Cizre na het laatste offensief van de Turkse strijdkrachten, april 2016.

Schond Turkije mensenrechten in het stadje Cizre? – Tatiana Scheltema

Gepubliceerd door Vrij Nederland op 13 juli 2017

Volgens de Turkse overheid werden in Cizre in Oost-Turkije alleen ‘terroristen’ gedood. Maar getuigen en mensenrechtenorganisaties vertellen een ander verhaal. Vandaag moet de Turkse regering antwoorden op vragen van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in 34 zaken over vermeende mensenrechtenschendingen tijdens het beleg van het stadje.

‘Ik wist niets over de verschrikkingen in Zuidoost-Turkije tot ik hier werd uitgenodigd,’ zei de Britse barrister Geoffrey Robertson, voormalig voorzitter van het Speciaal Hof voor Sierra Leone, vorig weekend in Den Haag voor een gezelschap Turks-Koerdische juristen en mensenrechtenactivisten. Daar werd op uitnodiging van de Nuhanovic Stichting gesproken over rechtsherstel voor de slachtoffers van het Turkse staatsgeweld in Cizre. Dat is niet zo vreemd: het gebied was ten tijde van het offensief hermetisch afgesloten voor journalisten en Europa was vooral bezig met het sluiten van een vluchtelingendeal met Turkije.

Tussen september 2015 en maart 2016 voerde het Turkse leger een zwaar offensief tegen verschillende steden in het oosten van het land nadat de YDG-H, een jongerenafsplitsing van de Koerdische PKK, in de zomer van 2015 in het stadje Cizre het zelfbestuur had uitgeroepen. Daarvoor werd de hele burgerbevolking gestraft. Het leger stelde een avondklok in en iedereen die zich buiten waagde – zelfs met een witte vlag – werd neergeschoten door sluipschutters. Ook ín hun huizen werden mensen doodgeschoten. Woonkamers werden vernield, hele wijken geëvacueerd en met de grond gelijkgemaakt. Achtergebleven burgers zaten zonder water, voedsel, stroom of medische zorg.

Het geweld nam orgastische vormen aan toen de gebouwen waaronder strijders, maar ook hele families, hun toevlucht hadden gezocht, werden gebombardeerd. Ze zaten als ratten in de val toen de veiligheidstroepen de schuilkelders onder de puinhopen in brand staken. Dat zou in drie verschillende kelders zijn gebeurd, waarbij tenminste 143 mensen, onder wie veel kinderen, omkwamen. ‘Er was niet één mensenrecht dat níet werd geschonden,’ zegt de toenmalige burgemeester van Cizre Leyla Imret, een jonge, blonde vrouw met holle ogen. ‘Haar assistent Metin Findik vult aan: ‘We moesten een balans vinden tussen in leven blijven en onze waardigheid bewaren. Er kwam rook naar buiten, we hoorden geschreeuw maar we konden niks doen. Ondertussen speelden ze militaire muziek.’

Strijders, maar ook families met kinderen, zaten als ratten in de val toen de veiligheidstroepen de schuilkelders onder de puinhopen in brand staken

Parlementariër Faysal Sariyildiz van de Turks-Koerdische partij HDP bivakkeerde tijdens de bombardementen in het gemeentehuis, tweehonderd meter verderop. ‘Ik stond voortdurend in contact met de mensen in de kelder en smeekte de overheid om hulp voor de gewonden. Er waren veel kinderen bij. Maar de ambulances werden tegengehouden door de veiligheidstroepen. We probeerden zelf te gaan helpen maar werden beschoten door sluipschutters.’

Na de moordpartijen probeerden de veiligheidstroepen hun sporen uit te wissen – zo werd het achtergebleven puin, inclusief stoffelijke resten van slachtoffers, op de oevers van de Tigris gedumpt. Officieel onderzoek naar mogelijke mensenrechtenschendingen kwam, zelfs na lang aandringen, nauwelijks op gang. Maar volgens verschillende mensenrechtenorganisaties, waaronder de UNHCR, is het bewijsmateriaal overweldigend. ‘Toen we de eerste kelder ingingen om bewijsmateriaal te verzamelen vond ik een verkoold onderkaakje,’ vertelt Sebnem Korur Fincanci, hoogleraar forensische geneeskunde aan de Universiteit van Istanboel en voorzitter van mensenrechtenorganisatie TIHV. ‘Ernaast lag een bril. Iedere brildrager weet dat een bril ongeveer even breed is als een onderkaak. De bril was veel breder, dus het kaakje was duidelijk van een kind.’

Rapportages als die van Korur Fincanci ondersteunen de 34 zaken die slachtoffers en nabestaanden tegen Turkije aanspanden bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Ook Nils Muižnieks, de Europese Mensenrechtencommissaris, mengde zich als amicus curiae (‘vriend van het Hof’) in de zaak.

De juristen en mensenrechtenactivisten in Den Haag hebben hun hoop op het Europese Hof gericht: het zal een eerste stap zijn in erkenning van het leed. Dat is al heel wat. Maar daarmee zijn de verantwoordelijken voor de wandaden in Oost-Turkije nog niet gestraft. En dat kan nog behoorlijk lastig worden, zegt advocaat Michiel Pestman in het Haagse zaaltje. Als advocaat van verdachten voor verschillende internationale tribunalen (zoals het ICC, het Joegoslavië Tribunaal en het Cambodja Tribunaal) weet Pestman als geen ander hoe moeilijk het is om individuele daders veroordeeld te krijgen. ‘Je moet niet alleen de hele chain of command aantonen, maar ook dat iemand de bevelen gaf terwijl hij wist dat er oorlogsmisdaden werden gepleegd. Welke eenheid de granaten naar binnen gegooid heeft en in opdracht van wie. Dat is bijna niet te doen. Je zult getuigenverklaringen moeten krijgen van insiders. Misschien wel van mensen – bijvoorbeeld Gülenisten – die na de coup van vorig jaar uit Turkije zijn gevlucht.’

En die mensen zijn er, al zit Nederland daar, anders dan bijvoorbeeld Duitsland, behoorlijk mee in de maag. Misschien zijn er wel militairen bij die bereid zijn om op anonieme basis verklaringen af te leggen, denkt Pestman. ‘Daar zullen de Koerden zelf onderzoek naar moeten doen, in Nederland en in Europa. Ze zouden kunnen beginnen met anonieme verklaringen te verzamelen. Zonder dat kom je er niet.’

F
E
E
D

B
A
C
K