırıkhan die een bevel uitstuurde om de vrachtwagen te onderscheppen en te doorzoeken. Daarop hielden enkele gendarmes de vrachtwagen tegen samen met een personenauto die deze leek te escorteren. De passagiers van de begeleidende auto lieten de gendarmes echter verstaan dat ze lid waren van de Turkse geheime dienst MIT, dat de inhoud van de vrachtwagen staatsgeheim was en dat het konvooi doorgelaten moest worden. De gendarmes hielden vol dat ze de vrachtwagen moesten doorzoeken en de situatie draaide uit op een impasse. Eén van de MIT-leden heeft waarschijnlijk iemand in Ankara op de hoogte gebracht van de situatie, vermoedelijk via gsm. Terwijl de impasse voortduurde kregen de gendarmes bevel van zowel hun eigen regionale overste als van het kantoor van de gouverneur van Hatay om de vrachtwagen niet te doorzoeken en deze door te laten rijden. Uiteindelijk voegden de gendarmes zich naar deze bevelen.

Op 19 januari 2014, rond 7u30 ’s morgens kreeg het hoofdkwartier van de gendarmerie van de provincie Adana, ten oosten van Hatay aan de Middellandse Zee, een tip dat vrachtwagens met explosieven en munitie later die ochtend door de provincie zouden rijden op weg naar Syrië. De gendarmerie bracht de openbare aanklager van de provincie Adana op de hoogte die daarop het bevel gaf de vrachtwagens te stoppen en te doorzoeken. Rond twaalf uur onderschepten gendarmes de vrachtwagens en een auto die de trucks leek te begeleiden. De inzittenden van de auto brachten de gendarmes ervan op de hoogte dat ze tot de MIT behoorden. Ze weigerden zich te identificeren en probeerden te beletten dat de vrachtwagens doorzocht werden. Na een handgemeen werden de bestuurders van de vrachtwagens en de inzittenden van de auto opgepakt. Bij het doorzoeken van de vrachtwagens werden wapens en munitie gevonden. Zoals dat de gebruikelijke procedure is, werd de zoekactie gefilmd met een videocamera. Vele uren later kwam het bevel van de gouverneur van Adana dat de vrachtwagens en de auto terug vrijgegeven en alle inzittenden vrijgelaten moesten worden.

Deze gebeurtenissen, en vooral het incident van 19 januari, kwamen uitgebreid aan bod in de Turkse media. Vertegenwoordigers van de heersende Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling (AKP) verklaarden dat de vrachtwagens humanitaire hulp vervoerd hadden voor Turkmeense dorpen in het noorden van Syrië. Erdoğan, die toen nog premier was vooraleer hij president werd in augustus 2014, beschreef elk bericht dat het tegendeel beweerde als een samenzwering van zijn voormalige bondgenoot en ondertussen bittere vijand, de verbannen islamistische prediker, Fethullah Gülen.

De gebeurtenissen in Hatay en Adana vielen samen met de periode waarin aanhangers van Gülen begonnen met het op internet wereldkundig maken van in het geheim opgenomen gesprekken tussen Erdoğan en zijn naasten, waaruit moet blijken dat zij zich bemoeid hebben met de toekenning van staatscontracten en met gerechtelijke vonnissen.

Het is dus goed mogelijk dat de originele tips een poging waren van enkele aanhangers van Gülen om Erdoğan en zijn AKP-regering in verlegenheid te brengen door aan te tonen dat hun herhaaldelijke ontkenning van Turkse wapenleveringen aan Syrische rebellen een leugen was.

De identiteit van de tipgevers veranderd echter niets aan de vraag of de informatie correct was of niet. En de reactie van Erdoğan en de AKP op de incidenten in Hatay en Adana laten er geen twijfel over bestaan dat ze ervan overtuigd waren dat ze iets te verbergen hadden. Het valt immers moeilijk te verklaren waarom het sturen van “humanitaire hulp” naar Syrië een staatsgeheim moest zijn, zeker voor een regering die zichzelf maar wat graag op de borst slaat voor de steun die ze geeft aan Syrische vluchtelingen.

Nog verontrustender was echter dat, in de weken die daarop volgden, beide openbare aanklagers en al de gendarmes die betrokken waren bij de intercepties van de vrachtwagens in Hatay en Adana, ontslagen werden en aangeklaagd voor samenzwering met het doel de regering te ondermijnen. Op 8 mei 2014 werd tegen 13 van de beklaagde gendarmes een levenslange gevangenisstraf geëist. Nochtans bevatten de aanklachten tegen de openbare aanklagers geen bewijs van enige voorkennis over de anonieme tips, noch aanwijzingen dat ze ervan op de hoogte zouden zijn geweest dat de tips vals zouden zijn geweest. Onder de gegeven omstandigheden was het de plicht van de openbare aanklagers om de tips serieus te nemen, anders hadden ze zich schuldig gemaakt aan plichtsverzuim. Men kan zich ook moeilijk voorstellen wat de betrokken gendarmes anders hadden moeten doen? Het bevel van de openbare aanklagers om de vrachtwagens te doorzoeken staat officieel op papier. Onder het Turkse recht hadden de gendarmes een misdaad begaan als ze geweigerd hadden het bevel van een openbare aanklager op te volgen.

IMPLICATIES

Een jaar later, in januari 2015, werden officiële documenten in verband met de interceptie van de vrachtwagens op 19 januari 2014 – waaronder de beëdigde verklaringen van de personen die toen kortstondig aangehouden waren geweest – gelekt op het internet. Eén van de vrachtwagenchauffeurs vertelde in zijn verklaring dat het niet de eerste keer was dat de MIT hem in dienst had genomen om wapens naar Syrië te transporteren. Hij verklaarde dat hij niet wist voor welke rebellengroepen in Syrië de wapens bestemd waren. Maar hij vertelde wel hoe de vrachtwagens voorheen altijd eerst volgeladen werden in Ankara, waarna hij en de andere chauffeurs opgedragen werd om ze doorheen Anatolië te rijden naar een stuk niemandsland aan de andere kant van de Syrische grenspost in Reyhanlı. Daar werden de wapens overgeladen in Syrische vrachtwagens die bestuurd werden door Syrische chauffeurs. In het geval van het konvooi van 19 januari 2014 was de chauffeur, samen met zijn collega-chauffeurs, er zelfs uitzonderlijk getuige van geweest hoe de wapens in Ankara rechtstreeks uit een vliegtuig geladen werden dat net geland was op de Esenboğa-luchthaven. De Turkse regering deed geen enkele poging om de authenticiteit van de gelekte documenten te ontkennen. In plaats daarvan zorgde de regering voor een gerechtelijk bevel dat verbood om over de documenten te berichten. Het publiceren van de documenten zelf werd een misdaad in Turkije.

De lopende rechtszaken tegen de personen die betrokken waren bij het doorzoeken van de vrachtwagens zorgden er echter voor dat het onderwerp op de publieke agenda bleef. In een interview met de regeringsgezinde krant Yeni Şafak op 12 mei 2015 stelde Erdoğan opnieuw dat de vrachtwagens enkel humanitaire hulp hadden vervoerd. Daarbij haalde hij hard uit naar iedereen die het tegendeel beweerde. “Als ze ook maar over een greintje integriteit beschikken dan zijn ze verplicht met bewijzen over de brug te komen,” aldus de Turkse president.

Dat is precies wat de oppositiekrant Cumhuriyet deed op 29 mei 2015 toen ze de video-opnames van het onderzoek van de vrachtwagens op 19 januari 2014 op haar website publiceerde. Op de videobeelden is duidelijk te zien dat de vrachtwagens wapens en munitie vervoerden. Op 30 mei 2015 liet president Erdoğan tijdens een televisie-interview verstaan dat Cumhuriyet en haar hoofdredacteur Can Dündar “een zware prijs zouden betalen” voor hun onbeschaamdheid. Op 2 juni dienden de advocaten van Erdoğan een verzoek in bij de openbare aanklager van Ankara waarin tweemaal levenslang plus 42 jaar cel geëist werd tegen Dündar voor een hele reeks misdrijven gaande van “het vormen van een criminele organisatie” tot “het schenden van geheimen”, “het publiek maken van informatie aangaande de staatsveiligheid”, “politieke en militaire spionage” en “poging tot het omverwerpen van de regering”.

Oppositiepartijen en anti-AKP-journalisten hebben beweerd dat de wapens in de vrachtwagens bestemd waren voor de zogenaamde “Islamitische Staat”. Dit lijkt echter onwaarschijnlijk. Hoewel Turkije ooit geloofde dat het land een modus vivendi had bereikt met de IS – een illusie die doorprikt werd toen de organisatie in juni 2014 tijdens de verovering van de Iraakse stad Mosul het Turkse consulaat binnenviel en er 49 personeelsleden gijzelde – zijn de relaties altijd gespannen geweest. Via de MIT heeft de AKP daarentegen zeer lang goede contacten onderhouden met andere extremistische islamistische groepen die actief zijn in de Syrische oorlog, zoals Jabhat al-Nusra. Er zijn verschillende gevallen geweest waarin Turkije militaire steun heeft verleend aan extremistische islamistische groepen die strijden tegen de regering van de Syrische president Bahar al-Assad.

In mei 2014 opende een man die ervan verdacht werd een islamistische extremist te zijn het vuur op Turkse verkeerspolitie in de zuidelijke provincie Niğde, waarbij twee agenten omkwamen. De aanvaller werd ter plaatse gearresteerd. Om na te gaan of hij tot een organisatie behoorde en criminele kennissen te identificeren, luisterden de onderzoekers al de telefoonnummers af die ze in zijn gsm vonden. In februari 2015 presenteerden de aanklagers hun zaak, waaronder de transcripties van alle afgeluisterde gesprekken, zonder deze blijkbaar eerst zelf gelezen te hebben. Zo was er bijvoorbeeld een gesprek dat werd opgenomen ten tijde van de mislukte poging van een coalitie van rebellen – waaronder extremistische islamistische groeperingen – om het noordwestelijke Syrische stadje Kassab terug in te nemen in juni 2014. Daarin is te horen hoe Syrische rebellen hun dankbaarheid uitten over de Turkse artilleriesteun die ze gekregen hebben in hun strijd tegen de Syrische regeringstroepen. Daarop vragen ze om nieuwe Turkse artillerieaanvallen op eenheden van het Syrische regeringsleger, waarbij ze beloven dat ze de coördinaten zullen doorsturen aan de betrokken Turkse functionarissen via de berichtendienst WhatsApp. De rebellen vertellen ook dat Turan Yılmaz, de gouverneur van het Turkse district Yayladağ aan de Syrische grens, een coalitie van kleine islamistische groeperingen de toestemming heeft gegeven om via Turks grondgebied te reizen om zo Syrische regeringstroepen langs achteren aan te kunnen vallen. Op 11 februari 2015 bevestigde Yılmaz aan journalisten dat hij de rebellen toestemming had gegeven om over zijn grondgebied te reizen, waarbij hij uitlegde dat hij enkel het bevel had opgevolgd van Ankara.

CONCLUSIE

Tijdens een toespraak in Washington DC op 20 mei 2015 ontkende İbrahim Kalın, Erdoğan’s adviseur over buitenlands beleid, categoriek dat Turkije ooit wapens had geleverd aan extremistische islamistische groepen in Syrië. Na de onthullingen in Cumhuriyet op 29 mei 2015 drongen AKP-functionarissen er tijdens private gesprekken op aan dat als er wapens naar Syrië gestuurd zouden zijn, dat deze dan bestemd waren voor de Turkmeense dorpen in Syrië zodat deze zichzelf zouden kunnen verdedigen. Geen van deze twee uitleggen is zeer geloofwaardig.

Als de AKP al wapens zou gestuurd hebben naar Turkmeense dorpen, dan valt het moeilijk te begrijpen waarom dit langs de grenspost van Reyhanlı zou gebeurd zijn. Eind 2013 en begin 2014 werd de regio aan de andere kant van de grenspost met Reyhanlı gecontroleerd door de extremistische islamistische groep Ahrar ash-Sham. (In de regio werd toen zwaar gevochten. De grensovergang Bab al-Hawa werd in december 2013 veroverd op het Vrije Syrische Leger door het Islamitisch Front, een coalitie van extremistische islamistische groeperingen, waaronder Ahrar ash-Sham. Deze laatste nam de controle over de grenspost over vanaf juli 2014. De toenmalige Islamitische Staat van Irak en de Levant was toen eveneens nog actief in de regio. ISIL claimde in december 2013 de controle over de citadel van Harem, amper enkele kilometers van de grens. In januari slaagde het Vrije Syrische Leger erin Harem opnieuw te heroveren op ISIL, nvdr.). Men kan zich moeilijk voorstellen dat Ahrar ash-Sham opeenvolgende konvooien van Syrische vrachtwagens volgeladen met wapens en munitie bestemd voor Turkmeense dorpen de toestemming zou geven om zomaar over haar grondgebied te rijden. Zeker daar er verschillende andere grensovergangen zijn via dewelke Turkije de Turkmeense dorpen rechtstreeks had kunnen bevoorraden, zonder over territorium te moeten rijden in handen van extremistische rebellen.

Verontrustender zijn de reacties van Erdoğan en de AKP-regering. Het is moeilijk om Turkije nog langer te beschouwen als een rechtsstaat, met een onafhankelijke rechtelijke macht, zoals vastgelegd in de Turkse grondwet. Het zou echter eveneens fout zijn de situatie als een statisch gegeven te beschouwen. Het is ongezien dat een Turkse president leden van de in theorie onafhankelijke rechtelijke macht opdraagt de hoofdredacteur van een krant aan te klagen. Nochtans waren maar weinig observatoren van de recente evolutie in Turkije echt verbaasd over dit manoeuvre van Erdoğan. Het gevaar bestaat er vandaag de dag in dat we berusten en gewend raken aan de excessen van Erdoğan.

Gareth H. Jenkins is als onderzoeker verbonden aan Central Asia-Caucasus Institute & Silk Road Studies Program Joint Center. Dit artikel verscheen in Turkey Analist, vol. 8, no. 11. Vertaling Kristel Cuvelier, stafmedewerker Koerdisch Instituut.

F
E
E
D

B
A
C
K