Het was president Abdullah Gül van de al sedert 2002 regerende islamistische Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling (AKP), die op 12 mei in een interview met The Times (1) en andere Europese dagbladen, zijn ongenoegen uitte. Hij had zware kritiek op de Franse president Nicolas Sarkozy en de Duitse kanselier Angela Merkel, die tegen Turkse lidmaatschap zijn. Hij beschuldigde de EU ervan de kwestie Noord-Cyprus, dat in 1974 door Turkije werd bezet en in 1975 tot de Turkse Republiek Noord-Cyprus werd uitgeroepen, te gebruiken om de onderhandelingen laten aanslepen.

Dat is niet verwonderlijk. Cyprus is sinds 2004 lid van de EU en heeft vetorecht. Maar er is meer. De EU heeft Turkije in 2006 aangemaand zijn luchtruim en waterwegen open te stellen voor vliegtuigen en schepen uit Grieks Cyprus. Turkije weigert dat te doen zolang de EU Noord-Cyprus niet erkent. Totnogtoe word die Turkse Republiek enkel door Turkije erkend. Het is dus niet alleen de EU die schuld treft in die kwestie.

Koerdische kwestie

Turkije heeft nog andere problemen die een lidmaatschap blokkeren. Zo is er de kwestie van de minderheidsrechten, meer specifiek de rechten van de Koerden in Turkije. In 2009 lanceerde premier Erdogan een "democratische opening" naar de Koerden om de Koerdische kwestie op te lossen. Er kwamen enkele beperkte toegevingen op het vlak van het gebruik van het Koerdisch. Tegelijkertijd ging echter de repressie onverminderd voort: met de wapens tegen de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) en via de justitie tegen Koerdische mandatarissen van de pro-Koerdische Partij voor een Democratische Samenleving (DTP). De doodsteek voor de "democratische opening" was het verbod, op 11 november 2009, van de DTP omdat die partij banden zou hebben met de PKK. De DTP is inmiddels vervangen door een nieuwe pro-Koerdische partij, de Partij voor Vrede en Democratie (BDP).

Kemalistisch establishment

Dat die interne situatie nog onvoldoende veranderd is om te voldoen aan de criteria voor toetreding tot de EU, is niet alleen de schuld van Erdogan. Toen hij in 2003 premier werd, voerde hij snel een aantal halve hervormingen door, waardoor onder meer de macht van het leger in de Turkse politiek wat werd afgezwakt, maar niet uitgeschakeld. Daarna slabakten de hervormingen. Het Turkse kemalistische establishment, dat beweert het gedachtegoed van Atatürkde stichter van de republiek, met name de scheiding van moskee en staat, te verdedigen en dat bestaat uit hoge ambtenaren, rechters, professoren, militairen, journalisten en zelfs uit de maffia, hield alles tegen wat het kon. Zo ontsnapte Erdogans AKP in 2008 maar op het nippertje aan ontbinding.

Dit jaar deed Erdogan een poging om de macht van dit blokkerende establishment te breken via een wijziging van de grondwet van 1982, die nog door de toenmalige militaire junta werd opgesteld. In april slaagde hij er in een aantal belangrijke hervormingen door het parlement te krijgen – die wel nog bij referendum moeten worden bevestigd omdat hij geen voldoende meerderheid had. Zo zal de structuur van de Hoge Raad voor Rechters een Aanklagers, die rechters en aanklagers benoemt, worden gewijzigd. Het aantal leden zal worden uitgebreid en de leden zullen door de president worden benoemd. Voorheen coöpteerde die raad zijn leden en benoemde vooral kemalistische rechters en aanklagers. Ook de structuur van het Grondwettelijk Hof, een ander kemalistisch bastion, zal worden gewijzigd. De rechters ervan zullen eveneens door de president worden benoemd. Zo kan op termijn het kemalistisch establishment worden gebroken. Enkel op het punt van de opheffing van politieke partijen heeft Erdogan bakzeil moeten halen. Hij wilde de mogelijkheden van de procureurs om partijen te verbieden flink inperken, maar ook in zijn eigen partij – die zoals gezegd in 2008 met één stem ontsnapte aan ontbinding – waren een aantal parlementsleden tegen. Ze wilden de mogelijkheid om naar believen Koerdische partijen te kunnen opdoeken niet geschrapt zien.

Vrede met de buren

Met het establishment breekt Erdogan ook door Turkije niet langer de het door het Westen toebedeelde rol van boeman voor de buurlanden te laten spelen. Vroeger had Turkije ruzie met al zijn buren en regiogenoten: de communistische landen, de Arabische, Iran (sedert de islamitische revolutie van 1979), Armenië…. Zijn enige bondgenoot in de regio was Israël. Een alliantie die gedoemd was weg te kwijnen wegens de solidariteit van de islamitische bevolking en de islamistische regering met hun geloofsgenoten. Én wegens het brutale door Israël gebruikte geweld tegen hen. Vooral de moord- en vernietigingspartij in Gaza van december 2008 tot januari 2009 heeft enorm veel kwaad bloed gezet. (2)

Al in 2003 begonnen Erdogan en zijn minister van Buitenlandse Zaken, Ahmet Davutoglu, aan een grondige herziening van de Turkse buitenlandse politiek. Alle problemen zijn nog lang niet opgelost maar de relaties met Iran, Irak, Syrië en Armenië zijn al veel verbeterd. Met Syrië is er zelfs sprake van een militaire samenwerking. En met Rusland, dat zo nauw niet toekijkt, werd begin mei een nucleair samenwerkingsakkoord gesloten.

Het laatste land om de relaties mee te verbeteren is de erfvijand Griekenland. Premier Erdogan bracht er een bezoek aan op 14 en 15 mei, vergezeld van zes ministers en een resem zakenlieden. Het komt het bankroete Griekenland goed uit, want in het kader van de onmin met Turkije gaf het handenvol geld uit aan defensie: het hoogste percentage, nl. 2,8% van zijn jaarlijks bbp, van de Europese Unie (gemiddeld 1,7%). Het gaat nu fors bezuinigen op zijn militaire uitgaven alhoewel het Internationaal Muntfonds dat niet vroeg – het IMF is immers een instelling van het Westen, die de voorkeur geeft aan kanonnen op boter.

Die militaire bezuinigingen zien het Westen, en de westerse bewapeningsindustrie, niet graag. Evenmin als het Westen graag ziet dat Turkije beste maatjes is met Iran en er zelfs een akkoord mee sloot om uranium voor Teheran te verrijken; dat het goede relaties heeft met de islamitische verzetsorganisatie Hamas in de Gaza Strook en dat het de banden ook aanhaalt in Afrika en met de Latijns-Amerikaanse landen die in het verzet zijn gegaan tegen de Amerikaanse hegemonie – president Lula van Brazilië was een medeondertekenaar van het uranium-akkoord tussen Turkije en Iran.

Het is duidelijk dat Turkije zich niet langer ten dienste stelt van het Westen, maar een eigen politiek wil voeren en zich een eigen invloedssfeer wil scheppen. Na een aantal jaren van zware financiële en economische crisissen, ook ten gevolge van de nefaste politiek en corruptie van de kemalistische partijen, lijkt Turkije sterk te groeien. Met zijn industriële capaciteit en een bevolking van 75 miljoen mensen, legt het gewicht in de schaal. Wil de EU Turkije niet, dan heeft Ankara een alternatief. Overigens heeft het een EU-lidmaatschap niet echt nodig: er is nu immers al volledige vrijhandel tussen Turkije en de EU.

(Uitpers nr. 121, 11de jg., juni 2010)

F
E
E
D

B
A
C
K