Gülen-beweging

De meest invloedrijke collectieve actor in deze coalitie is de Gülen-beweging, een Turks-religieuze moslimgemeenschap die zich organiseert naar de leer van een gepensioneerde religieuze functionaris, auteur en poëet genaamd M. Fethullah Gülen. De Gülen-beweging heeft haar wortels in de jaren 1960 en  is één van de vele religieuze bewegingen in Turkije. Ze vormt een sociale formatie die haar aanhangers zowel een diepere zin voor spiritualiteit biedt, als een sociaal netwerk  voor sociale mobiliteit en economische steun. De Gülen-beweging is een belangrijke kracht in het Turkije van de AKP en speelt een hoofdrol in de maatschappelijke strijd tussen oude en nieuwe elites binnen het Turks nationaal project.
Sinds de AKP in 2002 aan de macht kwam in Turkije, zijn de nationale debatten over de juiste relatie tussen geloof en staat verschoven in het voordeel van de islamitische actoren. De pagina’s van de Turkse kranten worden gedomineerd door discussies tussen de ‘Kemalisten’ van de oude garde en ‘de conservatieve democraten’ van de nieuwe garde. Voor de eerste keer in de Turkse geschiedenis zijn islamitische actoren echter genoeg georganiseerd om te wedijveren en de publieke strijd om de ideeën zelfs te winnen.

De beweging van Fethullah Gülen vormt een synthese van geloof en nationalisme, van sociaal conservatisme en economische macht. Ze bezet een alsmaar invloedrijkere positie in de Turkse maatschappij, maar als Turkse burgers en buitenlandse waarnemers iets willen te weten komen over de gemeenschap worden ze geconfronteerd met ofwel totaal kritiekloze idolatrie ofwel overdreven alarmerende berichtgeving. Aan de ene kant beweren sommige commentatoren dat Gülen een “radicale islamist” is die aan het hoofd staat van een uitgebreid economisch rijk en vastbesloten is om de Turkse seculiere republiek omver te werpen. Andere bronnen beweren dan weer dat hij een nobele poëet en orator is, een ‘hocaefendi’ (gerespecteerde leraar) die al twee generaties sociaal activisme geworteld in geloof, wetenschap, educatie en interculturele dialoog inspireert. Gülen wordt uiteraard geprezen door zijn volgelingen, maar ook door niet-Turkse journalisten en academici in de VS (waar hij leeft in een zelfopgelegd ballingschap), West-Europa en Australië. Als de op de AKP na belangrijkste invloed en burgerlijke macht in Turkije verdient de Gülen-factor wat nader onderzoek.

Coalitie voor een ‘Nieuw Turkije’

Na de militaire coups in 1980 maakte het Turkse beleid van economisch protectionisme plaats voor een beleid van liberalisering. Electorale regels die de identiteit op basis van religieuze gemeenschappen verbood, kwamen onder vuur te liggen. In het midden van de jaren 1990 zorgde dit voor een stijgende populariteit van de zogenaamd islamistische politieke partij: de Welvaartpartij. In 1998 verbood de Turkse staat deze voorganger van de AKP op beschuldiging van het schenden van het grondwettelijk principe van secularisme. De Turkse oude garde vond dat islamitische vroomheid als onderdeel van een politiek platform simpelweg onaanvaardbaar was. Vijf jaar later ontstond echter een hervormde op religie gebaseerde partij: de AKP. Ze werd geleid door een jongere generatie door het geloof geïnspireerde conservatieven. In 2002, minder dan een jaar na haar ontstaan, slaagde de AKP erin om ongeveer 34% van de stemmen te bemachtigen. Een stunt die de partij nog eens overdeed tijdens de algemene verkiezingen van 2007, toen de kandidaten van de AKP een  meerderheid van 47% bemachtigden. Afgelopen juni 2011 herkozen de Turkse burgers de AKP voor een derde opeenvolgende termijn als éénpartij-regering met ongeveer 50% van de stemmen.
De AKP’s binnenlandse agenda van “conservatieve democratie” moet uitdragen dat de nieuwe leiders de wereldvisie van hun ‘islamistische’ voorgangers verfijnd hebben en zich goed voelen bij het gebruik van termen als ‘democratie’ en ‘mensenrechten’ om hun verlangen naar juridische en militaire hervormingen in Turkije te uiten. De AKP’s buitenlandse beleid van “strategische diepte”, wil Turkije’s traditionele bilaterale relaties met Europa en de VS in stand houden, maar tegelijkertijd de relaties met de regionale buren in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, met voormalige vijanden Rusland en Armenië en met historisch afstandelijke landen in Afrika en Zuidoost-Azië uitbouwen. Zowel de binnenlandse als buitenlandse beleidslijnen spelen rechtstreeks in het voordeel van de Gülen-beweging, een in Turkije gebaseerd transnationaal netwerk van handelaars, leraars, journalisten en activisten die afhankelijk zijn van Turkije’s integratie in de wereldmarkt voor het verderzetten van hun succes. Centraal aan de overlapping van de AKP en de Gülen-beweging is immers de financiële steun die Turkije’s ‘nieuwe kapitalisten’ voorzien voor beide initiatieven. Deze nieuwe kapitalisten hebben hun basis in Turkije’s ‘tijgersteden’, ooit kleine Anatolische landbouwsteden die getransformeerd werden in industriële productie- en exportcentra in de jaren 1970 en 1980. De directeurs van deze ondernemingen hebben meestal zeer trotse sociaal conservatieve identiteiten. In de loop der tijd vormden ze hun eigen zakenverenigingen en smeedden ze op geheel Turkse wijze hun eigen voordelige relaties met machtscentra in de door de AKP-geleide bureaucratie. Deze nieuwe kapitalistische elite ontstond in scherp contrast met Turkije’s reeds bestaande verankerde industriële elite. Deze laatste groep is gebaseerd in Istanboel. Ze werd in het leven geroepen door een sterke centrale staat en gekenmerkt door de verticale integratie van haar leden in familiale holding-bedrijven. Terwijl er nog maar een handvol van deze bedrijven waren voor wereldoorlog II, kwamen er na de oorlog een dozijn nieuwe holdings bij, die samen een verankerde staatsoligarchie vormden. Tegen de jaren 1970 waren meer dan 150 van de bijna 400 grote Turkse privébedrijven verenigd in 30 grote holdings. De economische crisis in die periode leidde ertoe dat in 1971 een aantal van de grootste holdings zich verenigden onder de paraplu van wat uiteindelijk de meest dominante organisatie in de civiele maatschappij zou worden: de Turkse Industrialisten en Zakenlui Associatie (TÜSIAD). De TÜSIAD vertegenwoordigde vanaf de jaren 1970 dus Turkije’s bevoorrechte kapitalistische klasse. De firma’s in de tijgersteden van centraal Anatolië stonden toen nog maar in hun kinderschoenen. Tegen de jaren 2000, na twee decennia van groei, gaven deze op export-geörienteerde tijgerbedrijven de economische elite echter een nieuwe vorm. De Gülen-beweging is een product van deze transformatie. De beweging ontstond op het einde van de jaren 1960, toen een kerngroep van jonge Turkse mannen geïnspireerd werd door de preken van de moslimgeleerde Fethullah Gülen. Tegen het einde van de jaren 1970 openden actoren van de Gülen-beweging studentenaccommodaties in een aantal van Turkije’s grootste steden. Onder de militaire junta, die aan de macht was van 1980 tot 1983, werden vele van deze studentenhuizen private educatieve instellingen. In een poging om onderdrukking vanwege de seculiere staat te voorkomen, focusten de Gülen-scholen op wetenschap en wiskunde. Specifieke lessen over de islam en over Fethullah Gülen werden voorbehouden voor naschoolse activiteiten en buurtleesgroepen. In de jaren 1990, breidde de educatieve beweging haar activiteiten uit naar de Balkan en naar de onafhankelijke Centraal-Aziatische republieken die ontstonden na de val van de Sovjetunie. In de jaren 2000 bestreek het onderwijsnetwerk van de Gülen-beweging al meer dan 100 landen.
In afwezigheid van publieke mechanismen, faciliteren religieus gekaderde sociale netwerken -zoals de Gülen-beweging- de mobiliteit van mensen, ideeën en financiën doorheen Turkije. Gerationaliseerd als religieuze donaties (‘himmet’), wordt de herverdeling van de welvaart via deze netwerken gekanaliseerd naar investeringen in privaat onderwijs, private gezondheidszorg, internationale lobby en media. In 1986 richtten een aantal vertrouwelingen van Fethullah Gülen de Feza Media Groep op. Ze kochten een kleine krant over om de leer van hun leider beter te kunnen verspreiden onder een groter publiek. Vandaag leidt Feza Media twee nationale televisiekanalen (‘Samanyolu’ en ‘Mehtap’), een Engelstalig satellietkanaal (‘Ebru TV’), een nationaal radiostation (‘Burç FM’), 8 buitenlandse kranten, een nieuwsmagazine (‘Aksiyon’) en een belangrijk persagentschap (‘Cihan Haber Ajansi’). Maar Feza Media’s belangrijkste product is de ‘Zaman Gazetesi’, een wijdverspreid Turkse dagblad.

Tegen het midden van de jaren 1990 had de Gülen-beweging zich al onderscheiden als Turkije’s invloedrijkste op religie gebaseerde civiele sociale beweging. Fethullah Gülens ideeën bieden Turkse moslims eigenlijk een manier om een zeer niet-esoterische interpretatie van de islam te incorporeren in hun dagelijks leven. Hij moedigt zijn volgelingen aan om winst na te jagen, plezier te zoeken en te slagen als moderne individuen. Hij waarschuwt tegelijkertijd voor overdaad, leeg materialisme en onwetendheid over de linken die hij waarneemt tussen de moderne wetenschap en de revelaties uit de koran. Gülens wereldlijke ascetisme heeft velen ertoe gebracht om zijn volgelingen te vergelijken met de 19de eeuwse protestanten -een devote, gedisciplineerde, winstzoekende gemeenschap. Volgens de trouwste Gülen-aanhangers vormt de beweging een gemeenschap (‘cemaat’) van zelfopofferende individuen die geen politieke aspiraties hebben en alleen maar tolerantie en dialoog willen aanmoedigen in een alsmaar meer onderling verbonden wereld. Fethullah Gülens leer over de ‘hizmet’, het altruïstisch dienen van het algemeen goed en over de interculturele dialoog worden beschouwd als belangrijke kenmerken van de maatschappelijke religieuze beweging. Als men de beweging bekijkt als een sociaal netwerk verleent ze -bovenop “het dienen van de mensheid”- ook een dienst aan jonge mensen die verlangen naar sociale mobiliteit in de competitieve markteconomie. De Gülen-instituties in Turkije en de rest van de wereld bieden kansen aan strevende jonge professionelen om hun carrières als ingenieurs, computerwetenschappers, uitgevers, redacteurs en journalisten verder uit te bouwen.
Om de groei van de hele onderneming beter te kunnen coördineren organiseerden de Anatolische geldschieters van de beweging zich gedurende de jaren 1980 in regionale handelsverenigingen. In 1996 legden verschillende van deze verenigingen hun bronnen samen om de Asya Bank op te richten: de 14de grootste bank en de grootste intrestvrije bank van Turkije. In 2005 sponsorde Asya Bank de oprichting van een parapluorganisatie voor de vele Anatolische handelsverenigingen: de Confederatie van Zakenmannen en Industriëlen in Turkije (TUSKON). TUKSON werd onmiddellijk de grootste private zakengerelateerde organisatie van het land en de rechtstreekse tegenhanger van TÜSIAD in de zakensector. Deze en andere successen speelden allemaal mee bij de opkomst van de Gülen-beweging als een primaire link tussen Turkije’s nieuwe burgerlijke klasse en zijn dominante politieke partij, de AKP. Het laatste decennium werd duidelijk dat de macht van deze alliantie in staat is om het evenwicht in de Turkse politiek te verschuiven. 

Media-oorlogen

In de jaren 1990 transformeerde Turkije’s medialandschap van een relatief homogene ruimte, waarin afwijken van de seculiere nationalistische lijn bijna ondenkbaar was, naar een volatiele arena waarin oude en nieuwe elites betrokken geraakten in een hevige publieke strijd. Sinds de herverkiezing van de AKP in 2007 heeft het Turkse publieke debat de vorm aangenomen van een regelrechte mediaoorlog, waarin de AKP en zijn bondgenoten lijnrecht tegenover de meest machtige mediamagnaat van het land Aydin Doğan kwamen te staan.
De Doğan-groep, het invloedrijkste media-conglomeraat van Turkije, spreekt een zeer gevarieerde politieke achterban aan via een waaier aan kranten en magazines, waaronder de centrum-linkse krant ‘Radikal’, de rechtse nationalistische krant ‘Vatan’ en de wijdverspreide dagbladen ‘Hürriyet’ en ‘Milliyet’, die vooral gericht zijn op het gematigde centrum. Naast de controle over 40% van de geschreven pers, nam de Doğan-groep in 2000, 51% van het Turkse staatsoliebedrijf ‘Petrol Ofisi’ over, de grootste brandstofverdeler van het land. In 2008 beweerde Aydin Doğan publiekelijk dat de AKP-regering een aantal van zijn uitbreidingsprojecten heeft proberen blokkeren, namelijk de constructie van een olieraffinaderij aan de Mediterrane kust en een annex aan het Hilton-hotel in Istanboel. De olieraffinaderij werd hem volgens eigen zeggen geweigerd omdat die aan één van de nieuwste mediamagnaten beloofd was, nl. Ahmet Çalik. Deze Çalik werd een machtige mediatycoon door de tweede grootste mediaholding in Turkije op te kopen: Merkez Yayin. Aan het einde van 2006 nam de regering Merkez Yayin in beslag. In april van 2007 werd de holding verkocht aan de Çalik-groep voor 1,1 miljard dollar. Çalik’s verwerving van Merkez Yayin werd enorm gecontesteerd. Beschuldigingen van nepotisme weerklonken tot buiten de landsgrenzen. Eerst en vooral omdat de Turkse eerste minister Recep Tayyip Erdoğan familiebanden heeft met de Çalik-group (zijn schoonzoon is één van de directeurs), maar ook de staatslening voor een ongezien totaalbedrag van 750 miljoen dollar werd verdacht bevonden. Çalik’s connecties met de Gülen-scholen en de door Gülen gecontroleerde media in Turkmenistan, zijn nauwe band met dat lands voormalige dictator en zijn economische relaties met Asya Bank waren nog een aantal redenen tot protest. Toch ging de deal door en Ahmet Çalik profileerde zich al gauw als een prominente actor in het Turkse mainstream nieuws. De spanningen tussen de mediablokken van Çalik en Doğan   werden ten top gedreven in september 2008 toen Zahid Akman, de door de AKP-aangestelde voorzitter van de Turkse Hoogste Raad van Radio en Televisie, betrokken bleek te zijn bij een fraudezaak in Duitsland via een Duits-Turkse islamitische liefdadigheidsorganisatie uit Frankfurt. Het was de grootste zaak in zijn soort in de Duitse geschiedenis. De autoriteiten oordeelden dat de vereniging schuldig was en de directeur, zijn assistent en hun boekhouders werden veroordeeld voor het afvloeien van liefdadigheidsfondsen naar verschillende bedrijven, media en politieke figuren in Turkije. Onder de vermoedelijke ontvangers van de bijna 20,6 miljoen verduisterde dollars zat ook de Turkse eerste minister. Erdoğan ontkende alle beschuldigingen en beweerde dat de media in het bezit van Doğan misbruik maakten van het schandaal om de AKP in diskrediet te brengen. In een  nooit eerde geziene reactie riep Erdoğan de Turkse burgers zelfs op om de Doğan-media te boycotten. Voor de Doğan-mediakanalen was het hele schandaal een hot topic en de oproep van Erdoğan om het bedrijf te boycotten leidde tot grote verontwaardiging. De spanningen bleven oplopen gedurende 2009. De AKP-regering slaagde er toen in om Doğan twee enorme boetes voor beslastingsontduiking op te leggen voor een totale som van 3,8 miljard dollar, een bedrag dat hoger is dan de marktwaarde van de volledige mediagroep. In november 2009 reageerde de ‘World Association of Newspapers’ (WAN) op deze boetes met een rapport waarin grote bezorgdheid geuit werd over de persvrijheid in Turkije. Drie Turkse kranten van de Çalik-groep gaven na het lezen van dit rapport een publieke verklaring waarin ze de bevooroordeelde houding van de Doğan-media aanklaagden en kort daarna trokken ze hun lidmaatschap van de WAN in. Dit hele Doğan-versus-Çalik-verhaal illustreert dat het maatschappelijke debat in Turkije niet langer een simpele strijd is tussen islam en secularisme. Beide kampen in de Turkse media-oorlog beweren dat de andere zijde een bedreiging vormt voor de voortzetting van de Turkse democratie. Gekaderd in een strijd tussen oude en nieuwe elites is het duidelijk dat deze gebeurtenissen ook aantonen dat de Turkse publieke ruimte breder, maar minder stabiel is geworden. Beide zijden gebruiken dezelfde symbolische codes (democratie, vrijheid van meningsuiting, liberalisme) en dezelfde methoden (specifiek gekaderde verhalen, over-rapportering van bepaalde nieuwsfeiten en het verzwijgen van andere feiten) om hetzelfde doel te bereiken: het ‘construeren’ van de publieke instemming. Het resultaat is een erg verdeeld Turks politiek publiek en een verward internationaal publiek.

Het ‘Nieuw Turkije’ in het buitenland

In 1998 net voor hij aangeklaagd zou worden op beschuldiging van samenzwering in Turkije trok Fethullah Gülen naar de Verenigde Staten (hij werd vrijgesproken in 2006). In 1999 richtten Gülen-activisten in de VS, Europa en Australië allerlei satellietorganisaties op. Hun objectief is het introduceren van hun leider en de Turkse “conservatieve democratische revolutie” aan het Westers publiek. Deze organisaties sponsoren conferenties over de Gülen-beweging en het ‘Nieuw Turkije’ aan Amerikaanse en Europese universiteiten, belobbyen verkozen functionarissen en organiseren ‘dialoogreizen’ voor gemeenschapsleiders en opiniemakers. Tegen het begin van de jaren 2000 hadden Gülen-activisten de sympathie opgewekt van verschillende academici in Midden-Oosten Studies, een pak Amerikaanse en Europese gemeenschapsleiders, politiek benoemden en hoogwaardigheidsbekleders. De institutionele legitimiteit bereikt door de Gülen-activisten in het buitenland voorziet de beweging van het nodige politieke kapitaal. Het voorziet de Gülen-beweging ook met een niet-Turkse steunbasis als het zich moet beschermen tegen beschuldigingen van het verborgen houden van een radicale agenda in hun scholen, zoals gebeurde in Rusland in 2006 en in Nederland in 2008. Gelijkaardige beschuldigingen beginnen de kop op te steken in de VS, waar de Gülen-beweging meer dan 100 publiek gefinancierde scholen leidt. Als men aandringt over de intenties achter al deze internationale inspanningen gebruiken Gülen-activisten vaak een zeer ambigue taal en beweren ze dat hun beweging geen politieke motieven heeft. Dit soort ambiguïteit als er over politiek gepraat wordt, is een blijvend effect van het seculiere fort Turkije in 20ste eeuw werd. Vroomheid werd toen gebrandmerkt als een bedreiging voor de natie. Fethullah Gülen past dezelfde logica toe als zijn aanhangers door te beweren dat zijn rol a-politiek is en tegelijkertijd bestaat uit leider, inspiratiebron, en compleet afstandelijke bewonderaar van de transnationale beweging die zijn stempel draagt. Maar de beweging wordt er in Turkije van beschuldigd zowel de politie als de regering geïnfiltreerd te hebben. Naar de Gülen-beweging verwijzen als een niet-politieke sociale beweging is op zijn minst naïef te noemen. Gemobiliseerd als een alternatieve lobbykracht in de VS kunnen Gülen-activisten zeker omschreven worden als een politiek ambitieuze organisatie. De beweging aan de andere kant afdoen als een islamistische organisatie die vastbesloten is om Turkije om te vormen in een tweede Iran slaat echter ook nergens op. Degenen in Turkije die de Gülen-beweging vrezen, zijn over het algemeen dezelfde mensen die een alsmaar sterkere AKP vrezen. Bijna tien jaar aan de macht heeft echter aangetoond dat de AKP veel minder geïnteresseerd is in het implementeren van de islamitische wetgeving dan in het verkrijgen van een stijgend “islamitisch aandeel” in de politieke, economische en culturele macht. Opererend vanuit de basis steunt de Gülen-beweging dit doel en is ze zelfs één van haar belangrijkste begunstigden geworden. Anders dan de AKP, begeeft de Gülen-beweging zich niet rechtstreeks in het veld van de partijpolitiek, maar opereren haar vertrouwelingen als private actoren in een competitieve globale markt van goederen en ideeën. De Gülen-beweging is een door winst gedreven en opportunistische samenstelling van sociale netwerken die, in de loop van de tijd, het charisma van een Turkse islamitische leider heeft gekanaliseerd in een kracht voor conservatieve sociale verandering. Blijven refereren naar de Gülen-beweging als een goedwillig “sociaal netwerk van onbaatzuchtige vrijwilligers” of als een clandestiene “radicaal islamistische organisatie”, is simplistisch. Gezien Turkije’s rol als opkomende politieke en economische macht, als kandidaat voor de Europese Unie, als regionale leider en als een belangrijke bondgenoot van zowel Israël als de VS, is de transformatieve impact van de Gülen-beweging op de uitbreiding van de Turkse nationale identiteit aanzienlijk. Niet alleen voor de meer dan 79 miljoen Turken, maar ook voor de rest van de wereld. 
Ingekorte en vertaalde versie van artikel uit MERIP nr. 260, www.merip.org

*Joshua D. Hendrick is assistent prof. Sociologie en Mondiale studies aan de Loyola Universiteit van Maryland.

Streamers:
De beweging van Fethullah Gülen vormt een synthese van geloof en nationalisme, van sociaal conservatisme en economische macht.
De institutionele legitimiteit bereikt door de Gülen-activisten in het buitenland voorziet de beweging van het nodige politieke kapitaal

Fethullah Gülen: de nieuwe islamo-turke ideoloog:
“De Turkse staat heeft de macht en de middelen. 50, 500 of 50 000 opstandelingen omsingelen en de kop afrukken”

F
E
E
D

B
A
C
K