Op 6 juli 2017 keurde het Europees Parlement een nieuwe resolutie goed over Turkije naar aanleiding van het recentste Turkije Rapport van de Europese Commissie (2016/2308 (INI)).
De resolutie is zeer kritisch over de schrijnende situatie van de mensenrechten en fundamentele vrijheden in Turkije. Tal van zaken komen aan bod, waaronder: de arrestaties van pro-Koerdische HDP-parlementsleden en burgemeesters, de onregelmatigheden tijdens en oneerlijke omstandigheden waarin het referendum over het presidentiële systeem werd gehouden, klachten over martelingen in de gevangenissen, het gebrek aan persvrijheid, de inbreuk op de scheiding der machten, het einde van de onafhankelijkheid van de rechtspraak, het gebrek aan religieuze vrijheid, het beleid tegenover minderheden, de roep tot herinvoering van de doodstraf, de mensenrechtenschendingen tijdens de oorlog in het Koerdische zuidoosten, … de lijst is zeer lang en de resolutie schetst een zeer degelijk en interessant overzicht van de vele pijnpunten in de huidige Turkse staat.
De resolutie herhaalt de oproep tot de bevriezing van de toetredingsonderhandelingen tussen de EU en Turkije, met stopzetting van de toetredingsonderhandelingen als stok achter de deur indien de doodstraf zou worden goedgekeurd en, niet on belangrijk, ook indien de grondwetswijzigingen rond het presidentieel systeem ongewijzigd worden doorgevoerd (in 2019). In dat geval wordt ook een alternatief voorgesteld voor de niet geringe financiële middelen die Turkije van de EU ontvangt in het kader van het toetredingsproces, namelijk om deze middelen in dat geval aan te wenden ter versterking van de civiele samenleving in Turkije.
Anderzijds roept de resolutie ook op voor meer economische samenwerking tussen de EU en Turkije, o.a. via de onderhandelingen over de modernisering van de Douane-unie, waarbij weliswaar de toevoeging van een clausule over mensenrechten als noodzakelijke voorwaarde wordt voorgesteld.
Verder wordt ook gepleit voor meer samenwerking tussen de EU en Turkije inzake buitenlands beleid en terreurbestrijding. Positief aan deze passage is uiteraard de oproep tot hervatting van het vredesproces en een politieke oplossing voor de Koerdische kwestie. Een voor de Koerdische politieke beweging in de diaspora pijnlijk detail is echter dat de resolutie de lidstaten uitnodigt om wetten uit te vaardigen die tekens en symbolen van “organisaties die op de Europese lijst van terroristische organisaties staan” (lees: de PKK) te verbieden.
We kunnen ons hierbij tot slot ook de vraag stellen in hoeverre de EU op het vlak van buitenlands beleid en terreurbestrijding nauwer moet samenwerken met een staat die ten eerste de territoriale integriteit van haar buurlanden niet respecteert en die er ten tweede een zeer ruime en arbitraire definitie op nahoudt van “terrorisme” en die in dezelfde resolutie op de vingers wordt getikt omdat ze anti-terreurmaatregelen misbruikt om de oppositie te onderdrukken?
U kunt deze interessante resolutie en het Commissie rapport hieronder vinden.
Koerdisch Instituut, Brussel, 7/7/17