Ankara heeft een zelfbewuste, eigengereide buitenlandse politiek ontwikkeld en maakt daarbij gebruik van de unieke geostrategische ligging als energiecorridor (*)
Tijdens de Koude oorlog was Turkije van vitaal belang voor de NAVO-defensiegordel aan de zuidflank van de Sovjet-Unie. De verwachting was dat de geostrategische betekenis van Turkije na de ineenstorting van het Warschaupact zou afnemen. Maar met de Golfoorlog van 1991 zou blijken dat Turkije een noodzakelijk bruggenhoofd was geworden om de Westerse belangen in de energierijke regio te verdedigen. Volgens een rapport van de Europese Commissie situeert het land zich geografisch in de nabijheid van bijna driekwart van de bewezen olie- en gasreserves in Centraal-Azië en het Midden-Oosten. Turkije vormt niet alleen de verbinding van Europa met het oosten, maar ligt ook aan belangrijke maritieme routes aan de Middellandse Zee en de Zwarte zee en controleert de verbinding tussen beide zeeën. Vandaar dat het ook in militair opzicht voor de NAVO een belangrijk land blijft. Dat blijkt onder meer uit het feit dat Turkije een radarinstallatie zal huisvesten als onderdeel van het rakettenschild.
Westers Buitenlands beleid
In de 20ste eeuw was het buitenlands beleid van Turkije gebaseerd op een westers georiënteerd Kemalisme. Na de Tweede Wereldoorlog was de toenadering met het Westen ook noodzakelijk. Het aanhalen van de banden met de VS en West-Europa was voor Turkije een garantie om uit de greep van de Sovjet-Unie te blijven met wie het in het noordoosten een gemeenschappelijke grens vormde. Het Turkse Kemalisme droeg een uitgesproken militair karakter als gevolg van de perceptie dat het land bloot stond gesteld aan binnenlandse en buitenlandse bedreigingen van de integriteit van het land. Dat was zeker met de geschiedenis van het uiteenvallen van het eens zo glorieuze Ottomaanse rijk, een gevoelige kwestie. Turkije ontwikkelde zich tot een ‘militaire democratie’ (in het interbellum waren 14 tot 20 procent van de parlementairen voormalige militairen, in de regering lag dat percentage nog hoger), en als nodig zou het leger rechtstreeks ingrijpen, zoals effectief gebeurde in 1960, 1971, 1980 en 1997.
De militaire invloed zou ook blijken in het Buitenlands beleid. Kort nadat Turkije lid werd van de OESO (1948) en de Raad van Europa (1949), zou het in 1952 opgenomen worden in de NAVO, het westerse militaire bondgenootschap. Zeker in de beginjaren van de Koude Oorlog werd het land overstelpt met Amerikaanse militaire steun (3,7 miljard dollar in 1946-1947!). Via de NAVO werden de banden met Europa aangehaald. In 1963 tekende Ankara een Associatieverdrag met de Europese Gemeenschap en al in 1987 zou het het lidmaatschap van de Europese Unie aangevraagd worden. De deur werd op een kier gezet met de douane-unie (1996) om een paar jaar later officieel kandidaat-lid te zijn. Pas in 2005 zouden toetredingsgesprekken worden opgestart die zeer traag verlopen en vandaag zelfs in het slop zitten. De Turkse blik op Europa botst op verschillende obstakels: de mensenrechten en de Koerdische kwestie, de Turkse bezetting van Noord-Cyprus, en een Europese Unie dat huiverachtig is voor de opname van een islamitisch land.
Neo-Ottomanisme
Deze obstakels, maar ook de sterk gewijzigde politieke machtsverhoudingen in Turkije zelf met de machtsovername door de AKP (de Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling), hebben gezorgd voor een bijsturing van de buitenlandse koers, die men gemakshalve ‘neo-Ottomanisme’ is gaan noemen. Het is vooral onder de invloed van de huidige minister van Buitenlandse Zaken, Ahmet Davutoglu, dat er een nieuw zelfbewustzijn is gekomen met meer aandacht voor de Turkse aanwezigheid in de oude-Ottomaanse regio: de Balkan, het Midden-Oosten, Noord-Afrika, Iran. Hoewel dit ook kan lijken op een ideologische heroriëntatie – bijvoorbeeld het aanhalen van de banden met islamitische staten, waar Turkije gezien wordt als model voor de moderne invulling van het politieke islamisme – gaat het vooral toch om een pragmatische meer assertieve koers die gericht is op grotere regionale invloed in functie van de Turkse belangen.
Het is zeker niet zo dat Turkije zich wil afkeren van Europa of het Westen in het algemeen. Davutoglu zelf verwerpt de term Neo-Ottomanisme. Hij liet al duidelijk verstaan dat lidmaatschap van de Europese Unie een belangrijk strategisch doel blijft.
Turkije als energiecorridor
De EU en Turkije zijn in de loop van de jaren in toenemende mate afhankelijk van elkaar geworden. Turkije heeft zich het laatste decennium ontpopt tot een economische grootmacht met jaarlijkse groeicijfers van 6,6 procent tussen 2001 en 2008. De Turkse economie heeft zich ook heel sterk geïntegreerd in de Wereldeconomie. Tussen 2000 en 2009 is het handelsvolume meer dan verdreivoudigd. De EU is de belangrijkste handelspartner voor Turkije met 45 procent import en 41 procent export in 2009. Het economisch belang van Turkije uit zich vooral als energiecorridor tussen de grootste energieproducenten enerzijds en de grootste energieconsumenten anderzijds. Zo herbergt het de trajecten voor de ontscheping van Kaspische en Iraakse olie met pijplijnen vanuit respectievelijk Bakoe en Kirkoek naar het Turkse Ceyhan aan de Middellandse Zee, goed voor 1,3 miljoen barrels per dag. Een geplande aftakking naar Samsun aan de Zwarte Zee, zal dit volume gauw doen verdubbelen. Irak plant een sterke toename van de output, waarvan opnieuw een substantieel deel via Turkije (Noord-Koerdistan) moet lopen.
Turkijes belang zal in de komende jaren ook blijken voor het transport van Gas. De Russische monopoliepositie van Gazprom is een doorn in het Europese oog. De regelmatige crisissen tussen Rusland en de transportlanden Wit-Rusland en Oekraïne hebben er voor gezorgd dat de Europese Commissie alles in het werk stelt om de gasbevoorrading te diversifiëren. Dit brengt Turkije in een belangrijke positie als alternatieve route voor gas uit de Kaspische Zee, Centraal-Azië en het Midden-Oosten. De Nabucco-pijplijn vanuit het Turkse Ahiboz naar Oostenrijk moet een einde maken aan de grote gasafhankelijkheid van Rusland. In Ahiboz wordt de verbinding gemaakt met Zuid-Caucasuspijplijn (Georgië) en met een nog aan te leggen pijplijn vanuit Irak. Er wordt op termijn ook gedacht aan een verbinding met een pijplijn vanuit Iran.
Regionale grootmacht
De positie als energiecorridor zorgt er voor dat Turkije een zelfbewustere buitenlandse politiek kan voeren. Toen de oorlog in Georgië uitbrak (2008) weigerde NAVO-lid Turkije – dat nochtans militaire oefeningen had ondernomen met het Georgische leger – om inlichtingen te delen met Tbilisi. Turkije koos voor goede relaties met Rusland.
Ook bleek Ankara zich helemaal niet slaafs te schikken naar de wensen van Washington. Zo toonde Turkije zich allesbehalve enthousiast over de ‘Membership Action Plans’ die Georgië en Oekraïne tekenden met de NAVO. Het zou immers de Turkse positie van enige NAVO-macht in de Zwarte Zee aantasten. De tragische dood van Turkse activisten die deelnamen aan de Gazavloot in 2010 heeft ook voor een diplomatieke breuk gezorgd met Israël, de belangrijkste bondgenoot van de VS in de regio. Onder impuls van de VS had Turkije nochtans sterke militaire banden aangeknoopt met Israël en liepen er gezamenlijke militaire programma’s.
Die Turkse houding is wellicht niet alleen om principiële reden ingegeven. Het heeft er voor gezorgd dat Turkije aan krediet en belang heeft gewonnen in de Arabische wereld. Het bezoek van Erdogan aan Egypte in september 2011 met in zijn kielzog een sterkte handelsdelegatie was een diplomatiek succes. Erdogan werd in Egypte omschreven als de ‘islamitische leider’ van het Midden-Oosten’.
Maar in een dergelijk gevoelige regio blijft het voorzichtig laveren voor Turkije. Hoewel de AKP-regering duidelijk gekozen heeft voor betere relaties met Iran, zijn er recent spanningen omwille van het Turkse aandeel in het NAVO-raketschild. Dat schild is duidelijk ook tegen Iran gericht. De goede relaties met Syrië zijn sinds de opstand in het land op een dieptepunt beland. Maar tegelijk hoopt Turkije daar op termijn beter uit te komen door steun te verlenen aan de islamitische oppositie (de Moslimbroeders). Hoewel de relaties met Irak en vooral de Koerdische Regionale Regering regelmatig onder spanning komen omwille van de PKK-aanwezigheid in Zuid-Koerdistan en het Turkse militaire antwoord daarop, zijn de economische banden aangehaald. Het gros van de investeringen in Noord-Irak is trouwens afkomstig uit Turkije.
Tot slot is er de Koerdische kwestie in eigen land. Als Turkije zijn positie als energiecorridor wil verzekeren heeft het land er alle belang bij om voor stabiliteit te zorgen. Tot nu lijkt Ankara nog steeds te kiezen voor een militaire en repressieve aanpak van de Koerdische kwestie, zoals blijkt uit de gewapende confrontaties met de PKK of de grote arrestatiegolf tegen politici van de pro-Koerdische Partij voor Vrijheid en Democratie (BDP). Maar echte stabiliteit kan er maar komen als Turkije de oorzaken van het Koerdische ongenoegen wegneemt. Dat betekent dat er op een ernstige manier tegemoet gekomen wordt aan de politieke verzuchtingen zoals op vlak van identiteit en mensenrechten.
(*) Deze tekst vormde de bijdrage aan een studiedag over de Koerdische kwestie en Europa in het Vlaams Parlement op 2 maart 2012