Op 11 februari zat Yasmin Ali in haar huis in Leuven, omringd door familie en vrienden. Op de tafel stonden koffie, thee en Syrisch gebak. Haar ogen waren rood van de tranen. Haar nachtmerrie was uitgekomen: twee dagen daarvoor was haar moeder gestorven na een Turkse luchtaanval in Afrin. Het Turkse offensief ging toen zijn derde week in.
Op 20 januari begon het Turkse leger met Syrische islamistische milities een offensief in de Syrisch-Koerdische enclave Afrin. Doel: de militie YPG (Volksbeschermings-eenheden) en PYD (Democratische Unie Partij) verdrijven. Volgens Turkije zijn zij verbonden met de PKK, een organisatie die op de Europese terreurlijst staat. Volgens de EU is er geen operationele link met de PKK en begingen de YPG geen terreurdaden in Turkije. De YPG zijn onze belangrijkste bondgenoot in de strijd tegen IS. Een NAVO-lidstaat (Turkije) gebruikt vijanden van de NAVO (islamisten) om bondgenoten van de NAVO (de YPG) te verdrijven.‘Toen het Turkse leger ons dorp Dumila bombardeerde, op tien kilometer van de grens, vluchtte mijn familie naar een ander dorp’, zegt Yasmin.
‘Moeder was ziek en kon zich moeilijk verplaatsen. Een dokter die aan huis kwam, zei dat hij niets kon doen omdat hij geen medicijnen had. Naar het ziekenhuis gaan was gevaarlijk door de bombardementen. Twee dagen later is ze gestorven.’
‘Tijdens de begrafenis vuurde de Turkse luchtmacht raketten af op het dorp en moest iedereen de grotten invluchten. Sommige mensen begroeven hun doden in de grond van akkers.’
Deze Leuvense moeder van twee voelt pijn en woede bij de woorden van de Turkse president Erdogan: ‘We hebben geen enkele burger zelfs maar uit zijn neus laten bloeden.’
De slachtoffers van de moderne straaljagers, helikopters en raketten waarmee het tweede grootste NAVO-leger dorpen in Afrin bestookt, leven in onze steden en onze straten.
Tijdens Turkse luchtaanvallen en acties van Syrische islamistische milities in de Syrisch-Koerdische enclave Afrin werden de afgelopen twee maanden 289 burgers gedood.
Burgerslachtoffers en oorlogsmisdaden
Alan Omar* woont in Dendermonde. Zijn familie was nog in Rajo, een ander dorp aan de Turkse grens. ‘Mijn neef, zijn vrouw en hun twee zonen stierven in een raketbeschieting uit een Turkse helikopter. Ze reden op hun motor in een buitenwijk van Afrin’, zegt hij.
De eerste bombardementen begonnen in het noordwesten van Afrin, aan de grens met Turkije. ‘De eerste dag telden we tweeënzeventig vliegtuigen boven Afrin’, zegt Jwan Hanan (26), hulpverlener bij de Rode Halve Maan, aan MO*.
‘Aan het einde van die dag waren bijna alle dorpen aan de grens gebombardeerd, om de weg vrij te maken om Afrin binnen te vallen. Alle inwoners vluchtten.’
‘Toen ik de boerderij binnenkwam, zag ik een klein meisje zonder hoofd. Het was alsof ik verlamd werd.’
Mohamad Hesso was een van hen. Op 24 januari, dag vier van het offensief, was hij met zijn gezin aan het ontbijten in hun huis in het dorpje Qupê, vlakbij Dumila. ‘Turkse gevechtsvliegtuigen schoten vijf raketten af op ons dorp’, zegt hij aan de telefoon vanuit Erbil in Iraaks Koerdistan.‘Toen we het sissende geluid van raketten hoorden, veerden we onmiddellijk op, grepen onze paspoorten en sprongen in de auto naar de stad Afrin. Ik kreeg granaatscherven in mijn lichaam, maar gelukkig niets erg. Sindsdien zijn we niet meer naar ons huis teruggekeerd. Misschien staat het ontbijt er nog zoals we het hebben achtergelaten.’
‘In Afrin hadden we geen water. De islamistische milities en het Turkse leger hadden de watercentrale afgesloten. Dat had IS vroeger ook al gedaan.’
De Rode Halve Maan verdeelde donaties en matrassen voor mensen die op straat moesten slapen, en bracht vluchtelingen onder in scholen, moskeeën en bouwwerven.
Op de tweede dag van het offensief bombardeerde Turkije een kippenboerderij in het dorp Jalbul, waar Syrisch-Arabische vluchtelingen uit Idlib onderdak hadden gevonden.
Toen Jwan Hanan de boerderij binnenkwam, zag hij een klein meisje zonder hoofd. ‘Ik had een opleiding genoten voor zulke reddingsacties, maar toen ik dat zag was het alsof ik verlamd werd’, zegt hij.
Human Rights Watchonderzocht de luchtaanval. Sara Kayyali, onderzoeker bij Human Rights Watch: ‘De boerderij werd getroffen door zes precisieraketten. Op satellietbeelden is te zien dat aardeheuvels werden opgetrokken in de buurt van de boerderij. Dat zouden militaire verdedigingslinies van de YPG kunnen geweest zijn.’
‘Maar zelfs als er een militair doelwit in de buurt was, was de kans op burgerslachtoffers te groot om een aanval te verantwoorden.’
Het dorp moet van een zeker strategisch belang zijn geweest voor de Turken, want een week later, op 27 januari, vuurde de Turkse luchtmacht raketten af op een tentenkamp voor Syrische Arabieren die uit het naburige Azaz gevlucht waren.
Wat hulpverlener Jwan Hanan die dag te zien kreeg, achtervolgt hem tot vandaag: ‘We konden de slachtoffers niet identificeren. We vulden zakken vol lichaamsdelen: handen, voeten, benen, verspreid over het hele terrein.’
‘We vulden zakken vol lichaamsdelen: handen, voeten, benen, verspreid over het hele terrein.’
Een overlevende zei het volgende aan Human Rights Watch: ‘We hoorden het vliegtuig in de tent. Toen viel de eerste raket. Elf van ons stierven onmiddellijk na de inslag. De jongste was vier maanden oud. Ik hield zijn hersenen in mijn hand. Overal waar ik keek, zag ik mijn kinderen liggen, dood of gewond. Mijn hele leven lag in stukken om me heen.’
De raketten waren recht op de tenten gevallen. ‘De satellietbeelden bewijzen dat er deze keer geen militaire doelwitten in de buurt waren’, zegt Kayyali.
‘In deze aanvallen werden zesentwintig burgers, waaronder zeventien kinderen, gedood. Turkije schond het internationale humanitaire recht omdat ze onvoldoende voorzorgsmaatregelen hebben getroffen om burgerslachtoffers te vermijden. Tot vandaag heeft Turkije geen uitleg gegeven om deze aanvallen te verantwoorden.’
De Syrisch-Koerdische chirurg Jwan Hame (47) leefde al drie jaar met zijn vrouw en kinderen als erkend vluchteling in Zweden. Op 16 februari reisde hij van Zweden naar Afrin.
‘Mijn vrouw was ertegen, maar ik kon de gruwelijke beelden uit Afrin niet meer verdragen’, zegt hij. ‘Elke dag waarop ik van de veiligheid in Zweden genoot, stierf een kind dat ik misschien had kunnen redden.’
Hij diende zich in Kamishlo aan bij de YPG en nam alle verantwoordelijkheid voor zijn leven op zichzelf. Tijdens zijn operaties haalde hij grote granaatscherven uit lichamen. Hij amputeerde armen, benen en voeten omdat ze volledig weggeblazen waren.
‘Na een maand was ik bekend geworden in Afrin. Ik was de “dokter uit Zweden”. Mensen op straat wilden selfies met me maken. Een 80-jarige vrouw kwam me in het ziekenhuis olijfolie cadeau geven. Een man zei dat ik iedereen in Afrin moest vertellen dat ik van Zweden was gekomen zodat ze niet het gevoel zouden hebben alleen te zijn op de wereld.’
De ziekenwagens van de Rode Halve Maan, gestationeerd in de grotere dorpen op het platteland, vertrokken onmiddellijk wanneer ze meldingen ontvingen van slachtoffers van bombardementen.
Jwan Hanan en zijn team kochten van hun eigen loon een 3D-internetverbinding om onderling sneller te kunnen reageren, en gewonden zo snel mogelijk naar het ziekenhuis te brengen, waar de dokters begonnen aan de operaties.
‘Op een dag kregen we een koppel binnen’, vertelt dokter Hame. ‘Ze hadden allebei hun benen verloren. Een raket raakte hun auto terwijl ze aan het vluchten waren. Of een hele familie uit het dorp Bassouta. Een raket viel in hun tuin. Twaalf gewonden, één dode. Een kind.’
De dokter speelde in het ziekenhuis op zijn buzuq om de moraal op te krikken.
Rokan Abdo, een Syrisch-Koerdische vrouw uit Leuven, zag ze ook: de meldingen van plunderingen en executies door strijders van de islamistische milities. Jinderes, het dorp waar haar ouders wonen, was inmiddels ingenomen door de islamistische milities.
Rokan zat in de zetel in haar huis in Leuven te scrollen op haar smartphone, toen dit nieuws voorbij kwam: een Turkse luchtaanval op Jinderes had zesentwintig burgerslachtoffers geëist. De volgende dagen verloor ze het contact met haar ouders.
Drie dagen lang stond ze doodsangsten uit. Achteraf bleek dat de islamistische milities hen in hun huis hadden opgesloten en hun mobiele telefoon hadden afgenomen. Ze waren ongedeerd en vluchtten van het ene dorp naar het andere.
‘Het liefst willen we naar Aleppo vluchten, maar de regeringstroepen van Assad laten geen inwoners van Afrin door tenzij we 2000 euro betalen’, zei Rokans vader aan de telefoon.
‘Om door regeringsgebied in Aleppo te geraken, moeten mensen grote bedragen betalen aan het Syrische leger. PYD nam dan weer bezittingen in beslag van inwoners die vluchtten.’
Sara Kayyali van Human Rights Watch bevestigt: ‘Om door regeringsgebied in Aleppo of Kamishlo te geraken, moeten mensen grote geldbedragen ophoesten aan controleposten van het Syrische regeringsleger.’
‘Strijdende partijen mogen de bewegingsvrijheid van burgers in oorlogstijd niet aan willekeurige beperkingen onderwerpen. De overlevingskansen van burgers mogen niet afhangen van hoeveel geld ze hebben. En de financiële situatie van de meeste inwoners van Afrin was al rampzalig sinds het begin van de oorlog in 2012.’
Tegelijkertijd waren de ouders van Rokan niet zeker of ze Afrin wel wilden verlaten. ‘Het bestuur van de PYD neemt alle bezittingen in beslag van inwoners die vluchten’, zei haar vader. De mensenrechtencommissaris van de Verenigde Naties ontving soortgelijke berichten.
‘De YPG waren ook al van huis tot huis gegaan om gezonde jongemannen, ook minderjarigen, op te halen om mee te vechten’, zegt Rokan. ‘Mijn neef van zestien moest mee gaan vechten en werd gedood. Hij had nog nooit een Kalasjnikov vastgehad.’
De dertienjarige Sevin Hossein vluchtte met haar gezin van Jinderes naar Gorda, het dorp van haar grootouders. Daar gebruikten ze de eeuwenoude grotten in het heuvelachtige met olijfbomen bezaaide landschap als schuilkelder. Meer dan een maand zaten ze in de grotten, zonder water en elektriciteit, en amper voedsel.
In de zomer van 2014 bracht ik een week in Gorda door. Sevin was toen negen en oefende toen al Engels in de schoolboeken die ze van haar oudere zus Buhar had gekregen. Sindsdien zijn Sevins neven en nichten gevlucht naar Turkije en in 2015 verder naar Europa. Zij gaan een toekomst tegemoet en genieten kwaliteitsvol onderwijs in Europa.
Sevin en haar ouders zijn altijd in Afrin gebleven. Daar worden ze nu voor gestraft. Het is niet duidelijk hoe het verder moet met de toekomst van Sevin. Vorige week stuurde ze een WhatsApp-bericht naar haar zus: ‘Buhar, wanneer kan ik weer naar school?’
Lees verder onder de video
Ahmad Hossein, haar oom in Leuven, belt regelmatig met zijn broer Mohammed, de vader van Sevin.
‘Sinds de islamistische milities er zijn antwoordt hij niet meer’, zegt Ahmad. ‘Of zegt hij overdreven goede dingen over Turkije. Nadat hij een maand met zijn kinderen moest schuilen voor Turkse bommen, is dat toch vreemd? We denken dat hij vreest dat zijn telefoon afgeluisterd wordt.’
Exodus na bombardementen op Afrin
‘Dit is een zwarte dag! Lijken op straat in mijn stad Afrin!’, schreef Ahmads dochter Nevin op haar Facebookpagina. Op 17 maart brak de hel los. Turkse bommen en raketten herschiepen de stad die sinds het begin van de oorlog onaangetast was gebleven tot het grijze puinlandschap dat we kennen van de beelden van andere steden in Syrië.
De voorbode was het bombardement op het ziekenhuis, de avond daarvoor. Als dokters en hulpverleners, die gewonden verzorgen en doden ophalen, ook in gevaar zijn weet je dat het einde nabij is.
Dokter Hame vluchtte voor zijn eigen veiligheid. Hij dacht aan zijn kinderen in Zweden. De bombardementen op de stad dwongen ook Jwan Hanan en zijn team, die de afgelopen twee maanden vele levens hadden gered, hun eigen hachje te redden.
Zonder dokters en hulpverleners verdween het laatste laagje beschaving uit Afrin: dode lichamen bleven op straat liggen.
‘We konden hen niet meer ophalen omdat de bommen ononderbroken bleven vallen’, zegt Jwan Hanan. ‘Er waren geen dokters meer in het ziekenhuis. In de verlaten straten van een buitenwijk zag ik nog twee gewonden liggen.’
‘Eén gedachte bleef maar door mijn hoofd spoken terwijl ik gewonden hielp: waar zijn mijn eigen ouders nu, mijn vrouw, mijn kinderen? Mijn vrouw vertelde me later dat ze op de tweede verdieping van een gebouw waren toen een raket op de derde verdieping insloeg. Mijn kinderen zijn in shock.’
Er kwam een ware exodus uit Afrin op gang. De mensen die op dat moment nog in de stad waren – de mensen die uit de omringende dorpen naar de stad gevlucht waren en de armere mensen die geen eigen auto hadden – sprongen in de laadruimte van pick-up trucks.
Ongeveer 200.000 mensen begonnen tegelijk richting Nubl te vluchten, een stadje onder controle van het Syrische leger, en naar Tal-Rifat, onder controle van de YPG.
‘Eén gedachte bleef door mijn hoofd spoken terwijl ik gewonden hielp: waar zijn mijn eigen ouders nu, mijn vrouw, mijn kinderen?’
‘Op deze kilometerslange file vol claxonnerende auto’s viel een Turkse raket. Ik telde achttien doden in hun auto’s’, zegt Hanan. Een Syrische Koerd uit Leuven kreeg het nieuws dat zijn oom en diens kinderen bij de slachtoffers waren. De volgende dag bleek dat ze niet dood waren, maar zwaargewond.
‘Niemand heeft over deze aanval bericht, omdat alle dokters, hulpverleners en journalisten al gevlucht waren’, zegt Jwan Hanan. ‘Ik was een van de laatsten. Tot vijf uur voor de islamistische milities binnenvielen, was ik in Afrin. Uiteindelijk ben ik om twee uur ’s nachts vertrokken.’
Inwoners vluchtten te voet over de berg van 570 meter hoogte tussen Afrin en Nubl. De psychologische impact van deze ervaring is enorm. “Geen vrienden behalve de bergen”, is een spreekwoord dat elke Koerd kent.
Rokan Abdo kent dit soort beelden enkel van verdrijvingen en genocides die haar volksgenoten in Irak overkwamen. Maar nu huilt ze zich elke avond in Leuven in slaap met naast haar een smartphone met dramatische beelden van de ontworteling die haar stadsgenoten te beurt viel.
Mohamad Hesso en zijn gezin waren erbij, op de berg. ‘We deden twintig kilometer te voet en gingen dan met de auto verder. Dat kostte ons 300 euro voor een dertig kilometer lange rit. Mijn neef en zijn dochters namen een andere weg. Onderweg van Kafr Janneh richting Nubl werden ze meegenomen door jihadisten.’
Hevi Mustafa, premier van het “autonome kanton Afrin”, kondigde bij het begin van de bombardementen op Afrin aan dat de burgers naar de dorpen rond Tal-Rifat zouden geëvacueerd worden, ‘om een humanitaire ramp af te wenden’.
De meeste YPG-strijders en de politieke leiding van het “autononome kanton Afrin” waren al gevlucht naar Tal-Rifat.
Op 18 maart vierde Turkije de verovering van Afrin, toevallig ook de verjaardag van de Slag om Gallipoli tijdens de Eerste Wereldoorlog. De Turkse president Erdogan vergeleek de “westerse steun voor de golven van terreur” – de Koerdische PKK en YPG – met de aanval van de Britse en Franse legers in 1915. En zijn “overwinning” in het kleine Afrin met de overwinning van het Ottomaanse Rijk op die legers. Het is niet de eerste keer dat Erdogan zich uit als neo-Ottomaan.
Situatie voor intern ontheemden onhoudbaar
Ongeveer 75.000 vluchtelingen wachten op een oplossing in Tal-Rifat, vele van hen in de openlucht of in zelfgemaakte tenten. Honderden mensen staan dagelijks in de rij voor noodhulp van de Rode Halve Maan.
De familie van Yasmin Ali uit Leuven reisde verder naar een buitenwijk van Aleppo. ‘Ze verblijven nu in onafgewerkte gebouwen op een bouwwerf, zonder ramen, deuren of badkamer’, zegt Yasmin.
‘Gisteren vertelde mijn vader aan de telefoon dat hij zich al twee maanden niet meer heeft kunnen wassen. Hij is 88 jaar oud. En de drie kinderen van mijn broer zijn nog altijd in shock, ze eten slecht.’
Het Syrische leger verhindert vele gestrande vluchtelingen om de stad Aleppo binnen te gaan, waar ze zouden kunnen verblijven bij familie.
De familie van Alan Omar uit Dendermonde is op dit moment in Nubl, gebied onder controle van de Syrische regering. Zijn zussen, neven, nichten, ooms en tantes verblijven er in leegstaande gebouwen.
‘Ze kunnen er niet blijven. Vooral mijn neven zijn bang. De Syrische regering eiste immers van de PYD dat jongemannen tot 40 jaar zich zouden aanmelden voor legerdienst in het Syrische leger. Sommige Koerden werden al tegengehouden aan controleposten van het Syrische leger.’
Dat was een eis van Rusland en de Syrische regering aan de PYD. In ruil zou Rusland het gebied beschermen tegen een Turkse aanval. In Afrin wees de PYD dat voorstel af, met de gekende gevolgen van vernieling, honderden burgerslachtoffers en tienduizenden ontwortelde inwoners.
In Nubl heeft de Syrische regering de controle, maar zelfs in Tal-Rifat moet PYD nu de controle delen met Assad. Op elk moment kunnen jongemannen gedwongen gerekruteerd worden.
Turkije bombardeerde Koerdische jongemannen in de handen van het leger van Assad: ze moeten zich melden voor diensplicht.
Vorige week zei de Turkse president Erdogan dat hij met Rusland aan het bekijken was of Turkije Tal-Rifat kon innemen. Hij zei ook dat hij Tal-Rifat wil “bevrijden” zodat Syrisch-Arabische vluchtelingen van Turkije naar Tal-Rifat zouden kunnen terugkeren, ook al doodde zijn luchtmacht in Afrin vele Syrische-Arabische vluchtelingen die daar veiligheid hadden gevonden. Inmiddels hebben Syrische regeringstroepen samen met de YPG hun controle in Tal-Rifat gevestigd.
Niet de Turkse, maar de Syrische vlag wappert er boven de gebouwen.
Dokter Hame en Jwan Hanan konden als hulpverleners snel in YPG-gebied geraken, via Manbij tot in Kamishlo langs de militaire weg afgesproken tussen de Syrische regering en de YPG.
De meeste “gewone” vluchtelingen hebben geen zulke geprivilegieerde contacten en blijven onder de dreigende controle van Assad. Dat leidt tot tragische verhalen van opdeling van gezinnen.
‘Omdat ik in Nubl gedwongen gerekruteerd zou worden door het Syrische regeringsleger, moest ik mijn vrouw en mijn anderhalf jaar oude zoontje achterlaten’, zegt Mohamad Hesso.
‘Ik vluchtte negentig kilometer door regeringsgebied en nog eens tachtig kilometer door YPG-gebied, tot in Kobani. Daar kon ik ook niet blijven, want ik heb ook dienstplicht bij de YPG. Dus reisde ik verder naar Kamishlo en over de Iraakse grens. Dat kostte me 1400 euro.’
Hij vluchtte voor Turkse bommen, islamistische milities, Bashar Assad én de YPG. Overal wacht de oorlog om hem in te lijven.
‘Al ons spaargeld is de afgelopen maanden opgegaan aan verplaatsingen, gewoon om veilig te zijn. Om te reizen langs ontelbare militaire controleposten betaalde ik de afgelopen maanden meer dan 2000 euro.’
‘Ik had niet genoeg geld om mijn gezin mee naar Erbil te nemen. Ze zijn naar mijn oom in Aleppo gegaan. Ook daarvoor moest ik smokkelaars betalen. Er zijn geen woorden om de pijn van het afscheid te beschrijven. Ik vergeet nooit de zeventiende maart. Wie weet wanneer ik hen terugzie?’
De tranen zijn hoorbaar door de telefoon. Hij vluchtte voor Turkse bommen, islamistische milities, Bashar Assad én de YPG. Overal wacht de oorlog om hem in te lijven.
Permanente bevolkingstransfer?
Kunnen ze niet terugkeren naar hun dorpen in Afrin? Na de verovering van Afrin publiceerde het Turkse staatspersagentschap Anadolu Agency immers beelden van scholen, zogezegd in Afrin. Er hangt een groot portret van Erdogan aan de muur en kinderen zwaaien uit “dankbaarheid” met Turkse vlaggetjes.
Maar het was in Azaz, een Arabisch stadje dat al jaren onder controle staat van pro-Turkse islamistische milities.
De Turkse media willen ervoor zorgen dat de Turkse bevolking denkt dat de lokale bevolking van Afrin de Turkse overname toejuicht, en dat al het andere nieuws dat de harde realiteit op het terrein toont, onbetrouwbaar is.
De ruimte om in Turkije een ander geluid te laten horen, is klein. Tijdens het offensief werden meer dan 800 mensen gearresteerd omdat ze geprotesteerd hadden tegen het offensief.
Aan het begin van het offensief had de Turkse regering alle hoofdredacteurs van de grote kranten en televisiezenders uitgenodigd om hen “richtlijnen” mee te geven voor een “patriottische” berichtgeving over de oorlog. Dat leidde tot een stroom nepnieuws.
Als het bericht van de schoolkinderen met Turkse vlaggetjes waar zou zijn, zouden de gedwongen verplaatste inwoners van Afrin nu massaal kunnen terugkeren naar hun huizen. Maar dat gebeurt niet. Integendeel: alles wijst op een permanente bevolkingstransfer.
Arabische en Turkmeense islamisten zijn aanwezig in de leeggelopen Koerdische dorpen. Er is sprake van executies en willekeurige aanhoudingen. Bovendien plunderen deze milities huizen van burgers.
‘Hele families werden na hun terugkeer alsnog slachtoffer van landmijnen die in hun huizen werden achtergelaten. ’
De ouders van Rokan Abdo konden in hun dorp geraken, maar wonen nu in een leeggeplunderd huis zonder meubels, ramen of deuren. Ze eten niets anders dan brood. Alle winkels in de omgeving zijn ook leeggeplunderd. ‘Een vriend die probeerde terug te keren, vond niks meer’, zegt Mohamad Hesso. ‘En gisteren kreeg ik het nieuws dat mensen van mijn dorp werden gedood nadat ze waren teruggekeerd en hun huis was ontploft. Hele families werden slachtoffer van landmijnen die in hun huizen werden achtergelaten.’
Het is onduidelijk wie de mijnen plaatste: de YPG, om de strijders van de islamistische milities te treffen die in de huizen zouden intrekken? Of de islamistische milities en de Turkse inlichtingendienst, om terugkerende Koerden af te schrikken?
In de zomer van 2015 zag ik in het Iraakse Kirkoek hoe de Peshmerga in de huizen van dorpen die zij op IS hadden heroverd, landmijnen onschadelijk moesten maken. Het is een tactiek die IS overal toepast.
‘Mijn oom zag foto’s van zijn eigen huis op Facebook verschijnen’, zegt Alan Omar uit Dendermonde.
‘Het is gelegen op een heuvel, jihadisten gebruiken het als militaire basis. Enkel met de kleren die ze toen aan hadden en een beetje geld waren ze Rajo ontvlucht. Nu zijn ze alles kwijt. Hun huis, de huisraad, meubels, hun auto, alles geplunderd en gestolen.’
‘Mijn twee neven zijn hun bakkerijen in Rajo kwijt. Goed draaiende, moderne bedrijven. Gebombardeerd en geplunderd. Is dat de islam? Veroordelen de islamitische landen deze oorlogsmisdaden in naam van het geloof? Ons heel leven in Afrin is verdwenen. Moeten wij dat zomaar aanvaarden?’Ook Human Rights Watch ontving de meldingen dat de islamistische milities hun families in de huizen van de gevluchte inwoners van Afrin installeren, maar kon deze meldingen nog niet verifiëren.
Sara Kayyali wijst erop dat het een oorlogsmisdaad zou zijn: ‘Eigendommen van burgers mogen niet in beslag genomen worden en het recht op terugkeer van vluchtelingen is een mensenrecht. Burgers moeten kúnnen vluchten, maar als ze willen terugkeren moeten ze kunnen terugkeren. Demografische verandering is een oorlogsmisdaad.’
‘Turkije kan verantwoordelijk worden gesteld voor de executies en de plunderingen door de islamistische milities omdat ze deel zijn van een alliantie. Dit zijn oorlogsmisdaden. We zullen dit documenteren.’
‘Erdogan wil Afrin gebruiken als “de-escalatiezone”: een gebied waar hij toekomstige vluchtelingen uit Idlib naartoe kan drijven, om de exodus uit Turkije weg te houden. Gewone burgers dreigen nooit meer naar hun Afrin te kunnen terugkeren.’
De “autonome regering van kanton Afrin”, gecontroleerd door PYD, sprak van een gedwongen migratie en de verandering van de demografie van de regio. Sommige Koerden denken dat niet alleen Turkije, maar ook PYD de burgers liever ontworteld in Tal-Rifat houdt omdat een terugkeer naar hun dorpen zou kunnen leiden tot een legitimering van het nieuwe pro-Turkse bestuur in Afrin.
Erdogan suggereerde dan weer dat hij Afrin zou “teruggeven” aan de rechtmatige eigenaars. ‘Hij zal Afrin gebruiken als “veilige de-escalatiezone”: een gebied waar hij Syrisch-Arabische vluchtelingen in Turkije naartoe kan deporteren’, zegt een goedgeplaatste Turkije-specialist van een denktank in Brussel die anoniem wenst te blijven uit vrees voor repercussies.
‘Of waar hij de toekomstige vluchtelingen en families van de rebellen in Idlib naartoe kan drijven als die zullen vluchten uit Idlib van zodra Rusland en Assad daar een nieuw offensief starten. Afrin zal goed van pas komen om de exodus uit Turkije weg te houden.’
Sevin Hossein en haar familie kunnen niet terugkeren naar hun huis Jinderes. ‘Ze moeten in het dorp Gorda blijven, ze gaan ervan uit dat hun huis in Jinderes gestolen werd’, zegt Sevins zus Buhar vanuit Aleppo.
Ik was in 2014 nog in het huis in Jinderes, een prachtig, groot huis. De familie had jarenlang gewerkt om het te kunnen bouwen.
In het huis van Rode Halve Maan-hulpverlener Jwan Hanan woont nu een Syrisch-Arabische familie uit Homs. ‘Mijn gevoel? Dat kan ik niet beschrijven. Nu denk ik alleen maar aan de veiligheid van mijn kinderen. Het gevoel van het verlies, dat komt later pas, als we veilig zijn. Pas dan zal ik beseffen wat we allemaal verloren hebben.’
Het Turkse offensief was erop gericht om de strijders van de YPG te treffen, maar ook om de politieke instituten van het PYD-bestuur te vernietigen en te verdrijven. De instituten van het “autonome kanton Afrin” werden gebombardeerd.
Ik bezocht die instituten in de zomer van 2014: regeringsgebouwen, politiekantoren, taalscholen, bibliotheken, culturele centra, sporthallen, muziekscholen,… Het was de populaire verankering van het PKK-project van autonomie in Afrin. Die verankering is nu gebroken.
De video toont wat de autonome regering in Afrin opbouwde en wat nu vernield is.
Toekomst: guerilla en vluchten naar Europa?
YPG-strijders en burgers zijn al bezig om hun toekomst terug te winnen. De strijders zijn een guerrillaoorlog begonnen, een vorm van oorlogsvoering waarin PKK gepokt en gemazeld is. Die strijd begon meteen na 18 maart.
- Op 19 maart en 21 maart schoten de YPG anti-tank geleide raketten af op een auto van de islamistische milities in Bulbul aan de Turkse grens in het noorden.
- Op 21 maart openden Syrische milities van Assad en de YPG het vuur op de islamistische milities in Kimar en Barad, in het zuiden van Afrin.
- Op 22 maart doodden YPG-strijders 3 Turkse soldaten in Afrin stad. De volgende twee dagen doodden ze 9 strijders van de islamistische milities in Kafr Jennah en Qibare in de buurt van Afrin stad.
- Van 28 tot 31 maart doodden de YPG 53 strijders van de islamistische milities in een reeks hinderlagen.
De YPG begonnen een guerillaoorlog in Afrin en doodden sinds 18 maart zeker 60 strijders van de islamistische milities en 3 Turkse soldaten.
Het is duidelijk dat de YPG nog altijd in Afrin aanwezig zijn. De vraag is waarom zij zich niet van in het begin van de Turkse operatie terugtrokken en overschakelden op andere tactieken, in plaats van de burgers in bloot te stellen aan Turkse bombardementen.
Veel van die burgers, ook de dokters en hulpverleners, zijn bezig met informatie in te winnen over hoe ze in Europa kunnen geraken, om de toekomst van hun kinderen veilig te stellen. Juist zoals andere inwoners van Afrin in 2015 al deden toen ze vluchtten voor IS.‘Mijn vrouw en zoontje in veiligheid brengen was mijn enige zorg tot een week geleden’, zegt Mohamad Hesso. ‘Nu zoek ik werk om smokkelaars te kunnen betalen om naar Europa te gaan. Maar ach, ik weet niks meer. Mijn toekomst is één grote zwarte vlek.’
Na ons gesprek stuurt Rode Halve Maan-hulpverlener Jwan Hanan me een bericht: ‘Ik ben met mijn gezin onderweg naar Kamishlo. Ik laat mijn job in Afrin achter. We hebben geen inkomen meer. Hoe kan ik in Europa geraken? Misschien via het Rode Kruis?’
Deze oorlog slaagt erin om zelfs de mensen die de afgelopen zeven jaar ondanks alles toch in Syrië bleven, te ontwortelen en op Europa te richten.
* Dit is een schuilnaam omdat de betrokkene in België een functie draagt die absolute neutraliteit vereist. Naam bekend bij de redactie.
Toen ik hem contacteerde, bleef dokter Hame herhalen dat “er geen God meer was, alleen nog maar de dood”. Na ons gesprek stak hij een lange klaagzang af, met een aantal frappante feiten: ‘Als ik met mijn vrouw in Zweden spreek, krijg ik tranen in de ogen. Ze was verbaasd, want ze heeft me nog nooit zien of horen huilen. De afgelopen twee maanden hebben me veranderd als mens. Of ik spijt heb? Ja, spijt dat ik niet van in het begin in Afrin was, spijt dat ik niet meer dan 24 uur per dag had om gewonden te opereren. Als dokter zoveel machteloosheid ervaren op zo’n korte tijd, is vreselijk. Mijn werk is mensen redden, niet tellen hoeveel mensen ik verloren heb. Gisteren kreeg ik een opsteker: mijn zoon belde me, deze keer niet verdrietig om mijn afwezigheid, maar blij en trots omdat zijn leerkracht had gezegd dat zijn vader “een grote held” is. Ik ben blij dat mijn zoon trots is. Mijn zaak is gekend in Zweden. Als erkend vluchteling mocht ik eigenlijk niet terugkeren naar mijn land. Ik zei dat ik het zou doen zélfs als de Zweedse regering mijn hele gezin zou terugsturen. Ze hebben uiteindelijk mijn leefloon in Zweden opgeschort. Is Europa nu tevreden? Islamisten in Afrin? Honderdduizenden vluchtelingen, ontheemden en verbitterden? Een heel gebied kapot? Tienduizenden nieuwe plannen om als vluchteling naar Europa te komen? Mijn boodschap aan Europeanen: kijk niet naar hoe slecht Erdogan is, maar hoe goed de mensen in Afrin zijn. Een eenvoudig volk dat al eeuwenlang dicht bij de natuur leeft en dat zich de afgelopen jaren op korte tijd emancipeerde. Meisjes in Afrin droegen sportkleren, gingen naar sportclubs, muziekscholen. Vandaag moeten ze opnieuw de hoofddoek dragen.’
Artikel van Mo* verschenen op 2 april 2018
Wilt u de bevolking van Afrin steunen? Dat kan via deze link