Diverse pogingen om een politieke oplossing te vinden voor de Koerdische kwestie in Turkije zijn op niets uitgelopen. Terwijl de regering lippendienst bewijst aan meer democratische hervormingen, stijgt de repressie tegen de Koerdische politieke beweging. Sinds het begin van deze zomer zijn het opnieuw alleen de wapens die spreken.
Eind februari 2011 maakte de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) een eind aan het zoveelste eenzijdige staakt-het-vuren omdat de Turkse regering weigerde in te gaan op vijf eisen: een stopzetting van de militaire operaties tegen de PKK, de vrijlating van Koerdische politici, het betrekken van de al 12 jaar gevangen zittende PKK-leider Abdullah Öcalan bij onderhandelingen, de oprichting van commissies die de Koerdische kwestie onderzoeken en de afschaffing van de 10% kiesdrempel in Turkije. De PKK begon aanvankelijk met eerder kleinere aanvallen op voornamelijk militaire doelwitten. Maar na enkele weken escaleerde het geweld. Op 17 augustus 2011 reageerde het Turkse leger fel met luchtaanvallen en artillerievuur op meerdere PKK-doelwitten in het Qandilgebergte, ook over de Turkse grens in Noord-Irak. Daarbij kwamen verschillende Iraaks-Koerdische burgers om, wat het nodige protest opleverde van de Koerdische autonome regering in Noord-Irak. De PKK riposteerde op 19 oktober met een spectaculaire aanval op enkele militaire posten in de grensregio met Irak, waarbij zeker 21 Turkse soldaten omkwamen -de zwaarste tol voor het Turkse leger sinds de jaren 1990. Het Turkse leger is daarop begonnen – net als in 2008 – met een grootschalig grondoffensief in Noord-Irak. Dit leidt ongetwijfeld tot nog meer bloedvergieten.

Politieke hervormingen

Enkele jaren geleden zag de situatie er nochtans nog veelbelovend uit. Toen werden heel wat pogingen ondernomen om dit meer dan een kwart eeuw oude gewapende conflict te beëindigen. De verkiezingsoverwinning van de AKP (de Rechtvaardigheids- en Ontwikkelingspartij) in 2002 was deels te danken aan de ruime steun van de Koerdische bevolking. De AKP profileerde zich als een democratische islamitische partij die beloofde werk te maken van de democratische hervormingen die nodig waren voor Turkije’s toetreding tot de Europese Unie. De AKP werd bovendien gezien als de tegenpool van het Turkse leger, dat zich traditioneel zeer nationalistisch opstelt en nooit echt een neiging heeft vertoond om tegemoet te komen aan de Koerdische verzuchtingen. Hoewel Europese druk er al voor gezorgd had dat de vorige regering een eerste pakket aan democratische hervormingen goedkeurde (met onder meer de afschaffing van de doodstraf in vredestijd), was het de nieuwe AKP-regering die het potentieel bezat om de Koerdische kwestie op een niet-militaire wijze aan te pakken. Tijdens de eerste legislatuur van de AKP-regering, midden 2004, werden enkele belangrijke Koerdische politici vrijgelaten, onder wie de mensenrechtenactiviste en politica Leyla Zana. Zij zaten allen sinds 1994 achter de tralies wegens landverraad en steun aan terroristische organisaties. De AKP-regering hief ook een aantal beperkingen op het gebruik van de Koerdische taal op. Verder beknotte ze de grote macht van het leger in het Turkse politieke leven en het juridisch apparaat. Deze macht was een gevolg van de militaire coups van 1980. Gedurende de 3 op de staatsgreep volgende jaren waarin het Turkse leger het land leidde via de Nationale Veiligheidsraad, stelden de militairen een nieuwe grondwet op. Deze sterk nationalistische grondwet is vandaag nog altijd van kracht. Na de voor de AKP opnieuw succesvolle algemene verkiezingen van 2007 sprak premier Erdoğan zijn steun uit aan een nieuw ontwerp van grondwet dat een einde moest maken aan een aantal discriminaties op grond van etnische afkomst. Hoewel er geen nieuwe grondwet goedgekeurd raakte, leek de tijd rijp om definitief een streep te trekken onder het politieke taboe dat rond de Koerdische kwestie hing. In januari 2009 ging het eerste Koerdische televisiekanaal in de ether en in de lokale verkiezingen van maart 2009 won de Koerdische Partij voor een Democratische Samenleving (DTP) veel stemmen. Niet lang daarna werd een staakt-het-vuren afgekondigd door de PKK en in september 2009 lanceerde de AKP-regering de ‘Koerdische opening’ – een toenaderingsbeleid dat na kritiek uit de nationalistische oppositie en media, herdoopt zou worden tot ‘democratische opening’.

Nieuwe repressie

In december 2009 kreeg de ‘democratische opening’ echter al onmiddellijk een ferme deuk toen de sociaaldemocratische DTP verboden werd door het Turks Grondwettelijk Hof en haar leiders aangeklaagd werden voor terrorisme. Het Hof oordeelde dat de partij activiteiten ontplooide tegen de ondeelbaarheid van de Turkse staat. De AKP steunde de opheffing van de Koerdische partij door banden met de PKK te suggereren en de vergelijking te maken met de Spaans-Baskische partij Herri Batasuna, die in 2003 door het Spaans Grondwettelijk Hof verboden werd omwille van  banden met de Baskische afscheidingsbeweging ETA. De politieke conflicten en contradicties zouden zich hierna alleen maar verder opstapelen.
Op het terrein was er ook niet veel te merken van een echte verbetering van de situatie. Na de verkiezingsoverwinning van de AKP in 2007 leek de mensenrechtensituatie er aanvankelijk op vooruit te gaan, maar al gauw begonnen mensenrechtenorganisaties zich zorgen te maken over een nieuwe stijging van het aantal folteringen, het gebruik van disproportioneel geweld en de uitvoering van arbitraire executies door veiligheidstroepen. Het aantal mensen dat vervolgd zou worden voor het uiten van een mening verdubbelde in 2007 ten opzichte van 2006. In veel gevallen gebeurde dit op basis van Artikel 301 van de Turkse strafwet, dat “het beledigen van het Turk zijn” als een criminele daad bestempelde. Hoewel het bewuste Artikel 301 onder EU-druk werd gewijzigd, maakt het, het nog altijd mogelijk om dissidenten te vervolgen.
Toen de democratische opening in de zomer van 2009 werd gelanceerd voerde het parlement wel plots nooit eerder geziene discussies over de Koerdische kwestie. Op 29 juli verzamelde minister van Binnenlandse Zaken, Besir Atalay, de pers om een “verbreding en versterking van de democratische rechten van onze burgers” aan te kondigen. “Elk van onze burgers, waar ze ook leven, kunnen zich gelijke en vrije individuen binnen de staat voelen”, aldus Atalay. Premier Erdoğan verklaarde zich bij aanvang van de Koerdische opening een voorstander van meer democratische rechten in ruil voor het neerleggen van de wapens. Maar zoals gezegd draaide de  veelbelovende start helemaal anders uit. Toen een groep van 34 Koerden -8 PKK-strijders en 26 bewoners van het door de PKK gedomineerde Koerdische vluchtelingenkamp Makhmour in Irak-  de grens overstaken om de strijdbijl te begraven en naar huis terug te keren, werd hun enthousiaste ontvangst door duizenden Koerden in de traditioneel nationalistische Turkse media voorgesteld als een overwinning voor de PKK. Het juridische apparaat kwam in actie en beschuldigde de betrokken Koerden van propaganda voor een terroristische organisatie. Twee jaar later werden 17 van hen veroordeeld tot 20 maanden gevangenisstraf. Dit voorval luidde de definitieve begrafenis in van Erdoğan’s democratische opening.

Nieuwe Koerdische partij

Kort nadat het Grondwettelijk Hof een verbod had uitgesproken tegen de Koerdische politieke partij DTP -die 21 zetels in het parlement telde- werden in december 2009 een tiental Koerdische burgemeesters, en heel wat Koerdische activisten gearresteerd. De AKP verloor hierdoor heel wat krediet bij vele Koerden. Meteen na de ontbinding van DTP werd de Koerdische politieke beweging vertegenwoordigd door een nieuwe, reeds in 2008 opgerichte Partij voor Vrede en Democratie (BDP). Tijdens de algemene verkiezingen van juni 2011 haalde de BDP een succesvolle overwinning door via het systeem van onafhankelijke kandidaten 36 zetels binnen te halen (5,8% van de beschikbare zetels). De nationale kiesdrempel voor partijen van 10%, maakt het al jaren onmogelijk voor de Koerden om met een eigen partij op te komen. Onafhankelijke kandidaten moeten niet aan een kiesdrempel voldoen om in het parlement te geraken. De aanloop naar de verkiezingen van 2011 verliep woelig omdat 7 van de door de BDP gesteunde onafhankelijke kandidaten -onder wie de populaire Leyla Zana en Hatip Dicle- een verbod kregen van de Turkse Kiescommissie om op te komen. De opgegeven reden hiervoor was de gevangenisstraf die beiden in het verleden uitzaten wegens ‘politieke misdaden’. De beslissing van de Kiescommissie zorgde voor heel wat protest en voor gewelddadige confrontaties in de Koerdische steden. De BDP dreigde met een boycot van de verkiezingen -wat niet goed zou overkomen bij de EU- en de Kiescommissie zag zich uiteindelijk verplicht om het verbod tegen de meeste geviseerde kandidaten op te heffen. Dit bracht echter geen einde aan de politieke confrontaties. De Kiescommissie verklaarde bijvoorbeeld de parlementaire zetel van de met 77.669 stemmen verkozen Hatip Dicle ongeldig, omdat hij in 2009 veroordeeld was voor ‘het verspreiden van PKK-propaganda’. Uit protest weigerden de BDP-parlementsleden om de eed af te leggen en startten ze een boycot van het parlement.

KCK-proces

De Unie van Gemeenschappen in Koerdistan (KCK) is een initiatief van Abdullah Öcalan en een poging om de Koerdische gemeenschap te organiseren in een democratisch koonfederalistisch systeem. In zijn ‘Verklaring voor een democratisch confederalisme in Koerdistan’ (maart 2005) riep Öcalan de Koerden in de verschillende landen op om democratische structuren op te zetten van dorp tot stad tot regio, die op hun beurt in een hoger niveau verenigd moesten worden in een confederaal systeem. Turkije beschouwt de KCK evenwel als een afdeling van de PKK en dus als een verboden terroristische organisatie. Sinds april 2009 zijn al zo’n 1800 Koerden gearresteerd omdat ze ervan verdacht worden lid te zijn van KCK. De meesten van hen zijn vakbondsleden, mensenrechtenactivisten en Koerden die actief waren binnen de DTP of de BDP. Hatip Dicle was 1 van de 6 verkozen Koerdische politici die gearresteerd werden in het kader van het KCK-onderzoek. In oktober 2010 begon het belangrijkste KCK-proces tegen 151 prominente Koerdische politici, onder wie tal van burgemeesters. Een groot deel van de beschuldigden zat toen al 18 maanden in voorarrest. In de meer dan 7.500 pagina’s tellende akte van beschuldiging worden de arrestanten feiten ten laste gelegd die tot 15 jaar gevangenisstraf kunnen opleveren. Dat is de strafmaat voor ‘het vernietigen van de eenheid en integriteit van de Turkse staat’ en voor ‘het lidmaatschap van een verboden organisatie’. Het proces is nog altijd aan de gang, maar de uitkomst kan zeer zware politieke gevolgen hebben omdat het de Koerdische politieke kaste viseert in plaats van de gewapende strijders. De beschuldigden tonen zich stuk voor stuk voorstanders van een vreedzame politieke oplossing van het conflict en dringen aan op een dialoog tussen Koerdische en Turkse vertegenwoordigers. Zelfs ongeacht de uitkomst van het proces kan de huidige repressie tegen de Koerdische politieke klasse, het gewapend Koerdisch verzet alleen maar in de kaart spelen. Zij kunnen nu immers argumenteren dat ze de enige overgebleven methode hanteren om gehoor te geven aan hun verzuchtingen. Veel van de beschuldigden genieten een gerespecteerde status binnen de Turks-Koerdische gemeenschap. Naast de parlementsleden en de burgemeesters staat bijvoorbeeld ook Muharrem Erbey, de vice-voorzitter van de gerenommeerde Turkse mensenrechten-organisatie IHD, terecht. De Koerden zien het KCK-proces dan ook als een proces tegen het hele Koerdische volk. De rechtszaak doet evenmin goed aan het nieuwe democratische imago dat Turkije zich wil aanmeten voor de EU. Jeremy Corbyn, het Britse parlementslid dat de rechtszaak als waarnemer volgt, zei: “Het is onmogelijk om dit proces te scheiden van de voortdurende detentie van Koerdische parlementsleden en de algemene behandeling van de Koerdische bevolking in Turkije.”

Grondwetsherziening

De Koerdische politieke leiding van de BDP besliste afgelopen oktober uiteindelijk toch om de eed af te leggen en te zetelen in het Turkse parlement (Meclis) . Het staatsapparaat leek niet onder de indruk want amper drie dagen na het stopzetten van de parlementaire boycot, arresteerde de Turkse politie nog 130 verdachten in de KCK-zaak, onder wie veel BDP-leden. De Koerdische partij koos er voor om de boycot te beëindigen om deel te kunnen nemen aan de politieke discussie over de grondwetsherzieningen gepland voor midden 2012. Reeds op 12 september 2010 stelde de AKP-regering een pakket grondwettelijke amendementen voor aan de bevolking via een referendum. De BDP riep toen op om het referendum te boycotten, omdat het pakket te weinig tegemoetkwam aan de Koerdische eisen zoals bijvoorbeeld een expliciete erkenning van het bestaan van een Koerdische identiteit en meer Koerdische taalrechten. Premier Erdoğan stelde echter dat er over deze en andere eisen gepraat kon worden in het parlement. En Erdoğan lijkt zijn belofte om te luisteren naar de BDP na te komen. Twee weken na de start van dit parlementaire jaar begonnen in de schoot van het parlement de werkzaamheden van een Grondwettelijke Commissie. In deze Commissie heeft elk van de vier in het parlement vertegenwoordigde politieke blokken drie zetels gekregen, als blok van onafhankelijken kan de BDP dus ook participeren. Of de BDP veel uit de brand zal kunnen slepen is een andere zaak. Voor een uitgebreide grondwetsherziening -zonder referendum- is een tweederde van de stemmen in het parlement vereist. Bij de inauguratie van de Grondwettelijke Commissie beloofde Erdoğan dat hij de rechten van de minderheden wilde beschermen. Maar zelfs indien de AKP -die bijna 50% van de stemmen binnenrijfde in de algemene verkiezingen van juni 2011- deze belofte zou willen nakomen, dan zijn haar zetels plus de zetels van de PDB niet voldoende voor de vereiste tweederde-meerderheid. En de overige twee partijen in het parlement varen een zeer Turks-nationalistische koers. De contradicties blijven voorlopig dus bestaan. Praten over democratie is niet erg overtuigend terwijl er nog altijd mensen worden vervolgd omwille van hun politieke activiteiten.
 

Streamers: In december 2009 kreeg de ‘democratische opening’ een ferme deuk toen de Koerdische DTP verboden werd.
De huidige repressie tegen de Koerdische politieke klasse speelt het gewapend Koerdisch verzet alleen maar in de kaart.

F
E
E
D

B
A
C
K