In de zomermaanden juli en augustus zijn er in ’t Pallieterke een tweetal artikels verschenen die op zijn zachtst gezegd compromitterend zijn voor de Koerdische gemeenschap. Ik verwijs naar het artikel van de heer Jakob Kürüm, lid van de Chaldeeuws-Katholieke gemeenschap in Mechelen, en het interview met de heer Johny Messo, voorzitter van de “Wereldraad der Arameeërs”(Syriac).

In beide artikels uiten deze heren beschuldigingen ten aanzien van de Koerdische autoriteiten. Als voorzitter van het Koerdisch Instituut te Brussel sta ik open voor alle kritiek wanneer die terecht en gegrond is. De onterechte beschuldigingen die ik echter lees wens ik aan de hand van dit antwoord te weerleggen.

De genocide op Christelijke en andere volkeren in het Ottomaans Rijk vond plaats in 1915. Zowel de Koerden, als Soennieten, Jezidi’s en Alevieten werden geviseerd en massaal uitgemoord. Deze genocide startte na de stichting van de Turkse Republiek en is nog steeds aan de gang. Het doel destijds van de Ottomanen en intussen van de Turkse autoriteiten was- en is nog steeds helder: opruimen van alle niet-Turkse identiteiten. Onder het motto één staat, één natie, één taal, één vlag en in de laatste jaren is daar ook ‘één religie’ bijgekomen.

De regio waar vele volkeren sinds duizenden jaren samenleven, kent sinds honderd jaar een gedwongen emigratie van diverse culturen en religies. Dat is een vaststaand feit. Wat echter niet correct is, is dat in de hogervermelde artikels de beide heren het hebben over de verdrukking en misdaden gepleegd door “Turken en Koerden”. Zien zij hierbij over het hoofd dat ‘de staat’ de organiserende macht is voor die verdrukking? Een macht die ook de Koerden onderdrukt.

Het staat echter buiten kijf dat Christelijke Arameeërs, Assyriërs, Chaldeeërs en Suryani’s nog steeds het slachtoffer zijn van het Turkse staatsnationalisme en het door de overheid ingevoerde moslimradicalisme.

In een van de artikels las ik “Het stelen van grond en ontvoeringen door de Koerden zijn klassieke middelen om de gemeenschap verder ten gronde te richten”. Dat is een onterechte en zware beschuldiging. Daartegenover stel ik dat Koerdische regionale autoriteiten, waaronder de Koerdische Regionale Overheid (KRG) in Irak, de instanties in de Democratische Federatie van Noord-Syrië (Rojava), de politieke partijen, civiele organisaties en quasi alle stamhoofden, hun uiterste best doen om niet-Koerdische volkeren en diverse religies zo optimaal mogelijk te beschermen. Bij zover dat ik het als een ‘positieve discriminatie’ bestempel.

Ik nodig heer Jakob Kürüm uit om Rojava en de KRG te bezoeken. Dan kan hij er zich van vergewissen dat zijn volksgenoten gelijkwaardig behandeld worden door de Koerdische autoriteiten.

Verder schrijft heer Kürüm: “De steun van de katholieke kerk wordt meestal misbruikt voor de politieke agenda van de Koerden, die ons hier overheersen. … Ze gebruiken die steun zelfs om hun milities te versterken en de druk op ons en de Jezidi’s zó nog verder te verhogen”.

Welke Koerdische instantie zou steun of hulp hebben geblokkeerd, goed wetende dat Christenen net als alle overige religies door deze instanties worden beschermd? Een bewijs daarvan is dat NGO’s, kerk en andere civiele organisaties onder wettelijke bescherming hun werk doen zonder enige tussenkomst van de Koerdische autoriteiten.

Ik ga verder met het citeren uit het artikel van mijnheer Kürüm: “Het conflict dat de Koerdische Autonome Regio veroorzaakte en nog altijd veroorzaakt met de Iraakse regering, is de voornaamste reden dat de Islamitische Staat (IS) tot bij onze dorpen in de Niniveh-vlakte is kunnen geraken. En nu IS verdwenen is, worden we nog altijd bedreigd door vijandelijke machten die ons hun politieke agenda willen opleggen. De gevaarlijkste groepen zijn de sjiitische partijen die onder bevel staan van Iran en de Koerdische racistische partijen. Die vinden dat wij allemaal Koerden moeten zijn: christelijke Koerden, Jezidi-Koerden… enzovoort.”

Ik stel voor dat de auteur van dit artikel zich de moeite getroost om contact te zoeken met de historici en onderzoekers van de strijd tegen IS. En dat hij zich ook informeert bij zijn geloofsgenoten hoe de Koerdische Peshmerga, YPG-strijders en YPJ-strijdsters IS verslagen hebben op alle fronten in heel de regio. Dit op het moment dat de legers van de regimes van Bagdad en Damascus op de vlucht sloegen. Alleen al in Rojava hebben de YPG/YPJ ongeveer 12000 strijders verloren in de opstand tegen IS. Een strijd die niet alleen de Koerden, maar ook andere volkeren hebben gevoerd, o.a. Christelijke volkeren en Jezidi’s.

Aandachtige lezers zullen de volgende bewering zeker ook weerleggen: “De Koerden willen de controle over ons grondgebied, maar ze bouwen hier niets op. Zij hebben het recht niet om hier de plak te zwaaien”. Weet dat Niniveh, het grondgebied waarnaar verwezen wordt, niet behoort tot de Koerdische KRG. Deze regio is nog steeds verbonden met Bagdad waar de Koerdische autoriteiten geen zeggenschap hebben.

Toen IS de Niniveh-regio binnenviel waren het de Koerdische Peshmerga en HPG (militaire vleugel van de PKK) die hen verdreven. In de regio Shengal, waar Jezidi’s in de meerderheid zijn, hebben de YPG/YPJ de rust en stabiliteit doen weerkeren.

In het interview met de heer Messo lees ik: “Of het nu jihadistische groeperingen zijn of communistische organisaties als de PKK in Zuidoost-Turkije of hun zusterorganisaties, de PYD/YPG in Noordoost-Syrië. Deze Koerdische organisaties onderdrukken of verjagen de christenen en proberen om hun huizen, bezittingen en landerijen over te nemen en te ‘Koerdificeren’. En dit reeds lang voor de oorlog in Syrië”.

Hoe kan je iets dergelijks in eer en geweten beweren? Je moet wel stekeblind zijn om zó een stelling te poneren, in het bijzonder voor de oorlogspraktijken en vreselijke misdaden vanwege de Jihadistische groeperingen waarvan de hele wereld getuige is geweest. Men heeft gezien hoe de HPG (vleugel van de PKK), de YPG/YPJ (vleugel van de PYD in Rojava), en de Peshmerga (KRG) heldhaftig strijd voerden tegen die Jihadistische groepen die gesteund werden door de Turkse autoriteiten. Bovendien, binnen de Koerdische strijdeenheden waren ook Christelijke en Jezidi-troepen, allen strijdend onder hun eigen IDENTITEIT.

Ik ben de laatste om tegen te spreken dat de Christelijke volkeren in het Midden-Oosten meer problemen ondervinden dan de Koerden. Dat heeft ongetwijfeld te maken met hun religie en de houding van de islamitische overheden hiertegenover. Het zijn de staten die hier schuld aan hebben en niet de Koerdische bevolking. Daar waar de Koerden het roer in handen hebben genieten zij als volk grondwettelijke rechten en bescherming. Er is geen sprake van assimilatiepolitiek of discriminatie op basis van religie of identiteit.

Ik zou willen vragen dat de heren Kürüm en Messo de volgende realiteit onder ogen zien. Sinds de Koerden in het noorden van Irak en het Noord-Oosten van Syrië het roer in handen hebben, genieten de diverse volkeren en culturen (ik vermijd heel bewust het woord ‘minderheden’, omdat het volwaardige en oorspronkelijke inwoners zijn van de regio) in de regionale grondwet vastgelegde rechten. Elk volk wordt er erkend in overeenstemming met haar identiteit. Wat niet het geval is in Turkije, Iran, Irak of Syrië. Een burger is daar Turks, Perzisch of Arabier, punt.

In het dagelijks leven te Rojava heeft elk volk grondwettelijk recht op onderwijs in eigen taal en beleving van cultuur. Er is vrijheid van religie, en die kan worden beoefend in eigen gebedshuizen (kerken, moskeeën, synagogen). Gewoontes en tradities blijven onaangeroerd. Bovendien beschikt elk volk over eigen militaire troepen, weliswaar onder het bevel van de regionale militaire macht. Los van hun aantallen, zorgt deze aanpak ervoor dat de kleinere volkeren maximaal worden beschermd en zich veilig voelen.

Wie denkt dat het regionale KRG-parlement in Noord-Irak enkel uit Koerden bestaat vergist zich. Via hun politieke partijen is elk volk in dit parlement vertegenwoordigd en hun identiteit wordt er erkend. In het 111-leden tellende parlement zetelen onder meer vertegenwoordigers van de Assyrian Democratic Movement (Al-Rafidain List), Chaldean Syriac Assyrian Popular Council, Sons of Mesopotamia, Armenian list, Turkmen Development List, Erbil Turkmen en Advance Turkman. Jezidi’s zijn vertegenwoordigd door leden verspreid over diverse politieke partijen. Neem het voorbeeld van de Armeense gemeenschap. Hoewel die in deze regio bijzonder klein is, toch beschikken zij over het recht om minstens een persoon af te vaardigen die hen als Armeniër vertegenwoordigt.

Om nog een laatste voorbeeld te geven; onlangs vertrok een delegatie uit Rojava voor een bezoek aan de Russische autoriteiten te Moskou. Die delegatie bestond uit de Koerdische, Arabische en Assyrische vertegenwoordigers. Elke vertegenwoordiger trad er op in naam van het eigen volk.

Daarom vind ik de beschuldigingen in beide artikels onbegrijpelijk en onterecht. De ‘ontchristelijking’ van de regio gebeurt niet door Koerdische, dan wel door de Turkse, Iraakse, Syrische en Iraanse autoriteiten.

In de Koerdische regio’s bestaat er een enorme diversiteit van de samenleving. Er is gezocht naar praktische antwoorden die respect opbrengen voor het principe van het pluralisme als tegenwicht voor het sektarisme. De Koerdische autoriteiten hebben zich geëngageerd om die diversiteit te omarmen. Ze verbinden zich expliciet tot het pluralisme.

De aanwezigheid van het christelijke geloof, cultuur en tradities zijn een verrijking voor de regio, en ik mag hopen dat het zo blijft. Zelf ben ik afkomstig uit een streek waar je een moskee, kerk, Jezidi gebedsplaats en Joodse synagoog vreedzaam naast mekaar zag staan. Ik ben noodgedwongen mijn geboortestreek in Noord Koerdistan/Turkije moeten ontvluchten, maar mijn droom blijft om dat ooit in de toekomst opnieuw te mogen zien en beleven.

*Voorzitter Koerdisch Instituut te Brussel

F
E
E
D

B
A
C
K