Ook in de Europese en Westerse media wordt het nieuwe Turkije vaak geprezen. Men wil Turkije als NAVO-lidstaat in de belangrijke Midden-Oosten regio te vriend houden. Sinds de spanningen tussen Israël en Turkije zijn gestegen, wil men vooral verhinderen dat Ankara zich van het Westen zou afkeren. Voor het Westen zijn zowel Turkije als Israël immers onontbeerlijke partners in de regio.
Turkije-Israël
De bilaterale samenwerking tussen Turkije en Israël kende zijn hoogtes en laagtes. Al in de jaren 1950 van de vorig eeuw streefde de VS naar een samenwerking met, en tussen Israël en Turkije. Turkije was trouwens het eerste land met een moslimmeerderheid die de nieuwe staat Israël erkende (maart 1949) en in 1958 tekenden beide landen een overeenkomst voor strategische samenwerking. In de jaren 1960 temperde de onderlinge verstandhouding enigszins, onder meer omdat Ankara zeer afhankelijk was van Arabische olie en omdat het zich in 1966 uitte als een verdediger van de Palestijnse belangen. Na de Turkse militaire staatsgreep van 1980 veranderde de aard van de relaties opnieuw. De Koude Oorlog, de Iraanse revolutie en de strategische belangen van het Westen, maakten een meer intensieve Turks-Israëlische coöperatie noodzakelijk. Israël werd een zeer belangrijke wapenleverancier van Turkije, de NAVO-lidstaat met het tweede grootste leger. De strategische driehoek Washington-Tel Aviv-Ankara werd naarstig verder uitgebouwd. In 1998 werd het bondgenootschap tussen de drie landen nog bezegeld met gemeenschappelijke militaire manoeuvres. Sinds het aantreden in Turkije van de AKP-regering in 2002 veranderde de Turkse positie in deze driehoeksalliantie. Dit heeft niets te maken met de islamitische accenten die de AKP legt in haar ideologie of beleid, maar eerder met haar betrachting om van Turkije een regionale macht van betekenis te maken in het Midden-Oosten. Deze betrachting is gedeeltelijk gebaseerd op pure nostalgie naar het machtige Ottomaanse rijk en er wordt dan ook naar verwezen als neo-Ottomanisme. Turkije ziet in het machtsvacuüm dat door de recente ontwikkelingen in de Arabische wereld is ontstaan een opportuniteit om haar regionale ambities waar te maken en het trekt hierbij een alsmaar uitdrukkelijkere anti-Israëlische kaart.
Sinds de eerste verkiezingsoverwinning van de AKP begon de nieuwe Turkse regering een proces dat de politieke macht van de haar vijandig gezinde legerleiding aan banden moest leggen. De tweede verkiezingsoverwinning van de AKP in 2007 verscherpte deze binnenlandse machtsstrijd,

die recent in het voordeel van de AKP uitdraaide toen de volledige kemalistische legertop afgelopen zomer ontslag nam. Op buitenlands vlak profileerde Turkije onder de AKP zich initieel als ontluikende regionale macht die met geen enkel buurland problemen wilde. Het bouwde zelfs diplomatieke relaties uit met aartsvijanden Griekenland en Armenië. De Turkse regering probeerde zich ook als bemiddelaar op te werpen in regionale conflicten (bvb. tussen Israël en Syrië) in een poging de nagestreefde suprematie in de regio een concrete inhoud te geven en te rechtvaardigen. Het viel echter te voorspellen dat de neo-Ottomaanse ambities van Turkije niet in goede aarden zouden vallen bij Israël. Deze staat zag het Turks streven als een rechtstreekse concurrentie voor de eigen machtspositie in de regio. In december 2008, tijdens het staatsbezoek van de toenmalige Israëlische premier Ehud Olmert aan Turkije, wees hij premier Erdoğan’s voorstel om hem te helpen de hinderpalen voor vredesonderhandelingen met de Palestijnen te elimineren, van de hand. De dag na het bezoek ontketende Israël zijn oorlog in Gaza. Operatie ‘Gegoten Lood’ werd in Ankara geïnterpreteerd als het Israëlische antwoord op de ambities van Turkije. Een ijzige periode in de Israëlisch-Turkse betrekkingen werd daarmee ingeluid. De toon vanuit Ankara verscherpte. Op 30 januari 2009, tijdens het Wereld Economisch Forum in Davos (Zwitserland) ontstond er en verhitte discussie tussen de Israëlische president Shimon Peres en de Turkse premier Erdoğan, die er de Israëlische militaire actie in Gaza zwaar bekritiseerde. De woordenwisseling eindigde toen Erdoğan boos het podium verliet. Vele Westerse waarnemers deden de woede-uitbarsting van Erdoğan toen af als interne politieke propaganda. In Turkije was de bevolking in verschillende steden immers massaal op straat gekomen om te protesteren tegen operatie Gegoten Lood. De Israëlisch-Turkse diplomatieke betrekkingen koelden verder af, maar werden niet afgebroken. Op 11 oktober 2009 zou er een militaire oefening plaatsvinden in Turkije met Israël, Italië en de Verenigde Staten, maar Ankara verbood de Israëli’s om deel te nemen. De anti-Israëlische retoriek werd opgevoerd, maar tegelijkertijd bleef Turkije militair materiaal bestellen bij Israël en werd de militaire samenwerking tussen de inlichtingendiensten van beide landen verdiept.
Recente escalatie
Op 11 januari 2010 werd de Turkse ambassadeur in Israël, Çelikkol, publiekelijk vernederd toen hij tijdens een vergadering met de Israëlische vice-minister van Buitenlandse Zaken, Ayalon, een minder hoge stoel kreeg toegewezen. Terwijl de camera’s al aan het rollen waren zei Ayalon tegen zijn assistent: “het belangrijkste is dat je kan zien dat hij lager zit dan ons… dat er maar één vlag (de Israëlische) op tafel staat en dat we niet aan het lachen zijn.” Dit diplomatiek incident viel echter volledig in het niet bij de Israëlische aanval op de ‘Gaza Freedom Flotilla’ later dat jaar. Op 31 mei werd het schip ‘Mavi Marmara’ op weg naar de Palestijnse Gaza-strook in internationale wateren geënterd en bestormd door Israëlische soldaten. Negen Turkse activisten lieten daarbij het leven. Premier Erdoğan omschreef de Israëlische raid als “staatsterrorisme”, trok de Turkse ambassadeur uit Israël terug en eiste excuses. Maar ondanks de Turkse retoriek werden de diplomatieke betrekkingen tussen beide landen niet opgeschort. De AKP-regering verkondigde alleen maar dat ze de bestaande akkoorden zou herzien. Het werd op dat moment immers niet opportuun bevonden door de Turkse regering en zeker niet door de kemalistische legerleiding om alle bruggen op te blazen. De geplande modernisering van heel wat militair materiaal was immers afhankelijk van leveringen uit Israël.
Toen de officiele conclusies van het Palmer rapport -het VN onderzoek over het flotilla incident- op 2 september 2011 gepubliceerd werden, verzuurden de reeds verstoorde relaties tussen Israël en Turkije helemaal. De VN-onderzoekscommissie stelde: “de beslissing om aan boord te gaan van de vaartuigen op zo’n gewelddadige wijze en op zo’n grote afstand van de zone van de blokkade, zonder finale waarschuwing vlak voor het enteren, was excessief en onredelijk”. Maar de commissie oordeelde onder meer ook dat de blokkade van de Gaza-strook legaal is. De conclusies van het rapport leidden overal ter wereld tot heel wat protest. Turkije was het meest vocaal hierin. De Israëlische ambassadeur in de Verenigde Staten stelde expliciet dat zijn land zich niet zou excuseren bij Turkije. Erdoğan zei in de Turkse pers dat Israël reageert als een “verwend jongetje” en verklaarde dat Turkije van plan is om de Israëlische blokkade van de Gaza-strook aan te vechten voor het Internationaal Gerechtshof. Turkije degradeerde onmiddellijk het niveau van de diplomatieke betrekkingen met Israël. Het schortte ook alle handelsrelaties die gerelateerd zijn aan de defensie-industrie en alle militaire relaties met Israël op. Ankara kondigde eveneens aan de militaire bewaking in de Middellandse Zee te willen opvoeren “om de vrijheid van navigatie” te garanderen. Machtsvertoon ten opzichte van Israël speelt echter een veel grotere rol bij deze aankondiging van een militaire ontplooiing in de Middellandse Zee dan de bezorgdheid over de vrije doorgang van mogelijke nieuwe activistenvloten. Dit past immers volledig in het kader van de neo-Ottomaanse ambities van Turkije.
De ontplooiing van de Turkse marine in de Middellandse Zee kan men ook plaatsen binnen een ander aspect van de huidige Turks-Israëlische crisis: de enorme aardgasreserves van het Leviathan-veld in de Middellandse Zee. Volgens berichten zou in het oostelijk Middellandse Zeebekken, in een gebied tussen Cyprus en de kusten van Libanon, Israël en de Gaza-strook, ongeveer 3,5 miljard m³ aardgas zitten. Zowel Israël, Libanon, de Palestijnen, de Grieks-Cyprioten als de Turks-Cyprioten (bij monde van Turkije) beweren recht te hebben op de exploitatie van dit gegeerde aardgasveld. In het VN-zeerechtverdrag van 1982 zijn de maritieme economische zones onduidelijk gedefinieerd wat de betwisting van het gebied nog gecompliceerder maakt. Israël sloot alvast een samenwerkingsakkoord met Grieks Cyprus over de verdere exploratie van het gebied en de ontginning van de aardgas. De AKP-regering is zeer misnoegd over dit akkoord en eist een deel van de koek. Erdoğan stuurde het Turkse onderzoeksschip Piri Reis alvast naar het gebied om de mogelijkheden voor gaswinning te onderzoeken. Daarbij werd benadrukt dat de Turkse marine voor bescherming zou zorgen. Dit leidde tot kwade reacties bij de Grieken en de Israëli’s, maar Turkije is er in alle ernst van overtuigd dat het goed uitgerust is voor eventuele militaire noodsituaties.
Israël, Turkije en het Westen
Ondertussen lijkt de huidige Israëlisch-Turkse crisis bol te staan van de tegenstrijdigheden. Er zijn immers ook heel wat elementen die beide landen verbindt. Zo zijn de economieën van beide landen zeer afhankelijk van het Westen, maar ook van elkaar. Op 1 januari 2000 tekenden Ankara en Tel Aviv het Turks-Israëlische Vrijhandelsakkoord. Het eerste akkoord van die aard tussen de joodse staat en een land met een moslimmeerderheid. Israël importeert jaarlijks zo’n 1,8 miljard dollar aan goederen en diensten uit Turkije en exporteert voor 1,5 miljard dollar in omgekeerde richting. In de eerste 6 maanden van 2011 is de onderlinge handel zelfs gestegen in vergelijking met dezelfde periode van het jaar ervoor.
Israël en Turkije hebben verder de zeer nauwe banden met de NAVO, de VS en Europa gemeen, en de integratie in de globale strategieën van het Westen zijn een constante in het buitenlands beleid van beide landen. Deze beleidslijnen staan niet ter discussie. Vandaar ongetwijfeld het onvermoeibare benadrukken van AKP-functionarissen dat Turkije zich keert "tegen de Israëlische regering, maar niet tegen de Israëlische staat". In die zin kan worden gesteld dat de huidige crisis er één is tussen de regeringen van beide landen en niet tussen de staten zelf.
Tijdens de samenkomst van de Algemene Vergadering van de VN afgelopen september vroeg de Amerikaanse president Obama persoonlijk aan de Turkse premier Erdoğan om het diplomatieke conflict met Israël zo rap mogelijk op te lossen. Uit Turkse regeringskringen hoort men steeds dat er tussen Turkije en de VS geen problemen zijn. Verschillende signalen uit Washington geven aan dat de VS niet erg gelukkig is met de huidige regering van hardliners in Israël. Het bulldozerbeleid van de Netanyahu-Lieberman coalitie zou de stabiliteit in de regio in gevaar kunnen brengen en bijgevolg ook de strategische belangen van Washington. Obama wil graag nog een tweede mandaat binnenhalen dus zijn handen zijn gebonden door de interne politieke ontwikkelingen en door de druk van de zionistische lobby in de VS. De AKP kan bij haar regionale ambities op een zekere onuitgesproken steun van de VS rekenen, omdat Erdoğan bewezen heeft dat hij momenteel de enige regeringsleider is die het zich kan permitteren om Israël te trotseren. Ondanks de sympathie die hem dat oplevert in de Arabische wereld, blijft Turkije bovendien klaar staan om de Amerikaanse en Europese belangen te verdedigen. Zo zullen er onderdelen van het NAVO-raketschild geïnstalleerd worden in Turkije en kan de NAVO op Ankara rekenen als deelnemer aan alle buitenlandse NAVO-interventies (Afghanistan, Libië).
Op die manier lijkt Turkije de perfecte partner te worden voor de Amerikaanse belangen in het Midden-Oosten. De VS laat Ankara voorlopig dan ook begaan.
De AKP is er zich ten zeerste van bewust dat de de onverzettelijk houding ten opzichte van Israël populariteit en steun opleveren in de Arabische wereld. Dit helpt bij het nastreven naar goede contacten met de Arabisch-islamitische landen in de regio. De AKP weet immers ook dat de neo-Ottomaanse regionale ambities van Turkije zonder de steun en de sympathie van de Arabische landen nooit verwezenlijkt zullen worden. Zonder een zekere vijandschap ten opzichte van Israël, is er geen sympathie en geen leiderschap. Zo simpel kan machtspolitiek functioneren.
Het Israëlisch-Turks conflict kan men dus kaderen in de recente veranderingen in de Arabische wereld, de strategische belangen van het Westen, de regionale machtsstrijd voor de ontginning van de energiegrondstoffen, en vooral de regionale ambities en aanspraken van het nieuwe Turkije en de machtsstrijd die hieruit voortvloeit met een compromisloze Israëlische regering. Toch mag men niet uit het  oog verliezen dat Turkije en Israël ondanks de recente moeilijkheden nog steeds op elkaar aangewezen zijn. De anti-Israëlische retoriek verandert hier voorlopig niets aan. De vraag op Turkije in haar opzet zal slagen om het leiderschap in de Arabisch-islamitische wereld op zich te nemen, blijft ondertussen open. Ondanks de momenteel grote sympathie voor Erdoğan zijn de landen in de regio de Ottomaanse heerschappij evenmin als het Westers kolonialisme vergeten. Ook in de Arabische landen (zeker in Egypte) wordt het openlijk herkenbare imperiale streven van Ankara dus met Argusogen gevolg.
Eén ding is zeker: net zoals het waanzinnige Turkse plan om de opborrelende Koerdische kwestie aan te pakken door massaal militaire middelen in te zetten, wordt het streven naar vrede in de regio niet gediend door de neo-Ottomaanse ambities van het nieuwe Turkije.

Streamer:
Turkije ziet in het machtsvacuüm dat door de recente ontwikkelingen in de Arabische wereld is ontstaan, een opportuniteit om haar regionale ambities waar te maken.
Ondanks de recente moeilijkheden blijven Turkije en Israël nog steeds op elkaar aangewezen.

F
E
E
D

B
A
C
K