Corruptieschandaal
De populariteit van Erdogan is al een hele tijd tanende, maar nu blijkt de integere corruptiebestrijder zelf niet vies te zijn van enige malversaties. Drie van zijn ministers namen ontslag nadat hun zonen, samen met tientallen anderen, door de politie werden opgepakt in het kader van een grootscheeps onderzoek naar corruptie, witwas- en andere dubieuze praktijken. Het draait vooral rond gesjoemel met grote bouwwerken. Eén van de ontslagnemende ministers, Erdogan Bayraktar, die Milieu en Verstedelijking onder zijn hoede had, zei dat ook premier Erdogan eigenlijk zou moeten opstappen omdat die perfect op de hoogte zou zijn geweest van wat er gebeurde. Dat deed die vooralsnog altijd niet. Hij ging integendeel in de tegenaanval. Hij noemde het onderzoek een buitenlands complot om de groei en bloei van Turkije te dwarsbomen. Voorts besliste hij dat het gerecht voortaan het begin van zo’n grootschalige onderzoeken op voorhand zou moeten melden aan de autoriteiten. Tegelijkertijd werden een hele reeks politiemensen en rechters ontslagen of verplaatst. Ten slotte herschikte hij zijn regering grondig door tien nieuwe ministers te benoemen.
Het is maar de vraag of dit voldoende zal zijn om de beroering en de protesten in Turkije nog onder controle te krijgen. Waarnemers kijken al belangstellend uit naar het resultaat van de gemeenteraadsverkiezingen van maart a.s. En in juni worden er presidentsverkiezingen gehouden, waarvoor Erdogan is zich kandidaat wil stellen. Hij hoopt tegen die tijd een grondwetswijziging te kunnen doorvoeren, waardoor Turkije een presidentieel systeem zou krijgen zoals in de Verenigde Staten, Rusland en Frankrijk. Dat zou hem vrijwel almachtig maken. Maar die grondwetswijziging lijkt hij al te mogen vergeten, want zijn Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling (AKP) beschikt niet over de nodige stemmen in het parlement om die hervorming op eigen houtje te kunnen doordrijven. En de oppositie lijkt in de huidige omstandigheden niet bereid om hem te helpen. Ook in de AKP is er dissidentie. Ze telt immers ook vele aanhangers van Hizmat (Dienst), de confrerie van de moslimpredikant Fethullah Gülen, die na jarenlange samenwerking met Erdogan, de laatste jaren op een ramkoers is gekomen met de eerste minister. Als die zijn aanhangers opdracht geeft niet meer op Erdogan te stemmen, dan kan is het einde van zijn politieke carrière in zicht.
Necmettin Erbakan
De in 1954 in Istanboel in een conservatief islamitische familie geboren Erdogan, werd gezien zijn afkomst en strikte religieuze opvoeding al snel een aanhanger van de Nationale Heilspartij (MSP) van de islamist Necmettin Erbakan (1926-2011), die het in 1996 tot eerste minister bracht, maar in 1997 door het leger tot aftreden werd gedwongen omwille van zijn aanvallen op het seculiere karakter van de Turkse staat. Eerder had Erdogan via een snelle opgang in de partij in 1994 het burgemeesterschap van Istanboel veroverd. In 1998 moest hij ontslag nemen omdat hij veroordeeld werd tot 18 maanden gevangenisstraf wegens het voorlezen in de stad Siirt in december 1997 van een gedicht van Ziya Gökalp (1876-1924) en enige toevoegingen daarbij. “Democratie is slechts de trein die wij nemen totdat wij op onze bestemming zijn aangekomen. Minaretten zijn onze bajonetten, koepels onze helmen, moskeeën onze kazernes en gelovigen onze soldaten”, zei hij toen. Dat werd toen door de autoriteiten beschouwd als een regelrechte aanval op de door Kemal Pasha Atatürk (1881-1938) in 1923 opgerichte seculiere en modernistische Turkse Republiek. Die republiek, waarin leger, seculiere rechters, professoren en journalisten, een “diepe staat” vormden was toen al ernstig in diskrediet geraakt door drie formele (1960, 1971 en 1980) en één informele (in 1997) staatsgreep, door haar autoritair karakter en haar schendingen van de mensenrechten (geen vrijheid van mening, massale arbitraire arrestaties, foltering en fysieke eliminatie van politieke tegenstanders en van “separatisten” zoals de Koerden enz.). Bovendien stond het Turkse regime, dat solliciteerde voor lidmaatschap van de Europese Unie, onder zware druk van Europa, dat onder meer democratisering wilde, de rol van de militairen in het staatsbestuur wilde afschaffen en ook sterk de nadruk legde op de minderheidsrechten in Turkije.
Erdogan speelde daar handig op in en wist dat democratisering en vrijheid van mening de islamisten tot een sterke partij zou kunnen maken. Zijn mentor Erbakan was te rechtlijnig en te openlijk gericht op de omvorming van Turkije tot een islamitische staat, om die kans te grijpen. Het resultaat was een breuk met Erbakan in 2001 en de oprichting van de Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling (AKP), die in het Westen gunstig was onthaald omdat ze zich “gematigd” opstelde. De meeste westerse leiders waren al lang het citaat van Erdogan van 1997, vooral de zin “Democratie is slechts de trein die wij nemen totdat wij op onze bestemming zijn aangekomen” vergeten.
Electorale zeges en islamisering
Tot veler verrassing, ook van de partij zelf, won de AKP in november 2002 met 34% van de stemmen de algemene verkiezingen en werd Erdogan in 2003 eerste minister. Het was duidelijk dat de Turken verandering wilden. In 2007 liep het percentage bij de parlementsverkiezingen op tot 46% en in 2011 kreeg ze zelfs 50%. Een succesvolle politieke carrière dus. En aanvankelijk zag het er ook goed uit. Er volgden met steun van Europa een reeks hervormingen, die het land dichter bij de Europese politieke normen brachten. In 2005 reikte de premier de Koerden de hand. Zijn grootste triomf was dat hij de rol van de militairen wist te breken en daarna ook justitie grotendeels naar zijn hand wist te zetten, door de regering veel zeggenschap te geven in de benoemingen. Eens de militairen uitgeschakeld, en het gevaar van een staatsgreep uitgeschakeld, begon Erdogan met een voorzichtige islamisering. De voorbij paar jaren is die in een stroom versnelling gekomen door o.m. de afschaffing van het verbod van het dragen van de hoofddoek in openbare instellingen, zelfs in het parlement, door maatregelen tegen het gebruik van alcohol, door plannen om de scheiding tussen de geslachten weer door te voeren enz. Erdogan begon zich ook meer en meer autoritair te gedragen. Men begon van een “nieuwe sultan” te spreken in Turkije. Het Ottomaanse Rijk is zijn grote voorbeeld. Eerst op vreedzame manier. Hij wilde een buitenlandse politiek zonder conflicten met de buurlanden, de zgn. neo-Ottomaanse diplomatie om de banden met de buren aan te halen en een eigen blok te vormen om zo minder afhankelijk te worden van de VS en van Europa. Maar die politiek ligt op apegapen sedert Erdogan in Syrië de kant koos van de gewapende opstandelingen, waardoor zijn “vriend”, president Bashar al-Assad, een alawiet (een dissidenten sjiitische religieuze groep), plots zijn aartsvijand werd. Ook hierin speelt het Ottomaanse verleden een rol: de sultan was traditioneel de beschermer van de soennitische islam, een rol die Erdogan nu ook wil spelen. De droom een vazalstaat te maken van Syrië is nog altijd niet bewaarheid geworden door de verdeeldheid van het verzet en de militaire successen van president Assad. In die neo-Ottomaanse filosofie kunnen er ook geen rechten voor etnische minderheden zijn, want het gaat om de “oemma”, de gemeenschap van alle moslims, die voorrang heeft op particuliere wensen zoals het gebruik van de eigen taal. Het is dan ook geen wonder dat de jaren van discussies met de gevangen leider van de Koerdische Arbeiderspartij (PKK), Abdullah Öcalan, die al sedert 1985 een guerrilla voert, totnogtoe vrijwel niets opleverden. Het lang beloofde hervormingspakket dat Erdogan op 30 september jl. bekendmaakte, was een grote teleurstelling voor de Koerden. Ook het autoritarisme dat Erdogan tentoonspreidt – aanvallen op de persvrijheid door arrestaties van honderden journalisten en verbieden van publicaties, het gevangenzetten van duizenden politieke tegenstanders, massaprocessen die op een wraakoefening lijken tegen honderden militairen, en even zovele gerechtelijke onderzoeken tegen Koerdische militanten – droegen en dragen veel bij tot de onvrede.
Een uitbarsting kwam er eind mei toen jongeren het Gezi-park bij het centrale Taksim-plein in het centrum van Istanboel bezetten omwille van de plannen van Erdogan ook daar een moskee te bouwen en een verdwenen Ottomaanse kazerne te doen herrijzen, zij het als shopping center. Dat was de aanleiding, de manifestanten eisten ook vrijheid van meningsuiting en het aftreden van Erdogan. De beweging breidde zich uit tot het grootste deel van Turkije, het werd het grootste protest sedert het aantreden van Erdogan als premier. Het Gezi-plein werd op 15 juni dan wel ontruimd, sedertdien gaat er in Turkije bijna geen dag voorbij zonder een of andere actie. Het corruptieschandaal heeft het verzet weer aangewakkerd en opnieuw tot betogingen geleid.
Fethullah Gülen
Komt daarbij dat de strijd van Erdogan tegen de autoritaire republiek, en het leger daarvan, gevoerd werd in samenwerking met de confrerie van Fethullah Gülen. Maar Erdogan wil de macht niet meer delen met de predikant, die in ballingschap in de VS leeft maar heel wat aanhang heeft bij de politie en het gerecht. Het gaat veelal om mensen die in zijn scholen hebben gestudeerd en via zijn “dershanes”, instituten die een voorbereiding geven op de toelatingsexamens voor de universiteiten. Het plan van Erdogan om de dershanes te sluiten is blijkbaar een stap te ver voor de predikant. Waarnemers zijn ervan overtuigd dat Gülen, die via zijn netwerken goed op de hoogte is van wat er zich op het hoogste niveau afspeelt, de opdracht heeft gegeven aan de politie en aan het gerecht een onderzoek te openen naar corruptie en zo de positie van Erdogan in het gedrang te brengen. Ook kwam de Gülen-beweging met een uit 2004 daterend actieplan van de Nationale Veiligheidsplan, dat door Erdogan werd ondertekend, om de beweging aan te pakken. Fethullah Gülen heeft alvast een veldslag gewonnen tegen Erdogan.
Oorspronkelijke verschenen op Uitpers op 29 december 2013